Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Geluidverkaveling en bestemmingsplan

In deze nieuwsbrief brengen wij de uitspraak van de Afdeling van 11 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:705) onder uw aandacht. In deze uitspraak staat het door de gemeenteraad van Sliedrecht vastgestelde bestemmingsplan 'Molendijk-Industrieweg' centraal. Appellanten bestrijden in beroep de in het bestemmingsplan opgenomen geluidverkaveling.

Rachid Benhadi 16 maart 2015

Lees

hier

de uitspraak van de Afdeling van 11 maart 2015.

Essentie

Het vastleggen van een geluidverkaveling in een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant indien daarmee wordt beoogd een doelmatige verdeling van de beschikbare geluidruimte over de diverse percelen van het industrieterrein, en daarmee een doelmatig grondgebruik, te waarborgen. Artikel 3.1 van de Wro, de Wet geluidhinder noch de Wabo staan hieraan in de weg. Verder overweegt de Afdeling dat de in de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft op het geluidverdeelplan dat onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan. Het verbinden van voorwaarden aan deze wijzigingsbevoegdheid conflicteert niet met de Wet geluidhinder.

Nader bekeken

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een gezoneerd industrieterrein (artikel 40 van de Wet geluidhinder) en bevat een geluidverkaveling. De systematiek van het bestemmingsplan komt er in de kern op neer dat in de planregels en de verbeelding de geluidruimte per perceel juridisch bindend is vastgelegd. Appellanten betogen dat milieunormen niet in een bestemmingsplan thuishoren. Bovendien, zo stellen zij, zijn deze gebruiksregels overbodig, aangezien de betrokken bedrijven zich op grond van hun milieuvergunning en de geluidzone al aan de aan hen vergunde geluidruimte dienen te houden. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 4 februari 2015 (

ECLI:NL:RVS:2015:237

) reeds overwogen dat het opnemen van een geluidverkaveling in een bestemmingsplan een ruimtelijk relevant karakter heeft en om die reden aanvaardbaar is. In de hierboven opgenomen uitspraak herhaalt de Afdeling haar eerdere overwegingen dat artikel 3.1 van de Wro, de Wet geluidhinder noch de Wabo in de weg staan aan het opnemen van een geluidverkaveling in een bestemmingsplan.

In de planregels is tevens een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6 lid 1 van de Wro) opgenomen. Met toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders het zonebeheerplan en het (daarvan onderdeel uitmakende) geluidverdeelplan wijzigen indien vernieuwde inzichten, bedrijfsontwikkelingen en/of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Deze wijzigingsbevoegdheid is opmerkelijk omdat uitsluitend het in het zonebeheerplan opgenomen geluidverdeelplan onderdeel uitmaakt van de planregels. Voor het overige maakt het zonebeheerplan geen onderdeel uit van de planregeling. Appellanten stellen dat de in de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid in strijd is met de Wet geluidhinder. Zij wijzen erop dat het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid aan voorwaarden is gebonden, terwijl artikel 164 van de Wgh geen voorwaarden stelt aan het vaststellen (en/of wijzigen) van een zonebeheerplan. Verder stellen zij dat de wijziging van het geluidverdeelplan met onvoldoende waarborgen is omkleed. Beide betogen worden door de Afdeling gepasseerd. De Afdeling overweegt het volgende:

"3.4. De verwijzing in artikel 3, lid 3.4, onder b, van de planregels naar het zonebeheerplan d.d. februari 2012 betreft een zogenoemde statische verwijzing. De inhoud van het geluidverdeelplan dat een onderdeel is van dit zonebeheerplan maakt daarmee deel uit van het plan. Weliswaar behoudt het college zijn bevoegdheid op grond van artikel 164 van de Wgh, maar het toepassing geven aan deze bevoegdheid staat los van de bevoegdheid om het geluidverdeelplan, dat onderdeel is van het bestemmingsplan, met toepassing van de bestreden wijzigingsbevoegdheid te wijzigen. In zoverre bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in strijd met de Wgh een wijzigingsbevoegdheid heeft opgenomen voor de wijziging van het geluidverdeelplan als onderdeel van het bestemmingsplan.

Voor zover [appellant sub 2] en anderen betogen dat de wijziging van het geluidverdeelplan met onvoldoende waarborgen is omkleed, overweegt de Afdeling dat bij wijziging van het geluidverdeelplan, als onderdeel van het bestemmingsplan, de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure dient te worden gevolgd. Tegen een besluit tot wijziging van het plan staat rechtsbescherming open. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de procedure tot wijziging van het geluidverdeelplan, dat onderdeel is van het bestemmingsplan, met onvoldoende waarborgen is omkleed."

Artikel delen