De herziening van de Woningwet, die in 2015 in werking trad, wordt dit jaar geëvalueerd. Tijdens de evaluatie laat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de doeltreffendheid en effecten van de herziening onderzoeken. Daarbij worden ook de (ongewenste) neveneffecten meegenomen. Hoe de corporatiesector functioneert en hoe corporaties de wet naleven, maakt geen onderdeel uit van de evaluatie. Hoe woningcorporaties, gemeenten en huurders de wijzigingen in de wet ervaren wel. De evaluatie moet eind 2018 gereed zijn.
De invoering van de verschillende maatregelen is vrij ingrijpend geweest voor de corporatiesector. Mogelijk zijn nog niet alle effecten van de herziene Woningwet goed zichtbaar. Deze evaluatie kan helpen scherp te krijgen wat goed en wat minder goed werkt. De uitkomsten kunnen mogelijk leiden tot nieuwe beleidsvoorstellen of wetswijzigingen.
De doelmatigheid en effecten worden in kaart gebracht aan de hand van drie sporen. Via enquêtes en verdiepende interviews worden woningcorporaties en andere partijen uit de sector actief benaderd voor hun inbreng aan de evaluatie. Voor alle sporen worden aparte rapportages opgeleverd.
Spoor 1: Cijfermatige ontwikkelingen
Het evaluatierapport zal een feitelijke, cijfermatige weergave van ontwikkelingen geven, die zich hebben voorgedaan ten aanzien van de hoofddoelen van de herziening van de Woningwet. Waar mogelijk wordt de situatie van 2014 (het laatste volledige jaar van de oude Woningwet) vergeleken met 2017 (het meest recente volledige kalenderjaar na inwerkingtreding van de herziening). Een aanzienlijk deel van de benodigde informatie wordt gehaald uit de verantwoordingsinformatie (dVi) en de prospectieve informatie (dPi), die woningcorporaties jaarlijks aanleveren. De overige gegevens zijn afkomstig uit regulier uitgevoerde onderzoeken, zoals de analyse van prestatieafspraken, en informatie die beschikbaar is bij de Autoriteit woningcorporaties (Aw).
Spoor 2: Gewijzigd toezicht- en saneringsstelsel
In de herziene Woningwet is de organisatie en inrichting van het extern toezicht gewijzigd. Het toezicht wordt sindsdien uitgevoerd door de Aw, die is ondergebracht bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Ook is de saneringstaak gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Het WSW staat onder toezicht van de Aw. Het doel van deze maatregelen is het verbeteren van het externe toezicht op de sector en het verbeteren van de aansluiting tussen sanering en borging. Tevens moeten wijzigingen in de rolverdeling en afstemming tussen Aw en WSW leiden tot een evenwichtig en effectieve werking van het toezichtstelsel. In dit spoor laat BZK onderzoeken of en in hoeverre deze gewijzigde inrichting hieraan heeft bijgedragen. Daarnaast wordt gekeken naar de uitvoering van deze toezicht- en saneringstaken.
Ten behoeve van dit onderzoek worden interviews gehouden met de betrokken partijen; de Aw, het WSW, de ILT en het ministerie van BZK. Ook worden woningcorporaties bevraagd om de effecten van de herziene vormgeving voor de ondertoezichtgestelden te onderzoeken.
Ervaringen en effecten (spoor 3)
Om in beeld te krijgen wat de effecten zijn van de gewijzigde regelgeving voor betrokken partijen worden corporaties, gemeenten, huurders en marktpartijen gevraagd naar hun ervaringen met de herziening van de Woningwet. Dit gebeurt door middel van enquêtes en door verdiepende interviews met ruim 100 partijen uit de sector. Betrokkenen worden bevraagd hoe zij de effectiviteit van de maatregelen ervaren en welke neveneffecten zij zien. De hoofdvragen zijn:
1. Hoe en in welke mate worden, in de ervaring van partijen, de specifieke doelen van de verschillende maatregelen in de Woningwet bereikt?
2. Hoe en in welke mate dragen, in de ervaring van partijen, de verschillende maatregelen in de Woningwet bij aan één of meer van de zes genoemde hoofddoelen van de wet?
3. Welke neveneffecten ervaren de verschillende partijen van de verschillende maatregelen?
Beoogde doelen van de herziene Woningwet
In de evaluatie zullen alle belangrijke themas en maatregelen van de herziening van de Woningwet worden onderzocht. Hierbij wordt steeds getoetst of met de herziening en de genomen maatregelen de beoogde doelen zijn bereikt. De volgende doelen waren beoogd met de herziene Woningwet:
1. Terug naar de kerntaak van corporaties.
2. Versterking positie gemeenten en huurdersorganisaties.
3. Bescherming maatschappelijk bestemd vermogen.
4. Voorkomen marktverstoring.
5. Verbetering van governance en toezicht.
6. Wettelijke basis bieden aan wooncoöperaties.
Planning en proces
Tijdens het hele proces van de evaluatie is er een klankbordgroep waarin zal worden gesproken over (tussentijdse) resultaten, over het duiden van resultaten en over de conclusies die daaraan verbonden worden. De klankbordgroep bestaat uit de volgende partijen: Aw, WSW, Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Aedes, Woonbond, Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW), Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland (SVWN), Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IVBN) en het ministerie van BZK.
Tot na de zomer 2018 worden gegevens verzameld van de bovengenoemde drie sporen. Externe onderzoekbureaus zullen diverse belanghebbende partijen benaderen voor enquêtes en verdiepende interviews. Medewerking van deze belanghebbenden draagt bij aan de kwaliteit van de evaluatie.
Vanaf de zomer worden de onderzoeksresultaten geanalyseerd en van conclusies voorzien. Hiervoor worden diverse experts geraadpleegd en wordt met de bestuurlijke partijen uit de klankbordgroep gesproken.
De evaluatie zal eind 2018 gereed zijn en wordt door de minister van BZK aan de Tweede Kamer gestuurd.