Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Een recreatiewoning is een geurgevoelig object ondanks schrappen van ‘regelmatig’ verblijven mensen uit begripsbepaling

"De Afdeling heeft reeds in de uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200900791/1/M2 overwogen dat een recreatiewoning, gezien de in artikel 1 van de Wgv gegeven definitie, als een geurgevoelig object in de zin van dit artikel dient te worden aangemerkt."

StAB 2 maart 2015

Veehouderij en camping. Verblijfsduur. Afstandsnormen. Wgv. Geurberekeningen. Onderzoek. Achtergrondbelasting.

De Afdeling heeft reeds in de uitspraak van 23 september 2009 in zaak nr. 200900791/1/M2 overwogen dat een recreatiewoning, gezien de in artikel 1 van de Wgv gegeven definitie, als een geurgevoelig object in de zin van dit artikel dient te worden aangemerkt. De raad stelt terecht dat in de uitspraak van 13 februari 2013 in zaak nr. 201111498/1/T1/R4 is overwogen dat, anders dan is geoordeeld in onder meer de uitspraken van 1 september 2010 in zaak nr. 200909701/1/R1 en van 11 april 2012 in zaak nr. 201109676/1/A1, uit de wetsgeschiedenis en met name uit het aannemen van het amendement van Van der Vlies c.s., waarmee is besloten de term regelmatig uit de begripsomschrijving van het begrip geurgevoelig object weg te laten, volgt dat de Wgv, gelet op de begripsomschrijving van een geurgevoelig object, alleen bescherming biedt aan personen tegen langdurige blootstelling aan geurhinder in gebouwen.

Uit die uitspraak, die betrekking had op de geurgevoeligheid van een sanitairgebouw en gebouwen voor onderhoud en beheer op een camping, kan echter niet worden afgeleid dat de Afdeling recreatiewoningen niet meer als geurgevoelig object in de zin van de Wgv aanmerkt. Anders dan de raad betoogt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in dit geval geen sprake is van de mogelijkheid tot een langdurig verblijf in de recreatiewoningen en vaste kampeermiddelen.Nu niet is uitgesloten dat de veehouderij thans nog uitbreidingsmogelijkheden heeft, is in het geuronderzoek bij het bepalen van de geurcontour ten onrechte de bestaande en vergunde bedrijfsbebouwing als uitgangspunt genomen.

Niet is gebleken dat de raad rekening heeft gehouden met de maximale mogelijkheden van de omliggende veehouderijen. Gelet hierop heeft de raad zich niet zonder nadere motivering op het standpunt kunnen stellen dat de achtergrondbelasting bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat in dit geval niet in aanmerking dient te worden genomen.De Afdeling overweegt, zoals reeds eerder is overwogen, dat de geurnormen waar appellanten zich op beroepen, zowel de belangen van de omwonenden bij een goed woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een ongehinderde bedrijfsuitoefening beogen te waarborgen.

Link naar de uitspraak:

201400171/1/R1

Andere samenvattingen van de uitspraak:

Artikel delen