Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Duurzaamheid in een bestemmingsplan kan wél

Wie de duurzaamheidsvisies van gemeenten leest, vraagt zich af waarom men zich bij het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) zo druk maakt om de klimaatverandering. Het voor zichzelf kunnen zorgen op het gebied van (duurzame) energie, water, hergebruik van grondstoffen en vaak ook het behoud van de biodiversiteit, zijn centrale thema’s in zorgvuldig opgestelde beleidsnota’s. Complete gemeenten worden klimaatneutraal en dit alles zou het liefst al in 2020 moeten zijn bereikt.

22 april 2014

Wie de duurzaamheidsvisies van gemeenten leest, vraagt zich af waarom men zich bij het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) zo druk maakt om de klimaatverandering. Het voor zichzelf kunnen zorgen op het gebied van (duurzame) energie, water, hergebruik van grondstoffen en vaak ook het behoud van de biodiversiteit, zijn centrale thema's in zorgvuldig opgestelde beleidsnota's. Complete gemeenten worden klimaatneutraal en dit alles zou het liefst al in 2020 moeten zijn bereikt. In deze zelfde gemeenten zijn vaak bewoners, al dan niet in comités georganiseerd, bezig om allerlei sympathieke ontwikkelingen op touw te zetten: stadslandbouw, invliegopeningen voor zwaluwen in de gevels van gebouwen en gezamenlijke inkoop van zonnepanelen, noem het maar op. Opvallend is dat gemeenten hun juridisch instrumentarium nog zelden op (ruimte voor) duurzaamheid hebben ingericht.

Bij iedere ontwikkeling is het noodzakelijk om gereedschap te gebruiken om het betreffende idee te realiseren. Dit geldt voor een gebouw, waar de timmerman een hamer gebruikt om spijkers in de balk te slaan. Ook om het idee van een duurzame wereld te realiseren is gereedschap nodig. Gereedschap zoals juridisch handhaafbare instrumenten. Het bestemmingsplan (en zeker ook het toekomstig omgevingsplan, dat op grond van een nieuwe Omgevingswet in de plaats komt voor het bestemmingsplan) kan daarvoor dienst doen. Dit omdat in een bestemmingsplan een concreet toetsingskader kan worden opgenomen voor toekomstige grote, maar ook kleine ontwikkelingen. Niet dat het bestemmingsplan het alles zaligmakende instrument is om duurzaamheidsdoelstellingen te verwezenlijken, maar een bijdrage daaraan kan met dit instrument zeker worden geleverd. Omdat er nog vaak getwijfeld wordt aan de juridische mogelijkheden om het bestemmingsplan te gebruiken om duurzaamheidsdoelstellingen te stimuleren, zijn er maar weinig overheden die dit doen.

Sinds 1998 leeft het idee dat het bestemmingsplan geen betrekking kan hebben op duurzaamheid. Aanleiding daarvoor lag in de uitspraak op het bestemmingsplan IJ-oevers van Amsterdam (ABRvS 9 juni 1998, nr. E01.95.0148 BR 1998, 936). Het betreffende plan had regels opgenomen ten aanzien van energieprestaties van gebouwen. Dit mocht niet, omdat de Woningwet daar al volledig in voorzag. Voor andere duurzaamheidsaspecten geldt veelal niet dat bestaande wetgeving al een (volledig) kader biedt, waardoor het bestemmingsplan wel mogelijkheden heeft om regels te stellen. Het onderdeel energieprestatie' in de uitspraak is in de vakwereld echter snel verbasterd naar het bredere begrip duurzaamheid'. Nu de Tweede Kamer heeft besloten de epc in 2015 te verlagen naar 0,4, is het onderdeel energieprestaties inmiddels ook inhoudelijk afgedekt. Nu is het tijd om ook aan de andere onderwerpen die worden genoemd in de duurzaamheidsvisies te gaan denken.

Het bestemmingsplan mag duurzaamheid regelen als dit een direct verband houdt met de bestemming die aan het bestemmingsplangebied wordt toegekend. De regels van het plan moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van deze gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden. Net als bij andere onderwerpen in de ruimtelijke ordening kunnen deze regels uitgaan van de volgende vier thema's:

  • Toestaan van gebruik en bouwwerken;

  • Voorwaarden stellen door middel van voorwaardelijke bepalingen;

  • Uitsluiten van ongewenste ontwikkelingen;

  • Belonen van wenselijke initiatieven door middel van extra (planologische) ruimte.

Uitspraken (zoals ABRvS 1 augustus 2007, 200608981/1 en 22 augustus 2007, 200609161/1) laten zien dat het aspect energieopwekking een expliciete regeling vraagt in het bestemmingsplan. Standslandbouw is nu in de bestemming Groen' zelden toegestaan. Een voorwaardelijke regeling voor een natuurvriendelijke inrichting van een groen- of oeverstrook is ruimtelijk goed te motiveren (zie bijvoorbeeld ABRvS 27 maart 2013, 201207066/1). En waarom zou een gemeente op een duurzaam bedrijventerrein de vestiging van inrichtingen die met fossiele bronnen energie produceren niet kunnen inperken, of daar voorwaarden aan kunnen stellen? Dit in de wetenschap dat dergelijke inrichtingen circa 35 procent van de totale uitstoot van CO

2

beslaan.

Het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium kan, en soms moet het zelfs, de deur openen voor duurzame ontwikkelingen. Nu de overheid zelf niks te besteden heeft, moeten deze ontwikkelingen van burgers en marktpartijen komen. Het minste (en goedkoopste) wat een overheid dan kan doen is zorgen dat duurzame ontwikkelingen dan ook zijn toegestaan.

BügelHajema Adviseurs

Michiel Mosterman

m.mosterman@bugelhajema.nl

Artikel delen