Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De spanning tussen ruimte laten en waar nodig (bij)sturen

In Schagen komt er weer beweging in het programma Omgevingswet na een poosje van stilstand. Hoe dat komt, vertelt programmamanager Mirjam Smakman in de rubriek Programmamanagers Omgevingswet aan het woord. Er is ook nieuw interview met Anne Langenesch van Zaanstad.

VNG 20 maart 2018

In Schagen was discussie ontstaan over de projectopdracht. Het idee was: focus op de omgevingsvisie en laat de andere onderdelen even rusten. Toen Smakman wat langer had nagedacht over de gevolgen van dat idee, zat het haar niet lekker. 'De samenhang was eruit.' Ze ging erover in discussie met haar opdrachtgevers en kreeg gehoor.

Informeel

In veel gemeenten hikken gemeenteraden - en ook ambtenaren - aan tegen het schrappen van regels en 'loslaten'. Maar in Zaanstad gaat het soepel, de gemeenteraad is er al jaren bij betrokken. In een informeel 'omgevingscarré' denken raadsleden die betrokken zijn op het fysiek domein over alles mee. Dat is prettig en inspirerend, vertelt programmamanager Anne Langenesch.

De spanning tussen ruimte laten en waar nodig (bij)sturen

Nieuwe wettelijke instrumenten, een grootscheepse informatievoorzieningsoperatie en anders gaan werken. De invoering van de Omgevingswet is een flinke kluif voor gemeenten. Hoe doen ze dat in de praktijk?

De VNG volgt Anne Langenesch, programmamanager Omgevingswet in de gemeente Zaanstad.

Bestuursadviseur Sarah Ros noemde Zaanstad laatst in een interview als goed voorbeeld. In veel plaatsen hikken gemeenteraden er tegenaan om regels te schrappen en los te laten. In Zaanstad is dat gebeurd in nauwe afstemming met de gemeenteraad. Hoe hebben jullie dat aangepakt?

We zijn jaren geleden begonnen met het ontslakken van gebiedsontwikkeling, dat wil zeggen dat we al het sectorale beleid dat van toepassing was op gebiedsontwikkeling hebben doorgepluisd.

Alles wat overbodig was, hebben we ingetrokken samen met de gemeenteraad. Dat was een flinke opruiming op beleidsmatig niveau.

Daarnaast hebben we gezegd: we willen als overheid veel meer verschil maken tussen het ene en het andere gebied. In de ene wijk zijn sociaaleconomische opgaven het meest urgent, in de andere wijk gaat het veel meer over het beschermen van leefbaarheid en historische kenmerken. In de crisistijd die nu gelukkig voorbij is, hebben we met de gemeenteraad veel nagedacht over hoe we als gemeente kunnen omgaan met die verschillen. We hebben daarvoor verschillende typen gebieden gedefinieerd.

De vervolgstap op het ontslakken en de discussie over verschillende gebiedstypen was het maken van één Zaanse omgevingsverordening. De zeventien verschillende verordeningen die we eerst hadden, gaan daarin op.

Hoever ben je daar nu mee?

We zijn ambtelijk klaar met de analyse, een document met richtinggevende keuzes gaat binnenkort naar B en W. Welke regels houden we aan? Wat moet er vernieuwd worden, en wat nemen we onverkort mee? De winst is dat we de verordeningen eenduidiger hebben gemaakt; een soort apk-keuring voor alle regels door een breed team waarin verschillende expertises bij elkaar zitten: handhavers, beleidsmedewerkers, juristen en vergunningverleners. Zij versterken elkaar.

Wat kwam je allemaal tegen?

We zien regels die niet meer nodig zijn omdat er landelijke regels voor in de plaats zijn gekomen, dat hoeven we dan lokaal niet nog eens te regelen. Ook zagen we verschillen tussen verordeningen in de wijze van stellen. Dat hebben we meer gelijk getrokken.

We hebben ook onderzoek gedaan onder bewoners en bedrijven, naar hun ervaringen met de verschillende regelingen.

Daaruit blijkt dat mensen over het algemeen wel tevreden zijn, en dat verandering niet altijd op prijs wordt gesteld. Dat is voor mij wel een

eyeopener

omdat ik gericht ben op vernieuwen en verbeteren. Een aantal bedrijven gaven duidelijk het belang van continuïteit aan. Wat goed werkt is goed. Niet alles moet altijd anders.

Hoe komt het dat de gemeenteraad in Zaanstad zo soepel overschakelt naar een andere manier van werken?

Mogelijk door de informele manier van werken waar we bij de decentralisaties al ervaring mee hebben opgedaan. Een groep raadsleden die betrokken is op het fysiek domein heeft het omgevingscarré ingesteld. Daarmee werken we op een workshopachtige manier. De benadering is eerder technisch dan politiek. Laatst was er bijvoorbeeld een sessie waarbij we met de benen op tafel hebben gediscussieerd over waarden: wat vind je nou echt belangrijk in de leefomgeving? We hebben ook een keer in kleine groepen een gebiedsontwikkeling helemaal doorgelopen.

Veel dingen die we met de medewerkers van de organisatie doen, doen we ook met leden van de gemeenteraad.

Heb je bij jullie dan niet die aarzeling van minder regelen geeft risico op conflicten en willekeur?

Jawel, ik herken dat wel. Ook bij ons zijn er zowel in de raad als in de ambtelijke organisatie zorgen, bijvoorbeeld over de zeggenschap van de raad over omgevingsvergunningen die afwijken van het omgevingsplan. Ruimte geven is niet hetzelfde als je verantwoordelijkheid loslaten. We gaan daarom een monitor ontwikkelen. Een werkwijze om in beeld te brengen of de regels doen wat de bedoeling is. Dat is belangrijk om de verantwoordelijkheid voor de fysieke leefomgeving in de toekomst zeker te stellen. Dat kwam prominent aan de orde bij de discussie over het Hembrugterrein, dat was een mooi debat.

Enerzijds is iedereen het erover eens dat we ruimte willen geven voor ontwikkeling, maar als het de verkeerde kant op gaat moet je ook wel kunnen bijsturen.

En in de organisatie? Is daar weerstand tegen anders werken?

Jawel, het geeft soms spanning bij medewerkers, maar anderen hebben er juist veel zin in. Dat is hier niet anders dan elders. Het centraal stellen van het gebied en de gebruikers gaat niet vanzelf.

Je moet je eigen beroepsblik vergelijken met de zienswijze van iemand uit een andere hoek.

Morgen hebben we zon bijeenkomst. We gaan met een gemengd team van bestemmingsplanjuristen, handhavers en ICTers nadenken over toepasbare regels met ondersteuning van een extern bureau. Hoe kun je een regel zo maken dat een initiatiefnemer na het doorlopen van een vragenboom, een vergunning heeft? Dan moet je echt in de huid kruipen van een aanvrager. Waar moet je dan rekening mee houden als je straks nieuwe regels gaat schrijven? Dat is ook weer een vorm van heel anders werken.

In Schagen is er weer beweging in het programma Omgevingswet

Nieuwe wettelijke instrumenten, een grootscheepse informatievoorzieningsoperatie en anders gaan werken. De invoering van de Omgevingswet is een flinke kluif voor gemeenten. Hoe doen ze dat?

De VNG volgt Mirjam Smakman, programmamanager Omgevingswet in de gemeente Schagen.

Ons praatje is al een paar keer opgeschort. Wat is er aan de hand?

Intern hebben we best discussie gehad over de projectopdracht. Een gesprek met mijn opdrachtgevers, anderhalve maand geleden, mondde uit in de conclusie dat ik het programma voorlopig zou richten op het opstellen van een omgevingsvisie (programmaonderdeel Beleid en regelgeving). De andere programma-elementen zouden we laten rusten, tenzij er iets moest gebeuren dat nodig was voor de omgevingsvisie. De andere onderdelen zijn: Anders werken, Digitalisering, Organisatie en processen.

Waar kwam dat vandaan?

Een combinatie van factoren: door het uitstel van de ingangsdatum is de druk een beetje van de ketel en de komende raadsverkiezingen dragen evenmin bij aan een gevoel van urgentie. Zelf ben ik ook druk geweest met allerlei andere taken voor het team Economische zaken, toerisme en recreatie en met ambtelijk horen voor de bezwaarschriftenprocedure. Enfin, allemaal zaken die ook moeten gebeuren en die voorrang hebben.

Het klinkt alsof het programma Omgevingswet in een lage versnelling is gezet. Wat vind je daarvan?

De consequenties drongen in feite pas later tot me door.

Het leek niet onlogisch om te focussen op de omgevingsvisie. Maar toen ik er in de dagen daarna over nadacht, realiseerde ik me dat de opdracht zo wel heel erg was platgeslagen.

Het zat me ook niet lekker dat ik nog steeds niet in beeld had wat we op de verschillende onderdelen nu eigenlijk precies moeten doen. We hebben nog niet meer dan een globaal beeld. Dat voelt niet goed als je programmamanager bent. Toen ik naar aanleiding van het gesprek met de opdrachtgevers mijn projectopdracht ging herschrijven, kwam ik tot de slotsom dat dit zo niet ging werken. Er zat geen samenhang meer in, we zouden gaan stilzitten op onderdelen waarvoor het wel degelijk nodig is om aan de slag te gaan.

Wat heb je daarmee gedaan?

In het volgende gesprek met mijn ambtelijk opdrachtgever heb ik mijn zorgen op tafel gelegd. Hij snapte mij wel en we hebben er lang over doorgepraat. Hoe moeten we omgaan met de schaarse tijd die we ter beschikking hebben? Wat doen we wel en wat niet? Wat is haalbaar en logisch om te gaan doen?

Wat is de uitkomst van dat gesprek?

Wij gaan eerst impactanalyses doen voor alle vier de programmaonderdelen. Mijn eerste stap is nu dat ik daarvoor een plan van aanpak maak. Deze week heb ik daarvoor een bijeenkomst gepland met de mensen in het kernteam Omgevingswet. Hierin zitten de projectleiders van de verschillende programmaonderdelen, een financieel adviseur en een communicatieadviseur. Dat zijn adviseurs van Personeel en Organisatie (Anders werken), Informatiemanagement (Digitalisering), Financiën, Communicatie en een projectleider voor Beleid en regelgeving.

Zelf sta ik aan de lat voor het programmaonderdeel Organisatie en processen. Samen gaan we kijken wie we er allemaal bij nodig hebben, en dan moeten we met de afdelingen aan de slag.

De uitkomst van de impactanalyse is de input voor het uitvoeringsplan. Bij Anders werken moeten we bijvoorbeeld kijken naar een opleidingsplan. Wat willen we gaan doen en hoe zetten we het in de tijd uit? Misschien moeten we ook al aan de slag met functiebeschrijvingen om helder op tafel te krijgen wat voor medewerkers we nu precies zoeken. Zelf vind ik Anders werken het lastigste aspect, het is moeilijk concreet te maken. Wat moeten de medewerkers nu precies anders gaan doen?

En hoe ga je aan de slag met de omgevingsvisie?

Vorige week hebben we een eerste bijeenkomst gehouden met de projectgroep Beleid en regelgeving. Het viel niet mee om alle disciplines aan tafel te krijgen. Eerst discussie over wie in deze projectgroep moeten zitten, vervolgens is het agenda-technisch lastig om een datum te prikken. Daar wreekt zich ook dat de druk vanuit de organisatie om ermee aan de slag te gaan minder groot is. Iedereen is knetterdruk met zn dagelijkse taken, de verkiezingen staan voor de deur en dan is er die Omgevingswet die pas ingaat in 2021. Houd de mensen daar maar eens voor gemotiveerd. Ook mijn eigen uren kwamen onder druk te staan omdat er menskracht nodig was voor een project. De suggestie was dat ik dat wel kon doen.

Hoe heb je daarop gereageerd?

Ook dat heb ik intern besproken. Besloten is dat we doorgaan met de Omgevingswet. Niet alleen vanwege die wet, maar ook omdat de samenleving van de overheid verlangt dat we anders gaan werken. Net als bij de decentralisaties is er behoefte aan maatwerk. Meer ruimte geven aan inwoners, minder regels en medewerkers die daar ook anders mee omgaan. Maar goed, als de opdracht was geweest om dat project te gaan doen, had ik me daaraan gecommitteerd. Ik ben wel blij dat het anders is gelopen.

En wat doe je nu om het commitment van de hele organisatie aan de Omgevingswet te versterken?

Ik verwacht dat het beginnen met de omgevingsvisie zal werken als een vliegwiel.

Het is heel concreet en wat ook helpt is dat buurgemeenten al volop met de omgevingsvisie bezig zijn.

Ook is er een provinciale omgevingsvisie in de maak en hebben we het in de regio over een regionale omgevingsvisie. Dat leidt al tot wat beweging, omdat wij nog geen omgevingsvisie hebben. Binnenkort ga ik weer langs bij het managementteam, en gaat de projectopdracht met planning naar college en raad. Langzaam maar zeker komt er weer beweging in het programma Omgevingswet.

Artikel delen