Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De positie van aangewezen warmtebedrijven in de Warmtewet 2

Een aanzienlijk deel van de regels in het ontwerp voor de Warmtewet 2 is gekoppeld aan de status van een leverancier van warmte. Zoals aangegeven in ons ‘parapublog’, zijn er vier soorten warmteleveranciers te onderscheiden:

6 juli 2020

Artikelen

Artikelen

  • gewone / aangewezen warmtebedrijven;

  • kleine warmtebedrijven (max. 500 kleinverbruikersaansluitingen);

  • warmteleverende VvE’s / verhuurders; en

  • ‘mini-warmtebedrijven’ (max. 10 kleinverbruikersaansluitingen).

Elk van deze leveranciers kent een eigen regime. De belangrijkste verplichtingen die daarbij horen, bespreken wij hieronder.

Aangewezen warmtebedrijven

De kern van de positie van het aangewezen warmtebedrijf bestaat uit zijn integrale verantwoordelijkheid voor de realisatie en exploitatie van het collectief warmtesysteem binnen ‘zijn’ kavel; de integrale ketenverantwoordelijkheid. Een belangrijk element hiervan is dat het aangewezen warmtebedrijf verplicht het economisch eigendom van het warmtenet, dat onderdeel uitmaakt van dit collectief warmtesysteem, moet hebben. Dit betekent, de definitie van ‘economisch eigendom’ volgend, dat het warmtebedrijf krachtens een rechtsverhouding gerechtigd moet zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van het warmtenet, met uitzondering van het recht op levering, en gehouden moet zijn om alle verplichtingen ten aanzien van het warmtenet voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan daarvan te dragen, zonder dat het goed geleverd is. Ofwel: het warmtebedrijf hoeft geen juridisch eigenaar te zijn, maar moet wel alle rechten en verplichtingen van een juridisch eigenaar ten aanzien van het warmtenet ‘hebben’.

Deze integrale verantwoordelijkheid omvat ten eerste de verplichting om het collectief warmtesysteem op een doelmatige wijze (dus zonder overbodige kosten te maken) aan te leggen. Daarbij moet het warmtebedrijf woningen en gebouwen in de aan hem toegewezen kavel aansluiten op het collectief warmtesysteem. Op die aansluitingsplicht bestaat een aantal uitzonderingen; als de gebouweigenaar tijdig heeft aangegeven niet aangesloten te willen worden (‘opt-out’), wanneer aansluiting of warmtelevering bij het gebouw technisch niet mogelijk is en ‘als de overige aan het warmtebedrijf opgedragen taken en verplichtingen daardoor niet uitgevoerd kunnen worden’ (hier lijkt een ‘economische escape’ te zitten’). Bij de afleverset voor warmte moet het warmtebedrijf daarnaast in principe een individuele warmtemeter installeren.

Na de aanleg van een collectief warmtesysteem volgt de fase van de exploitatie. Het aangewezen warmtebedrijf is verplicht om warmte op een doelmatige wijze te transporteren en te leveren aan degenen met een aansluiting. Daarbij heeft het de verplichting om de leveringszekerheid, de duurzaamheid en de fysieke en digitale veiligheid van het collectief warmtesysteem te borgen.

Ook het onderhoud van het collectief warmtesysteem is een belangrijke taak van het warmtebedrijf. Deze verantwoordelijkheid omvat ook het beheer en onderhoud van de meetinrichting en de afleverset van warmte die bij verbruikers zijn geïnstalleerd.

Afsluiting van de levering van warmte dient een warmtebedrijf zo veel mogelijk te voorkomen, en geplande onderbrekingen in de levering van warmte moeten tenminste drie dagen van tevoren worden gemeld aan de getroffen verbruikers. Doet zich een ongeplande onderbreking voor, dan moet het warmtebedrijf die onderbreking zo snel mogelijk beëindigen. Als zich een ernstige storing voordoet die (kort gezegd) binnen de invloedssfeer van het warmtebedrijf ligt, dan dient het aan de getroffen verbruikers een (bij AMvB bepaalde) compensatie te betalen.

     Registratie, publicatie en meldingen

Er bestaan verschillende verplichtingen voor aangewezen warmtebedrijven om informatie te verstrekken aan verbruikers. Voordat een verbruiker gebonden is aan een overeenkomst tot levering van warmte dient het warmtebedrijf hem informatie te verstrekken over onder meer de minimum- en maximumtemperatuur van de te leveren warmte, de soort geleverde warmte, en de tarieven en voorwaarden waaronder deze goederen en diensten worden geleverd. Wanneer een verbruiker eenmaal gebonden is, dient het warmtebedrijf aan hem de gegevens te verstrekken die hij voor een efficiënt gebruik van de geleverde warmte nodig heeft (‘ik lever u warmte, maar u zult zelf [x] en [y] moeten doen om het ook echt warm te laten zijn in uw woning’). Verder moet de verbruiker tenminste eenmaal per jaar een volledige en voldoende gespecificeerde factuur ontvangen van het warmtebedrijf. Op de factuur moet informatie worden opgenomen over de duurzaamheid van de geleverde warmte. Als de prijzen voor de levering van warmte, of de voorwaarden waaronder de warmte wordt geleverd wijzigen, dan dient het warmtebedrijf de verbruiker daarvan in kennis te stellen.

Ook het contact tussen het warmtebedrijf en de verbruiker is geregeld: het warmtebedrijf dient goed bereikbaar te zijn voor een verbruiker, en moet correspondentie van een verbruiker binnen tien werkdagen afhandelen. Ook moet het warmtebedrijf de verbruiker een ruime keuze uit betalingswijzen bieden.

Bepaalde informatie moet verstrekt worden aan de ACM en/of het College. Een warmtebedrijf dient het onmiddellijk te melden aan de ACM en aan het College wanneer redelijkerwijs voorzienbaar is dat het een van zijn taken niet kan uitvoeren. Het dient vervolgens op korte termijn te melden welke maatregelen het heeft genomen en wanneer het de taak naar verwachting weer kan uitvoeren.

Ook dient een warmtebedrijf jaarlijks aan de ACM informatie te verzenden over zijn organisatorische en technische bekwaamheid, en over zijn financiële situatie en die van de groep waartoe het behoort. Als de financiële situatie niet op orde blijkt, dan kan de ACM daaromtrent aanwijzingen geven. Tevens dient het warmtebedrijf jaarlijks aan de ACM en het College een leveringszekerheidsrapportage toe te sturen.

Periodiek (de exacte frequentie zal nog worden vastgesteld bij AMvB) moet het warmtebedrijf een investeringsplan opstellen, met daarin een beschrijving en onderbouwing van de voorgenomen investeringen in de aanleg, uitbreiding of vervanging van het collectief warmtesysteem. Daarbij moet worden aangegeven hoe deze passen binnen een lange termijnvisie op het collectief warmtesysteem, en hoe deze bijdragen aan het bereiken van de duurzaamheids- en betrouwbaarheidsdoelen van het collectief warmtesysteem. Het investeringsplan moet worden voorgelegd ter toetsing aan de ACM.

Kleine warmtebedrijven

De positie van kleine warmtebedrijven komt grotendeels overeen met die van aangewezen warmtebedrijven. Het voornaamste verschil is erin gelegen dat een klein warmtebedrijf geen uitgewerkt kavelplan hoeft op te stellen (zie over die verplichting dit blog). Daarnaast geldt voor het kleine warmtebedrijf niet de tariefregulering die voor aangewezen warmtebedrijven geldt (zie art. 7.10) en ook de bijhorende administratieverplichtingen niet (zie daarover dit blog). Ook de rapportageverplichtingen ten aanzien van leveringszekerheid en duurzaamheid zijn voor kleine warmtebedrijven soepeler.

VvE’s / verhuurders

VvE’s en verhuurders die warmte leveren zijn geen warmtebedrijf in de zin van de Warmtewet 2. Omdat huurders al worden beschermd door het huurrecht en leden van een VvE al worden beschermd door de organisatiestructuur van de VvE, vindt de wetgever het onnodig om de normen voor warmtebedrijven ook voor VvE’s en verhuurders te laten gelden. Slechts op twee onderwerpen zijn normen uit de regeling voor warmtebedrijven van overeenkomstige toepassing verklaard op VvE’s en verhuurders:

  • (informatie in) facturering aan verbruikers, en

  • regels over het meten van het warmteverbruik.

Mini-warmtebedrijven

Voor ‘mini-warmtebedrijven’ gelden de hiervoor omschreven normen niet. Wel kennen zij een eigen (zeer lichte) tariefregeling en geldt ook voor hen de verplichting omtrent (informatie in) facturering aan verbruikers en regels over het meten van het warmteverbruik.

Afsluiting

De rechten en plichten van leveranciers van warmte verschillen in de Warmtewet 2 per soort leverancier. Voor aangewezen warmtebedrijven en kleine warmtebedrijven geldt een gedetailleerde regeling. Zij zijn integraal verantwoordelijk voor de realisatie en exploitatie van het collectieve warmtesysteem. Bovendien hebben zij veel plichten hebben om informatie te registreren, te delen met bepaalde betrokkenen zoals verbruikers en de ACM, of zelfs openbaar te maken. De verplichting tot het opstellen van een kavelplan en de tariefregels gelden echter niet voor kleine warmtebedrijven.

De regeling voor VvE’s en verhuurders die warmte leveren is een stuk beperkter en ziet enkel toe op facturering aan verbruikers en meting van het warmteverbruik. Mini-warmtebedrijven, ten slotte, zijn gebonden aan een eigen tariefregeling en regels omtrent facturering aan verbruikers en meting van het warmteverbruik.

Op dinsdag 7 juli om 10.00 uur organiseert AKD een webinar over dit onderwerp, meld u hier aan.

Door Ron de Martines en Keesjan Meijering

AKD

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.