Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Conclusie advocaat-generaal over meldingenstelsel voor uitwegen in APV’s

"Sinds 1 januari 2013 kan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in zaken die bij de Afdeling in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer (artikel 8:10a, vierde lid, Awb) de advocaat-generaal verzoeken om een conclusie te nemen (artikel 8:12a Awb). Van deze mogelijkheid is al een aantal keren gebruik gemaakt."

8 december 2014

Sinds 1 januari 2013 kan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in zaken die bij de Afdeling in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer (artikel 8:10a, vierde lid, Awb) de advocaat-generaal verzoeken om een conclusie te nemen (artikel 8:12a Awb). Van deze mogelijkheid is al een aantal keren gebruik gemaakt.

Er zijn inmiddels conclusies genomen over de redelijke termijn, vreemdelingenrecht, het toelatingsbeleid van coffeeshops en het begrip bestuursorgaan. Op 12 november jl. heeft staatsraad advocaat-generaal Widdershoven een volgende conclusie genomen in twee zaken over een gemeentelijk meldingenstelsel voor de aanleg of verandering van een uitweg.

In veel Nederlandse gemeenten is in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de aanleg of verandering van een uitweg een meldingenstelsel opgenomen dat is gebaseerd op de Model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dat meldingenstelsel komt erop neer dat het verboden is om een uitweg aan te leggen als niet eerst een melding is gedaan bij het college. De uitweg mag na de bedoelde melding vervolgens worden aangelegd tenzij het college de aanleg binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft verboden. De twee zaken waarin om de conclusie werd verzocht spelen in de gemeente Leeuwarden en in de gemeente Stein. In beide gemeenten is in de APV een meldingenstelsel als hiervoor bedoeld opgenomen. In de ene zaak (Leeuwarden) werd opgekomen tegen de acceptatie door het college van een melding voor de aanleg van een uitweg. In de andere zaak (Stein) werd opgekomen tegen het verbod van de aanleg dat het college na ontvangst van de melding had opgelegd.

In de gemeentelijke praktijk roept dit meldingenstelsel nogal eens vragen op. Daarbij kan gedacht worden aan de vraag hoe om te gaan met uitwegen die zijn gerealiseerd zonder dat een melding is gedaan. Kan handhavend worden opgetreden? Of aan de vraag hoe gehandeld moet worden als de gemeente zelf een uitweg wil realiseren, maar ook aan de vraag of het uitblijven van een verbod na een melding (alsnog) gepubliceerd dient te worden.

De voorzitter van de Afdeling heeft omdat dit meldingenstelsel rechtsvragen oplevert die met het oog op de rechtsontwikkeling en rechtseenheid beantwoord moeten worden besloten om in deze zaken een conclusie te vragen aan de advocaat-generaal. Daarbij is de advocaat-generaal verzocht om in te gaan op het rechtskarakter van de verschillende reacties die een college kan geven naar aanleiding van een melding en is een aantal daarmee samenhangende vragen gesteld, bijvoorbeeld over het moment van inwerkingtreding en een eventuele publicatieplicht (met het oog op derde-belanghebbenden), de verlenging van de termijn van vier weken maar ook de mogelijke gevolgen van het niet voldoen aan de in de APV opgenomen vormvereisten voor het doen van een melding.

In de conclusie wordt betoogd dat rechtsbescherming geldt voor uitdrukkelijke beslissingen die het college neemt naar aanleiding van een melding omdat deze zijn aan te merken als een besluit in de zin van de Awb. Deze rechtsbescherming zou volgens Widdershoven ook moeten gelden voor de fictieve instemming (als de aanleg niet binnen vier weken na de melding, of althans niet tijdig, wordt verboden). Deze fictieve instemming zou volgens de conclusie voor de rechtsbescherming gelijk moeten worden gesteld met een besluit. Op die manier ontstaat voor zowel de melder als voor (derde)belanghebbenden een coherent systeem van rechtsbescherming.

Verder wordt (op verzoek van de voorzitter van de Afdeling) in de conclusie nader ingegaan op verschillende categorieën meldingenstelsels (zoals opgenomen in de Model-APV, milieuregelgeving en het Bouwbesluit). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de melding in verband met algemene regels, de melding als gebod en de melding als uitzondering op een voorwaardelijk verbod.

Hoe nu verder? De conclusie wordt aan partijen toegezonden en die krijgen vervolgens twee weken om daarop te reageren. Daarna zal de Afdeling uitspraak doen. Daarbij is de Afdeling niet gebonden aan de conclusie (artikel 8:12a, achtste lid, Awb). Kortom, wordt vervolgd.

Dit bericht is gepubliceerd in de Sdu Nieuwsbrief Omgevingsrecht.

Gerelateerde info:

Artikel delen