Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording vragen over luchtkwaliteit

Staatssecretaris Van Veldhoven (IenW) beantwoordt de vragen van de SP-fractie en GroenLinks-fractie naar aanleiding van het maatregelenpakket om de luchtkwaliteit in de buurt van pluimveehouderijen te verbeteren.

18 januari 2018

Zoals beschreven

in de brief van 2 juni jl. (kst: 28 973/30 175, D)

heeft het vorige kabinet met de sector overleg gevoerd over een maatregelenpakket om tot verbetering van de luchtkwaliteit in de buurt van pluimveehouderijen te komen. Dit maatregelenpakket is samen met de sectororganisaties opgesteld. De pluimveesector is destijds, om hen moverende redenen 1), teruggekomen op het bovengenoemde maatregelenpakket. Vervolgens is de uitwerking van het voorziene pakket, inclusief bepaling van de transitiepaden, in gang gezet, waarbij is aangegeven de besluitvorming over wettelijke maatregelen aan het volgende kabinet te laten. Wij gaan weer in overleg met de pluimveesector over het maatregelenpakket. Besluitvorming door het kabinet over het maatregelenpakket zal plaatsvinden na dit overleg met de sector.

1)

https://www.nvpluimveehouders.nl/nieuws/Sector-kan-fijnstofemissiereductie-niet-los-zien-van

- toekomst-POR

De GroenLinks-fractieleden vragen waarom de datum waarop de doelen voor de reductie van fijnstof door pluimveehouderijen behaald moeten zijn, pas op 1 januari 2027 is gesteld. Die datum gold in de plannen voor bestaande stallen. De genoemde datum van 1 januari 2027 was de uiterste datum waarop bestaande stallen aan de reductie-eis van 50% zouden moeten voldoen. Bij het vastleggen van zon eis in regelgeving moet er een redelijke implementatie- en overgangstermijn zijn. Er is in de onderhandeling niet over tussendoelen voor bestaande stallen gesproken. Zoals in de brief van 1 juni jl. aangegeven, was in 2019 een evaluatiemoment voorzien. Een wettelijke vastlegging van de eisen eerder dan 2020 is dan niet aan de orde. De implementatietermijn is daarmee ongeveer 6 jaar. Binnen die termijn tussendoelen stellen lag niet voor de hand. Los van bovengenoemd maatregelenpakket leidt het huidige beleid al tot een geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit in de omgeving van pluimveehouderijen. Sinds 1 augustus 2015 geldt voor nieuw te bouwen pluimveestallen een reductie-eis voor de emissie van fijnstof van minimaal 30%.

Aanscherping van de emissie-eisen voor fijnstof uit pluimveestallen is noodzakelijk om de uitstoot van fijnstof op pluimveebedrijven in tien jaar minimaal te kunnen halveren, met het doel de luchtkwaliteit voor omwonenden te verbeteren. Om het handelingsperspectief van het lokaal bevoegd gezag te vergroten wordt momenteel gewerkt aan de ontwikkeling van een handreiking veehouderij en gezondheid. Hiermee wordt verduidelijkt welke mogelijkheden gemeenten en provincies hebben om handhavend op te kunnen treden en lokale maatregelen af te dwingen in het geval de luchtkwaliteit rond veehouderijen dit vereist. Voor de aanpak van NSL-knelpunten fijnstof rond veehouderijen verwijs ik naar mijn brief van 30 oktober 2017 (kst. 30 175 J).

Naar aanleiding van de NSL Monitoringsrapportage 2016 is gevraagd welke maatregelen er in het kader van het NSL worden genomen om de resterende NO2 overschrijdingen op te lossen. Zoals uit de bijlage bij de brief aan de Tweede Kamer van 22 september jongstleden (TK 30175, nr. 256) blijkt, liggen de resterende NO2-overschrijdingen hoofdzakelijk langs drukke binnenstedelijke wegen. Deze punten zijn in beheer van gemeenten en vragen om lokale maatregelen. Ik ben momenteel in gesprek met de betreffende gemeenten om tot een concreet pakket aan maatregelen te komen om de resterende knelpunten zo spoedig mogelijk op te lossen. Zoals aangekondigd in mijn brief van 30 oktober 2017 (kst. 30 175 J) ben ik voornemens het NSL te wijzigen door aanvulling met deze analyse van de resterende luchtkwaliteitsknelpunten en een aanvullend maatregelenpakket. In het kader van deze wijziging worden zowel de Eerste als Tweede Kamer gehoord. Naar verwachting zal het gewijzigde NSL na de zomer van 2018 in werking treden. Van de zes in de NSL Monitoringsrapportage 2016 gerapporteerde NO2-overschrijdingen langs rijkswegen blijkt na nadere analyse door RWS alleen in Maastricht sprake te zijn van een overschrijding (bijlage VI Monitoringsrapportage 2016). Deze locatie zal na openstelling van de tunneltraverse niet langer een overschrijding zijn, waarmee geen aanvullende maatregelen langs rijkswegen nodig zijn.

Ten aanzien van de vragen naar aanleiding van het RIVM-onderzoek naar snelheidsverhogingen in 2016 merk ik op dat een snelheidsverhoging enkel wordt ingevoerd wanneer dat niet leidt tot een overschrijding van de milieunormen, waarbij voor luchtkwaliteit tevens een marge wordt aangehouden om eventuele schommelingen in concentraties over de tijd te kunnen ondervangen. Toetsing vindt niet alleen vooraf plaats, maar ook achteraf, via de jaarlijkse NSL- monitoring. Mocht daaruit blijken dat toch een overschrijding is ontstaan, dan zullen maatregelen worden genomen om de overschrijding ongedaan te maken. Uit het RIVM-onderzoek blijkt dat op de trajecten waar in 2016 de snelheid is verhoogd de maximale concentratie 37,3 µg/m3 bedroeg. Daarmee is er geen sprake van een overschrijding van de norm, en liggen alle (dus ook de 5,5% van de toetspunten waar de NOx-concentratie in 2016 hoger ligt dan in 2015) punten 3,2 µg/m3 of meer onder de waarde van 40,5 µg/m3 (de waarde waaraan concentraties inclusief wettelijke afronding worden getoetst). Aanvullende maatregelen zijn dan ook niet nodig.

Artikel delen