Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording vragen over het Ontwerpbesluit LAVS

Staatssecretaris Van Veldhoven (IenW) beantwoordt de vragen en opmerkingen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Water. De fracties van D66, GroenLinks en SP hadden een verslag uitgebracht met hun bevindingen over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en het Bouwbesluit 2012. De voorgestelde wijziging hangt samen met de invoering van een landelijk asbestvolgsysteem (LAVS).

29 november 2018

Op 17 oktober 2018 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat een verslag uitgebracht van haar bevindingen omtrent het bovengenoemde ontwerpbesluit. Hierbij doe ik u de antwoorden op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen toekomen. Daarbij volg ik de indeling van het verslag.

Inleiding

Ik dank de leden van de fracties van D66, GroenLinks en SP voor de door hen uitgesproken positieve reactie op het ontwerpbesluit en de door hen gestelde vragen en gemaakte opmerkingen.

De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat met voorliggend ontwerpbesluit en het onlangs aangenomen wetsvoorstel het asbesttijdperk in Nederland een einddatum heeft gekregen.

In Nederland wordt sinds de jaren zeventig actief bronbeleid gevoerd om de gevaren van asbest voor mens en leefomgeving te beperken. In 1978 is begonnen met het uitfaseren van het gebruik van asbest in remvoeringen. Daarna was het bronbeleid gericht op het saneren van asbestwegen en op het stimuleren van het vrijwillig verwijderen van asbestdaken. Op 10 oktober 2018 is het asbestdakenverbod met uw Kamer besproken. Met het asbestdakenverbod wordt het bronbeleid verder vormgegeven.

Naast asbestdaken zijn er in Nederland in het verleden nog veel meer asbesttoepassingen aangebracht. Hiervoor bestaat alleen een verwijderverplichting wanneer risico´s op blootstelling aan asbestvezels ontstaan, zoals bij bouw- en sloopwerkzaamheden die tot beschadiging van aanwezige asbesttoepassingen kunnen leiden. Hoewel het dus niet zo is dat, met het asbestdakenverbod, na 31 december 2024 in Nederland helemaal geen asbest meer zal voorkomen, wordt met dat verbod inderdaad wel de belangrijkste resterende bron van vezelverspreiding weggenomen.

Het voorliggende ontwerpbesluit regelt de instandhouding, de werking, het beheer en de toegankelijkheid van het Landelijke Asbestvolgsysteem (LAVS) en stelt regels over de gegevens die daarin worden opgenomen. Het LAVS zorgt voor een betere informatievoorziening tussen ketenpartijen onderling en tussen ketenpartijen en toezichthoudende instanties. Hiermee wordt beoogd de naleving van de asbestregelgeving en het toezicht en de handhaving te verbeteren en bij te dragen aan de doelstelling van die regelgeving om de gezondheid van de mens, in het bijzonder werknemers, en het milieu te beschermen. Hierdoor worden de transparantie en veiligheid in de keten van werkzaamheden in het kader van een asbestsaneringsproject vergroot. Het ontwerpbesluit roept geen nieuwe verplichtingen in het leven. De gecertificeerde bedrijven hebben al sinds 1 maart 2017 de plicht om het LAVS te gebruiken ter voldoening aan hun informatieplichten op grond van vigerende wet- en regelgeving. Met het voorliggende ontwerpbesluit en het bovenliggende wetsvoorstel (Staatsblad, 2017, nr. 337) wordt de operatie afgerond waarmee het LAVS een wettelijke status krijgt.

Algemeen

De leden van de D66-fractie vragen een toelichting te geven over de bekendheid van het LAVS bij het bevoegd gezag en de handhavers.

Het LAVS is bij het bevoegd gezag en betrokken toezichthoudende instanties bekend omdat de informatie die via het LAVS binnenkomt automatisch aan hen wordt doorgestuurd. Daarnaast zijn gemeenten actief geïnformeerd over het LAVS. VNG, IPO en de omgevingsdiensten zijn geconsulteerd ten behoeve van voorliggende ontwerpbesluit en ook eerder al in het kader van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en Woningwet in verband met de invoering van het LAVS. Ook worden periodiek bijeenkomsten over het gebruik van het LAVS voor toezichthouders georganiseerd. De beheerder van het LAVS, Rijkswaterstaat, werkt samen met de omgevingsdiensten, verenigd in OD.nl, om het gebruik van het LAVS in het kader van toezichthoudende activiteiten te bevorderen.

Gecertificeerde bedrijven en risicoklassen

De leden van de D66-fractie vragen hoe het onderzoek naar deelcertificering en de resultaten daarvan naar aanleiding van de motie Ziengs en Stoffer (Kamerstukken II 2017/18 34675, nr. 19) passen in het LAVS en het streven om de verwerking van asbest in de hele asbestsaneringsketen in beeld te hebben.

Allereerst merk ik op dat het onderzoek zal gaan over de blootstelling aan respirabele asbestvezels bij het verwijderen van asbestdaken. Doel is het verzamelen van knelpunten en blootstellingsgegevens, en uiteindelijk om te komen tot een blootstellingsbeoordeling over het verwijderen van asbestdaken. Als het onderzoek beschikbaar is, kan worden bepaald of bepaalde asbestdaken onder een lichter regime kunnen vallen en zal door de Staatssecretaris van SZW de mogelijkheid verkend worden voor een eenvoudiger certificering conform de motie Ziengs en Stoffer. Dan komen ook mogelijke consequenties voor het gebruik van het LAVS in beeld. Tot nu toe is er bewust voor gekozen alleen gecertificeerde asbestinventarisatiebedrijven en gecertificeerde asbestsaneringsbedrijven, die saneringen onder een strenger regime uitvoeren, verplicht in het LAVS te laten werken zoals toegelicht bij het wetsvoorstel (blz. 8, Kamerstukken II 2016/17 34679, nr. 3.). Asbestsaneringen in risicoklasse 1 vallen onder een minder streng regime en hebben geen certificatieplicht en kennen daarmee ook geen verplichting om informatie over dergelijke asbestsaneringen in het LAVS in te voeren. Dergelijke asbestsaneringen moeten wel worden gemeld aan het bevoegd gezag en de Inspectie SZW en zijn daarmee in beeld bij betrokken toezichthouders.

De leden van de D66-fractie vragen om toe te lichten waarom niet is gekozen voor het standaard invoeren van eindbeoordelingen van asbestsaneringen in het LAVS.

De reden daarvan is dat het LAVS op grond van het asbestprocescertificaat (Bijlage XIIIa Arbeidsomstandighedenregeling) verplicht is voor certificaathouders en daarom alleen is opengesteld voor gecertificeerde bedrijven die asbestinventarisaties uitvoeren en gecertificeerde bedrijven die asbestsaneringen in de risicoklassen 2 en 2a uitvoeren. Van alle asbestsaneringen in de risicoklassen 2 en 2a moet informatie via het LAVS worden verstrekt, waaronder het resultaat van de eindbeoordeling van de asbestverwijdering door een geaccrediteerd eindinspectielaboratorium. Zoals in het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over het onderzoek naar deelcertificering staat, vallen asbestsaneringen in risicoklasse 1 onder een minder streng regime. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en Woningwet in verband met de invoering van het LAVS is de risicoklassen-indeling nader toegelicht (blz. 5, Kamerstukken II 2016/17 34679, nr. 6).

Inventarisatie en handhaving

De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor het feit dat meldingen uit het LAVS niet direct naar provincies worden gestuurd en vragen tevens hoe dit wordt opgelost.

De uitvoering van alle bedrijfsmatige asbesttaken - en daarmee alle provinciale asbesttaken - is onderdeel van het basistakenpakket en wordt uitgevoerd door een omgevingsdienst. Voor een efficiënte afhandeling van de taak dient de melding bij een omgevingsdienst terecht te komen. Omdat in de regel de gemeente het bevoegd gezag is van de asbesttaak is bij de ontwikkeling van het LAVS gekozen de melding naar de gemeente te sturen. Deze moet - in geval het een provinciale inrichting betreft - de melding op grond van artikel 2.3 van de wet algemene bestuursrecht doorsturen naar de provincie die op haar beurt de melding doorstuurt naar de omgevingsdienst. Met de LAVS beheerder kan overigens worden afgesproken dat de melding direct aan de omgevingsdienst kan worden doorgestuurd.

De leden van de D66-fractie vragen waarom in het verleden uitgevoerde asbestinventarisaties niet verplicht moeten worden opgenomen in het LAVS en of dit nog tot de mogelijkheden behoort.

In de toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en Woningwet in verband met de invoering van het LAVS (blz. 7, Kamerstukken II 2016/17 34679, nr. 3) is al toegelicht dat het LAVS niet bedoeld is om informatie in te voeren over werkzaamheden in het kader van asbestsaneringsprojecten die zijn afgerond vóór de verplichtstelling van het gebruik van het LAVS in de Arbeidsomstandighedenregeling op 1 maart 2017. Dat geldt ook voor asbestinventarisaties. Behalve dat deze zeer omvangrijke uitbreiding in de praktijk onuitvoerbaar zou zijn, kan ook geen registratieverplichting worden opgelegd aan bedrijven die destijds aan hun informatieplicht hebben voldaan.

De D66-fractie vraagt of asbestinventarisaties die niet worden opgevolgd door een asbestsanering vanaf nu in het LAVS moeten worden geregistreerd.

Het antwoord is bevestigend, gecertificeerde asbestinventarisatiebedrijven moeten asbestinventarisaties invoeren in het LAVS op grond van het certificatieschema (Bijlage XIIIa, artikel 22, zestiende lid, Arbeidsomstandighedenregeling). Deze verplichting geldt ongeacht of een asbestsanering hierop volgt.

De leden van de D66-fractie vragen of het bevoegd gezag voldoende instrumenten naast het LAVS heeft om illegale asbestsanering op het spoor te komen.

Het opsporen van illegale asbestsaneringen is aan het bevoegd gezag en de Inspectie SZW. In de regel worden illegale asbestsaneringen uitgevoerd met de bedoeling ze aan het zicht van de toezichthouders te onttrekken, zodat ze niet worden ontdekt. Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen landelijke inspecties, omgevingsdiensten, Functioneel Parket en Politie worden daar waar mogelijk benut om illegale asbestsaneringen op te sporen.

De leden van de D66-fractie vragen voorts hoe ervoor wordt gezorgd dat de informatie correct en volledig wordt aangeleverd in het LAVS.

Zoals in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit is aangegeven, houdt de informatieverplichting in dat de informatie die moet worden verstrekt juist en volledig is. Dit betekent dat degene die verplicht is om informatie over zijn asbestsaneringswerkzaamheden in het LAVS in te voeren, tevens verantwoordelijk is voor de juistheid en volledigheid daarvan.

Het LAVS is zo ontworpen dat het de bedrijven faciliteert in het zorgvuldig invoeren van informatie, hetgeen ook bijdraagt aan verbetering van de naleving. Het LAVS zorgt ervoor dat ketenpartijen van elkaars gegevens gebruik moeten maken en elkaar dienen aan te spreken als gegevens onjuist zijn. Dit zorgt voor meer transparantie en samenwerking in de keten. Een voorbeeld: het bij aanvang ingevoerde aantal vierkante meters gesaneerd asbest kan niet gedurende het traject worden gewijzigd.

Het toezicht op het naleven van de informatieverplichtingen met betrekking tot asbestsaneringswerkzaamheden is onderdeel van het algemene toezicht dat het bevoegd gezag op die werkzaamheden uitoefent en wordt risicogestuurd ingevuld.

De leden van de GroenLinks-fractie geven aan graag te zien dat bevoegde overheden alle bekende asbest opnemen in het LAVS en bij alle redelijke vermoedens een asbestinventarisatie uitvoeren, zodat meer inzicht bestaat in de omvang van de saneringsopgave.

Er geldt reeds een inventarisatieplicht bij slopen en renoveren. Alle asbestinventarisatierapporten moeten sinds 1 maart 2017 worden opgenomen in het LAVS. Een inventarisatieplicht, los van slopen en renoveren, heeft echter weinig toegevoegde waarde om risicos voor de volksgezondheid en het milieu te voorkomen en om de uitvoeringslasten te rechtvaardigen. Als asbest wel aanwezig is, maar er geen vezels vrij kunnen komen, vormt het geen gevaar voor mens en leefomgeving. Na 3 jaar is een asbestinventarisatie bovendien verouderd en niet meer bruikbaar.

Het LAVS is alleen bedoeld om bij lopende asbestsaneringsprojecten de naleving van de asbestregelgeving te bevorderen en daarbij toezicht en handhaving te ondersteunen. Het is niet bedoeld en opgezet als een register dat een beeld geeft van de aanwezigheid van asbest in Nederland.

De leden van de GroenLinks-fractie verwachten een forse toename in het benodigde aantal inspecties, naarmate de einddatum van het asbestdakenverbod nadert, en vragen of het aantal bevoegde inspecteurs voldoende is om toezicht te houden op alle saneringen en wie toezicht houdt op het toezichthouden.

Het toezicht op asbestverwijdering bij bouwwerken en dus asbestdaken is, behoudens het toezicht door Inspectie SZW op het veilig werken, gedecentraliseerd en ligt bij het bevoegd gezag. De benodigde inzet aan toezichtscapaciteit voor asbestdaken is de verantwoordelijkheid van dat bevoegd gezag. Het toezicht wordt risicogestuurd ingericht, teneinde efficiënt gebruik te maken van de beperkte toezichts- en handhavingscapaciteit. Vertrouwen dat een bestuurslaag zijn taak goed doet is het uitgangspunt, net zoals ervan uitgegaan mag worden dat de horizontale verantwoording - van gemeentebestuur aan gemeenteraad en van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten - op orde is (Wet revitalisering generiek toezicht). Daarnaast geef ik uitvoering aan de motie lid Laçin c.s. over handhaving van het asbestdakenverbod (Kamerstukken II 2017/18, 34675, nr. 17) om samen met de VNG tot een uitvoerbaar plan te komen om handhaving na ingang van het verbod te waarborgen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor particulieren die oppervlakten tot 35m2 zelf mogen saneren.

Allereerst merk ik op dat particulieren asbest tot een hoeveelheid van 35m2 slechts onder voorwaarden zelf mogen verwijderen. Dat staat in het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en geldt al vanaf 1 maart 2006. Het asbestdakenverbod noch het LAVS beïnvloeden dat. Kort samengevat mogen asbesthoudende geschroefde platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, vloertegels of niet-gelijmde vloerbedekking tot een maximum van 35 m2 per kadastraal perceel door particulieren zelf worden verwijderd. Alle voorgenomen asbestsaneringen, ook die van minder dan 35m2, moeten worden gemeld aan het bevoegd gezag (artikel 1.26, eerste lid van het Bouwbesluit 2012). De sloopmelding kunnen particulieren schriftelijk of digitaal doen via het OLO-loket. Op grond daarvan wordt risicogestuurd gecontroleerd. Met de sloopmelding is de gemeente op de hoogte van een voornemen tot asbestverwijdering en kan die desgewenst extra voorlichting geven of nadere voorwaarden stellen. In mijn opdracht ondersteunt Milieucentraal met een website en Toolbox eigenaren en particulieren waar ook gemeenten naar kunnen verwijzen.

De leden van de SP-fractie vragen of het LAVS ook gebruikt kan worden door particulieren die tot 35m2 asbest zelf mogen verwijderen zodat ook deze kleinere oppervlakten goed in beeld zijn en zodat kan worden gecontroleerd of er goed gesaneerd is

.

Dat is niet mogelijk gemaakt. Zoals toegelicht bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en Woningwet in verband met de invoering van het LAVS is het LAVS niet bedoeld voor particulieren die eenmalig een beperkte hoeveelheid asbest verwijderen, maar voor de professionals die routinematig asbestwerkzaamheden (laten) uitvoeren (blz. 9, Kamerstukken II 2016/17 34679, nr. 3). Zoals opgemerkt bij het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over asbestverwijdering door particulieren moet elke asbestverwijdering worden gemeld aan het bevoegd gezag. Op grond daarvan kan risicogestuurd gecontroleerd worden.

De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op de kosten van een koppeling tussen LAVS en Mijn Overheid/Berichtenbox en de conclusie dat een dergelijke koppeling beperkte toegevoegd waarde heeft.

Zoals in de toelichting bij het ontwerpbesluit is aangegeven is de toegevoegde waarde van het koppeling tussen LAVS en Berichtenbox beperkt omdat particulieren alle informatie over werkzaamheden die zij in het kader van hun asbestsanering laten uitvoeren, als opdrachtgever, al ontvangen van hun opdrachtnemer. De Berichtenbox is bedoeld voor informatie vanuit de overheid naar de burger en niet voor de uitwisseling van informatie in de private sfeer. Voorts is een koppeling slechts mogelijk als het BSN-nummer in het LAVS wordt opgenomen. Dit zou tot extra beveiligingseisen (privacy) en daarmee structureel hogere beheerkosten van het LAVS leiden.

In reactie op de vraag van de leden van de SP-fractie, of is onderzocht of een andere meldplicht bestaat voor kleinere oppervlakten, verwijs ik naar mijn antwoord op een eerder door de SP-fractie gestelde vraag hierover. Op grond van het Bouwbesluit 2012 bestaat er al een meldplicht voor alle asbestsaneringen ongeacht de grootte van de sanering.

De leden van de SP-fractie vragen of het uitsluitend via de elektronische weg aanleveren van informatie voor toezichthouders meer bureaucratie oplevert.

Er is geen sprake van een verandering in de taakuitoefening van de betrokken toezichthouders. Met het LAVS worden de handelingen die in de loop van de asbestsaneringsketen worden verricht beter zichtbaar en kan het toezicht risicogestuurd worden uitgeoefend. Alle via het LAVS verplicht verstrekte informatie wordt opgeslagen in het LAVS, is centraal beschikbaar en kan te allen tijde en op eenvoudige wijze door toezichthouders worden geraadpleegd.

De leden van de SP-fractie vragen welke stappen worden ondernomen als bedrijven keer op keer onjuiste of onvolledige informatie aanleveren. Zoals bij het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over correcte informatie is toegelicht, ligt de verantwoordelijkheid voor een correcte invoer bij diegene bij wie de informatieplicht berust. Het toezicht daarop is onderdeel van het algemene toezicht dat het bevoegd gezag en betrokken toezichthouders op de asbestsaneringswerkzaamheden uitoefenen.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de SP-fractie over voldoende toezichtscapaciteit verwijs ik naar mijn antwoord op een eensluidende vraag door de leden van de GroenLinks-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen voorts of er de komende jaren meer capaciteit wordt gecreëerd en hoeveel inspectiemedewerkers zich momenteel bezig houden met asbest bij de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Inspectie SZW.

Voor het antwoord op het eerste deel van de vraag verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over toezichthouden op asbestsaneringen. Bij de Inspectie Leefomgeving en Milieu (ILT) zijn thans 3,6 fte asbestinspecteurs werkzaam. De ILT heeft geen taken op het gebied van het asbestdakenverbod. De ILT ziet toe op het productbesluit asbest (verbod op vervaardiging, import, bewerking en beschikbaarstelling van asbest en asbesthoudende producten) en op de verwijdering van asbest uit objecten zoals treinen, schepen en installaties en op asbestwegen. Bij de Inspectie SZW zijn thans 13 fte asbestinspecteurs werkzaam die toezicht houden op het veilig werken bij het beroepsmatig verwijderen van asbest.

Artikel delen