Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording Kamervragen over woningbouwplannen in grote stedelijke regio’s

Minister Ollongren (BZK) biedt de antwoorden aan op de vragen van het Kamerlid Ronnes (CDA), over woningbouwplannen in grote stedelijke regio’s.

20 april 2018

2018Z04996

Vragen van het lid Ronnes (CDA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over woningbouwplannen in grote stedelijke regios (ingezonden 20 maart 2018)

1

Kent u het bericht 'Minister: 'meer bouwplannen graag' '? 1)

1)

https://www.cobouw.nl/woningbouw/nieuws/2018/03/minister-wil-pruttelende-woningmarkt-aanzwengelen-101258922

Ja.

2

Kunt u aangeven waarop de conclusie uit dit artikel is gebaseerd dat er een chronisch gebrek aan plannen zou zijn? Wilt u die informatie delen met de Kamer?

Het artikel stelt Er zou ook een chronisch gebrek aan plannen zijn, maar daarover zijn de meningen verdeeld. Er worden bij deze stelling geen bronnen vermeld. Ik heb in mijn brief aangegeven dat ik verwacht dat decentrale overheden realistisch zijn over de groei van de regionale woningbehoefte, en dat ik met de grote stedelijke regios waar ook op de langere termijn de woningbehoefte hoog blijft het gesprek aanga over het tijdig beschikbaar stellen van voldoende passende plancapaciteit voor woningbouw. Daarbij heb ik tevens aangegeven dat ook wanneer de plancapaciteit op papier voldoende is om te voorzien in de regionale woningbehoefte, regios tijdig na moeten denken over alternatieven voor wanneer bestaande plannen uitvallen of vertraging oplopen, om zo te voorkomen dat het terugdringen van het woningtekort onnodige vertraging oploopt.

3

Kunt u aangeven waarom gesprekken worden gestart in Groningen, de Metropoolregio Amsterdam, de regio Utrecht en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag? 2) Waarop is de keuze voor die gemeente/regios gebaseerd? Waarom wordt niet nu reeds gesproken met bijvoorbeeld Eindhoven, Tilburg, Amersfoort, Haarlem of Breda? Bent u voornemens ook met andere regios in gesprek te gaan waar omvangrijke woningtekorten bestaan? Zo ja, welke en op welke termijn?

2) Kamerstuk 32 847, nr. 332

In de genoemde regios ben ik de gesprekken over het versnellen en vergroten van de woningbouw gestart, omdat deze regios zowel in absolute aantallen woningen als in relatieve zin de komende jaren voor een omvangrijke uitdaging staan om in de woningbehoefte te voorzien, waarbij ook op de langere termijn een groot woningtekort wordt verwacht. Bovendien is de ruimtelijke invulling van de woningbehoefte in deze regios complex, omdat juist in grote stedelijke gebieden de beschikbare ruimte schaars is, en diverse ruimtelijke belangen samenkomen. Het gezamenlijk oppakken van de bouwambitie vergt een intensieve samenwerking met betrokken stakeholders in de regio, waardoor ik genoodzaakt ben om hier keuzes in te maken.

Ook voor veel andere stedelijke regios zijn er uitdagingen om te voorzien in de woningbehoefte, en kan ondersteuning vanuit het Rijk daarbij wenselijk zijn. Middels de inzet van het expertteam woningbouw bied ik daarom landsbreed ondersteuning aan regios die tegen knelpunten aanlopen. Dit expertteam zal ik ook proactief inzetten wanneer ik signalen krijg dat dit in specifieke regios wenselijk is. Daarnaast zal ik het belang van voldoende woningbouw, ook in de bredere ruimtelijke afweging, steeds benadrukken in de verschillende regios. Dat doe ik bijvoorbeeld in de strategische BOs MIRT die verdeeld over 5 regios in het hele land plaatsvinden. Overigens was Haarlem als onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam aanwezig bij het gesprek dat ik in deze regio gevoerd heb, en was Amersfoort betrokken bij het gesprek dat ik in Utrecht op provinciaal niveau heb gevoerd.

4

Kunt u aangeven in welke grote stedelijke regios nu al duidelijk is dat het niet mogelijk is om de grote behoefte aan nieuwe woningen op termijn volledig binnen bestaand stedelijk gebied op te vangen? Waarop is die conclusie gebaseerd?

Het is mijn inzet om in constructieve samenwerking met de regionale partijen te bezien hoe zij de komende jaren invulling gaan geven aan de woningbehoefte, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Het is daarbij niet mijn intentie om eenzijdig te bepalen wat per regio binnen bestaand bebouwd gebied mogelijk is. Er zijn recent diverse studies (PBL 2016, Brink 2017 en Brink 2018) verschenen die ingaan op de mogelijkheid om de behoefte aan woningen binnenstedelijk op te vangen. De uitkomsten lopen uiteen, afhankelijk van de tijdshorizon, de verwachte groeiscenarios, de gebruikte definitie van binnenstedelijk en het mogelijke aanbod dat wordt meegenomen in het betreffende onderzoek (leegstaande objecten, gebieden, onderbenutte terreinen, of alle bodemgebruiksbestemmingen waarop woningbouw is te realiseren). Een terugkerende conclusie is dat de potentie voor binnenstedelijk bouwen in de komende jaren nog steeds groot is, maar dat op termijn de woningbehoefte waarschijnlijk niet overal binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen.

5

Zal de gesuggereerde voorfinanciering om de transformatie van binnenstedelijke gebieden, zoals oude industrie- en havengebieden, tot woningbouwlocaties om te katten voor specifieke steden/regios gaan gelden of kunnen alle steden/regios daar een beroep op gaan doen?

Met het transformeren van binnenstedelijke locaties naar woningbouw kunnen hoge kosten gemoeid gaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om de kosten van bodemsanering, ontsluiting en het versneld uitplaatsen van bedrijven. In gespannen regios zijn door stijgende woningprijzen steeds meer van dergelijke locaties rendabel te ontwikkelen. Desondanks kan de beschikbaarheid van

financiering in de voorfase een knelpunt voor ontwikkeling zijn. Momenteel bezie ik hoe voorfinanciering de transformatie van deze rendabele binnenstedelijke locaties kan versnellen en hoe private partijen kunnen bijdragen aan een fonds voor dergelijke projecten. Op basis hiervan wordt de verdere invulling en reikwijdte van het fonds bepaald.

Artikel delen