Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Advies Advocaat-Generaal aan Hoge Raad over aardbevingsschade in Groningen (onder meer waardevermindering woningen en immateriële schade)

Op 10 mei jl. heeft de AG mr. Wattel zijn advies aan de Hoge Raad (conclusie 1)) gepubliceerd over een aantal aspecten van de vergoeding van de aardbevingsschade in Groningen. In dit uitvoerig gemotiveerde advies 2) concludeert de AG onder meer met betrekking tot:

13 mei 2019

Nieuws

  1. de waardevermindering van woningen: de waardevermindering van woningen in het aardbevingsgebied van Groningen behoort pas voor vergoeding in aanmerking te komen als deze waardevermindering zich daadwerkelijk heeft gemanifesteerd, volgens de AG is dit in beginsel pas bij verkoop van de woning, of indien de woning niet verkocht wordt pas aan het einde van een nog te bepalen effect-uitdooftermijn!

  2. gemist woongenot: zolang een woning niet is verkocht kan een woningeigenaar evenals overigens huurders aanspraak maken op een vergoeding wegens gemist woongenot. Deze vergoeding zou kunnen worden bepaald aan de hand van de (verminderde) huurwaarde van de woning.

  3. immateriële schade: bewoners van het aardbevingsgebied kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van immateriële schade (smartengeld) indien bij hen naar objectieve maatstaven sprake is van geestelijk letsel en/of sprake is van een schending van fundamentele mensenrechten. Geestelijk letsel zal in individuele gevallen door middel van bijvoorbeeld een medische verklaring aannemelijk moeten worden gemaakt. Daarnaast is het denkbaar dat voor delen van het aardbevingsgebied een schending van fundamentele mensenrechten moet worden aangenomen.

Aanleiding advies

Het advies van de AG is gegeven naar aanleiding van prejudiciële vragen die de rechtbank Noord-Nederland aan de Hoge Raad heeft gesteld in een lopende procedure tussen een echtpaar dat eigenaar is van een woning in het aardbevingsgebied in Groningen tegen onder meer de NAM en de Staat. In deze procedure vorderen deze woningeigenaren vergoeding van de door hen geleden schade als gevolg van de aardbevingen die veroorzaakt zijn door de gaswinning in Groningen, waaronder de herstelkosten van hun woning, de waardevermindering van hun woning, psychische schade en verlies van woongenot. De rechtbank Noord-Nederland heeft in een tussenvonnis (van 10 oktober 2018, 2018:4009) over verschillende aspecten van deze aardbevingsschade zogenoemde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. Met deze vragen beoogt de rechtbank antwoord te krijgen op een aantal rechtsvragen. In zijn conclusie geeft de AG aan de Hoge Raad zijn advies over de beantwoording van deze vragen. Dit advies is voor de Hoge Raad niet bindend, maar geldt in de praktijk wel als zwaarwegend, en wordt dan ook vaak door de Hoge Raad gevolgd.

Eerdere procedures

Met name na de krachtige aardbeving bij Huizinge op 16 augustus 2012 is de vergoeding van alle aardbevingsschade in Groningen sterk in de belangstelling komen te staan. Dit heeft onder meer geresulteerd in de instelling (door de minister van EZK) van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen, als voorloper op het nog in de loop van dit jaar op te richten Instituut Mijnbouwschade. Met deze organisaties wordt voorzien in een laagdrempelige, bestuursrechtelijke afdoening van aardbevingsschades. Daarnaast zijn verschillende bewoners van het aardbevingsgebied civiele procedures tegen onder meer de Staat en de NAM gestart om tot vergoeding van hun aardbevingsschade te komen.

Een aantal van deze procedures heeft inmiddels tot uitspraken van lagere rechters geleid. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde in een uitvoerig gemotiveerd vonnis 3) in 2015 al dat woningeigenaren in het aardbevingsgebied aanspraak kunnen maken op vergoeding van de waardevermindering van hun woningen. Maar volgens deze rechtbank bestaat deze aanspraak nu al, en dus niet pas bij verkoop van de woning. Als peildatum achtte de rechtbank de datum van taxatie van de waardevermindering het meest redelijk. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden 4) dit vonnis grotendeels gevolgd. Voor de wijze waarop de waardevermindering van de betrokken woningen zou moeten worden vastgesteld, heeft het Hof verwezen naar een afzonderlijke schade(staat)procedure.

Daarnaast heeft de rechtbank Noord-Nederland in 2017 geoordeeld 5) dat bewoners van het aardbevingsgebied in Groningen in beginsel ook aanspraak kunnen maken op compensatie van gederfd woongenot en vergoeding van immateriële schade.

Advies Commissie waardedaling woningen Groningen

Tegen dit arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden is door de partijen geen cassatieberoep ingesteld, zodat dit arrest onherroepelijk is tussen die partijen. Ter uitvoering van dit vonnis heeft de minister van EZK in september 2018 aan een commissie (de Commissie waardedaling woningen Groningen) 6) opdracht gegeven om hem te adviseren over een model dat toegepast zou kunnen worden bij de vaststelling van de waardevermindering van de (vele duizenden) woningen in het aardbevingsgebied in Groningen. In lijn met het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft deze commissie onlangs aan de minister geadviseerd 7) om aan alle eigenaren van woningen binnen het zogenoemde risicogebied een vergoeding voor de waardevermindering van hun woning toe te kennen. De hoogte van deze vergoeding zou daarbij afhankelijk zijn van de zwaarte en het aantal bevingen in het betreffende postcodegebied. De vergoeding zou vervolgens moeten worden bepaald aan de hand van een percentage van de WOZ-waarde van de woning per 1 januari 2019. De vergoeding voor de waardevermindering zou in beginsel eenmalig zijn (behoudens onvoorziene omstandigheden na 1 januari 2019).

Commentaar

Het advies van de AG ten aanzien van de vergoeding van de waardevermindering van woningen in Groningen wijkt af van het eerdere oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en het daarop gebaseerde advies van de Commissie waardedaling woningen Groningen. De AG verwijst daarvoor naar de vele en grote bezwaren tegen het abstraheren van de schade, die voor vergoeding in aanmerking komt. De Hoge Raad zal in de komende maanden een finaal oordeel hierover moeten geven. Van dat oordeel zal ook afhangen in hoeverre er naast een vergoeding voor de waardevermindering van de woningen in het aardbevingsgebied in Groningen nog ruimte zal zijn voor een afzonderlijke vergoeding voor gederfd woongenot voor de inwoners van Groningen gedurende de periode dat zich aardbevingen hebben voorgedaan.

En tot slot zal moeten worden bezien in hoeverre daarnaast dan nog weer sprake zal kunnen zijn van vergoeding van immateriële schade (hetzij alleen in individuele gevallen wegens geestelijk letsel, of toch ook meer generiek in verband met een schending van fundamentele rechten van de bewoners van het aardbevingsgebied in Groningen).

Het oordeel van de Hoge Raad wordt in de tweede helft van dit jaar verwacht, tot die tijd zullen de inwoners van Groningen dus nog in elk geval (weer) geduld moeten hebben!

1) Conclusie AG mr. Wattel 10 mei 2019,

ECLI:NL:PHR:2019:496

2) De conclusie omvat 35 passages met 536 noten, met daarnaast nog een Bijlage met een beschrijving van de feitelijke, juridische en politieke achtergronden, die 26 paginas omvat met 292 noten!

3) Rechtbank Noord-Nederland 2 september 2015,

ECLI:NL:RBNNE:2015:4185

4) Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 januari 2018,

ECLI:NL:GHARL: 2018:618

5) Rechtbank Noord-Nederland 1 maart 2017:

ECLI:NL:RBNNE:2017:715

6) Adviescommissie onder leiding van mr. A. Hammerstein, oud-raadsheer bij de Hoge Raad

7) Advies waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen april 2019 (bijlage bij brief Minister van EZK aan TK d.d. 24 april 2019).

Artikel delen