Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Actualiteiten overheidsprivaatrecht – april 2018

1) Contractsvrijheid en gronduitgifte door gemeenten. In een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland 1) ging het erom of de gemeente een partij ('X'), waarmee zij al eerder had onderhandeld maar geen overeenkomst was gesloten, had moeten laten meebieden naar een perceel waarop een tankstation kon worden gevestigd.

1 mei 2018

1)

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2018:1116

De rechtbank stelt voorop dat voor de gemeente in beginsel contractsvrijheid geldt als zij grond te koop aanbiedt aan een derde. Dat neemt echter niet weg dat de gemeente het zorgvuldigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Deze beginselen

kunnen

ertoe leiden dat een gemeente aan meerdere (bekende) gegadigden gelijke kansen moet bieden om een stuk grond te verwerven (zie dit

blog

). In dit geval was dat echter niet zo: het zorgvuldigheidsbeginsel strekt volgens de rechtbank niet zo ver dat de gemeente in een privaatrechtelijke onderhandeling met een derde de commerciële belangen van X moet meewegen. De omstandigheid dat de gemeente ervan op de hoogte was dat X (nog steeds) belangstelling had voor en een groot (zakelijk) belang had bij de exploitatie van dit stuk grond, maakt dat volgens de rechtbank niet anders. Aangezien geen sprake is van gelijke gevallen slaagt ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet.

2.

Kinderopvang en aansprakelijkheid

Het toezicht op de naleving van de Wet kinderopvang is vaak voer voor discussie. Deze discussies worden meestal beslecht door de bestuursrechter, bijvoorbeeld als het gaat om het opleggen van een boete, last onder dwangsom/bestuursdwang of exploitatieverbod dan wel het geven van een aanwijzing of bevel. Soms belanden deze discussies (ook) bij de burgerlijke rechter in de vorm van een vordering tot schadevergoeding (zie bijvoorbeeld

dit arrest

over de weigering een gastouderbureau te registreren). Een recent voorbeeld kan worden gevonden in een

arrest

van het Hof Den Haag over het toezicht op EVC-procedures (Erkenning Verworven Competenties), dat door het hof rechtmatig werd bevonden. Een ander voorbeeld kan worden gevonden in een Rotterdams

kortgedingvonnis

. Hierin wordt een vordering afgewezen die ertoe strekt dat een kindercentrum inzage krijgt in MRP-gegevens (Model Risicoprofiel Kindercentra) en op basis daarvan vastgestelde risicoprofielen en kleurcodes. Deze gegevens dienen als hulpmiddel voor de toezichthouder om de frequentie en intensiteit van inspecties te bepalen.

3.

Politie deels aansprakelijk voor schietpartij Alphen aan den Rijn

Op 27 maart 2018 is de politie door het

Hof Den Haag

veroordeeld tot vergoeding van de letsel- en overlijdensschade die het gevolg is van de schietpartij die op 9 april 2011 te Alphen aan den Rijn heeft plaatsgevonden. Volgens het hof heeft de politie onrechtmatig gehandeld door in 2008 een wapenverlof te verlenen aan de schutter en door dit wapenverlof te verlengen in 2009 en 2010. Het hof oordeelt dat is voldaan aan het relativiteitsvereiste met betrekking tot de norm dat een wapenverlof moet worden geweigerd aan iemand aan wie een vuurwapen niet kan worden toevertrouwd, omdat vrees voor misbruik bestaat. Deze norm heeft volgens het hof (specifiek) tot doel om de burger in zijn individuele belang te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik van een vuurwapen. Wel geldt dat alleen die schade aan de politie wordt toegerekend waarbij een ruime toerekening past, te weten materiële en immateriële letsel- en overlijdensschade. Andere schadeposten kunnen niet aan de politie worden toegerekend, aldus het hof.

4.

Terugvordering bijstand o.g.v. Participatiewet en (conservatoir) beslag

In een op 9 april 2018 gepubliceerde

uitspraak

van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant staat de vraag centraal welk (Participatiewet-)besluit als een eis in de hoofdzaak geldt. Verzoekster wil ten onrechte verstrekte bijstand terugvorderen, waartoe zij op voorhand na toestemming van de rechtbank conservatoir beslag wil laten leggen. Dit om zeker te stellen dat de 'bijstand ontvangende partij' het bestaande vermogen niet opmaakt of wegsluist. Bij het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag geeft de rechtbank altijd aan binnen welke termijn een eis in de hoofdzaak moet zijn ingesteld. In het overgrote deel van de gevallen betekent dit dat binnen deze termijn een dagvaarding moet worden uitgebracht. Maar wat is nu bestuursrechtelijk gezien een eis in de hoofdzaak? De voorzieningenrechter oordeelt hier in lijn met

jurisprudentie

van de Hoge Raad dat het bekendmaken van het terugvorderingsbesluit geldt als het instellen van de eis, en niet het uitvaardigen van het dwangbevel. Dat is dus voldoende. Voor het instellen van de eis wordt een termijn van 14 dagen gesteld. Een dwangbevel hoeft niet (overhaast) te worden uitgevaardigd.

5.

Executiegeschil tegen de tenuitvoerlegging van dwangbevelen

De tenuitvoerlegging van rechtmatig uitgebrachte dwangbevelen wordt niet vaak geschorst, zoals een

vonnis

van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland laat zien. Eiseres in het executiegeschil is een recreatiepark dat vele tienduizenden euro's aan dwangsommen heeft verbeurd wegens de permanente bewoning van chalets. Het beroep van het recreatiepark tegen de invorderingsbesluiten is nog aanhangig, zodat deze besluiten nog niet onherroepelijk zijn, maar dat vormt geen reden voor schorsing. Er is ook niet gebleken dat de invorderingsbesluiten op een juridische of feitelijke misslag berusten, omdat de juistheid van die besluiten niet ter discussie was gesteld. De voorzieningenrechter verwerpt ook het betoog dat het recreatiepark failliet gaat als de invordering doorgaat. Ernstige financiële problemen bieden onvoldoende grond voor schorsing. Het recreatiepark heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat door de tenuitvoerlegging een noodtoestand zal ontstaan.

6.

Aanbesteding Zeeuws model: enkel letten op kernbeginselen aanbestedingsrecht

In een recent

arrest

van het Gerechtshof Den Haag stond de vraag centraal of het unieke karakter van aanbestedingen volgens het 'Zeeuws model' ook gevolgen heeft voor de beoordeling van inschrijvingen. Meer specifiek ging het om de vraag of een aanbestedende dienst bij een (Europese) aanbesteding volgens het Zeeuws model naast de kernbeginselen van het aanbestedingsrecht (gelijkheid, proportionaliteit en transparantie) ook andere aspecten moet meewegen. In tegenstelling tot de voorzieningenrechter beantwoordt het Gerecht deze vraag ontkennend. Het Gerechtshof is van oordeel dat ook bij aanbestedingen volgens het Zeeuws model de beginselen van het aanbestedingsrecht centraal staan. Er is daarbij geen ruimte om andere aspecten mee te wegen. Zo mag een aanbestedende dienst bij de beoordeling van een inschrijving geen rekening houden met kennis die zij heeft uit hoofde van een eerdere aanbesteding. De aanbestedende dienst is dus niet gehouden om zoals de inschrijver betoogde een specifieke inschrijver extra aanwijzingen te geven over de wijze van inschrijven. Dit zou juist in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel.

Artikel delen