Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bij de eerste druk

Dit deel van de serie Ruimtelijk Relevant gaat over de vergoeding van schade die kan ontstaan bij rechtmatig handelen van de overheid op het terrein van de ruimtelijke ordening en de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en infrastructuur.

Ons land is klein en kent een intensief grondgebruik. Voor nieuwe ontwikkelingen moet vaak ruimte gemaakt worden, in veel gevallen ten koste van bestaande gebruiksfuncties. Het is daarmee welhaast onvermijdelijk dat tegenover de beoogde voordelen van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ook nadelen staan.

Zowel de ruimtelijke ordening van ons land als de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en infrastructuur behoren bij uitstek tot de taak en bevoegdheid van 'de overheid' (rijk, provincies, gemeenten en waterschappen). Wanneer de uitoefening van deze taken en bevoegdheden leidt tot financiële schade bij individuele burgers of bedrijven rijst de vraag of deze burgers en bedrijven jegens de overheid aanspraak kunnen maken op vergoeding van deze schade.

Vanzelfsprekend is deze aanspraak als de overheid bij de uitoefening van die taak en bevoegdheid onrechtmatig of in strijd met daarover aangegane contractuele verplichtingen handelt. Minder vanzelfsprekend is deze aanspraak als de overheid bij die uitoefening rechtmatig handelt, dat wil zeggen conform de toepasselijke regelgeving en in overeenstemming met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Wat is dan de grondslag voor toekenning van schadevergoeding? In ons rechtssysteem geldt daarvoor het zogenoemde égalitébeginsel. Op grond van dit beginsel heeft een burger of onderneming die schade lijdt als gevolg van de rechtmatige uitoefening door een bestuursorgaan van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid, die uitgaat boven zijn normaal maatschappelijk risico en die in vergelijking met anderen onevenredig is, recht op (enigerlei) vergoeding van die schade.

Voor de toepassing van dit rechtsbeginsel geldt op dit moment nog geen algemene wettelijke regeling, zodat de invulling van dit beginsel in de afgelopen jaren grotendeels in de jurisprudentie heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn voor sommige vormen van rechtmatig overheidshandelen specifieke (wettelijke of buitenwettelijke) schaderegelingen ontworpen, waaronder de bekende wettelijke regeling voor tegemoetkoming in planschade (in afdeling 6.1 Wet ruimtelijke ordening).

Al met al is het leerstuk van de schadevergoeding bij rechtmatig overheidshandelen voor degenen die in de praktijk van de ruimtelijke ordening en de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en infrastructuur werkzaam zijn weinig toegankelijk. Dit boek pretendeert geen volledig overzicht van dit leerstuk te geven, maar beoogt vooral een praktische gids te zijn, waarin zowel de materiële aspecten (wanneer heeft een burger een recht op schadevergoeding?) als de procedurele aspecten (hoe krijgt de burger schadevergoeding?) aan de orde komen.

De tekst van dit boek werd afgesloten per 1 juni 2012. Auteurs houden zich voor reacties van lezers aanbevolen (info@tregthuys.nl).

mr. I.P.A. van Heijst

mr. IJ.A. Elbers-van der Meer

Bij de tweede druk

De auteur heeft met voldoening geconstateerd dat dit boek als een praktische gids over planschade en nadeelcompensatie voorziet in een duidelijke behoefte van de praktijk. Het boek vond al snel zijn weg naar vele bestuursorganen en hun adviseurs, maar ook naar talloze particulieren en bedrijven, die met planschade of ander mogelijk te compenseren nadeel geconfronteerd werden.

Sinds het verschijnen van de eerste druk hebben de ontwikkelingen op het gebied van planschade en nadeelcompensatie bepaald niet stilgestaan. Per 31 januari 2013 is de lang verwachte algemene wettelijke regeling voor nadeelcompensatie vastgesteld (als Titel 4.5 van de Awb) en zijn de eerste contouren voor een aangepaste wettelijke regeling van de planschade in de nieuwe Omgevingswet bekend gemaakt. Daarnaast heeft de Afdeling in de afgelopen jaren nadrukkelijk het voortouw genomen bij het steeds verder integreren van het 'bijzondere' planschaderecht in het 'algemene' nadeelcompensatierecht, onder meer door een steeds meer uniforme toepassing van het criterium 'normaal maatschappelijk risico'.

Al met al genoeg reden om dit boek te actualiseren. Bij het actualiseren heeft de auteur veel hulp gehad van zijn juridisch medewerkers (mrs. Thoonen, Weenink en Monnee) en zijn beide secretaresses (Barbara Scheuer en Bianca Kalksma). De opzet en indeling is grotendeels ongewijzigd gebleven. Nieuwe jurisprudentie is verwerkt tot 1 januari 2017. De auteur blijft intussen reacties van lezers zeer op prijs stellen! (vanheijst@tregthuys.nl)

mr. I.P.A. van Heijst

(www.tregthuys.nl)