Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2024:2984

24 juli 2024

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

202305716/1/A2.

Datum uitspraak: 24 juli 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Belangenvereniging Eeuwigelaan E.O., gevestigd te Bergen (Noord-Holland),

appellante,

en

het college van burgemeester en wethouders van Bergen (Noord-Holland),

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2020 heeft het college verschillende verkeersmaatregelen medegedeeld om de Eeuwigelaan in Bergen te reconstrueren (hierna: het verkeersbesluit). Deze maatregelen komen er in hoofdzaak op neer dat het bestaande aan de zuidzijde gelegen voetpad en aan de noordzijde gelegen fietspad met tweerichtingsverkeer worden opgeheven en worden vervangen door fietspaden met éénrichtingsverkeer aan beide zijden van de Eeuwigelaan.

De vereniging is een procedure gestart tegen het verkeersbesluit. Bij uitspraak van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1629, heeft de Afdeling het door de vereniging ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 20 mei 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:6396, vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van het college van 22 maart 2021, waarbij het bezwaar tegen het verkeersbesluit ongegrond was verklaard, ook vernietigd. Verder heeft de Afdeling met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.

Bij het nieuwe besluit van 21 juli 2023 heeft het college het bezwaar tegen het verkeersbesluit opnieuw ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De vereniging heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2024, waar de vereniging, vertegenwoordigd door jhr. mr. A.R.Ph. Boddaert, vergezeld door [gemachtigde], voorzitter van de vereniging, en het college, vertegenwoordigd door mr. Y. Kliphuis, advocaat te Hoofddorp, vergezeld door ing. J.H. Bekkers en J.W. Schoonen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Voor de achtergrond van deze zaak en het relevante wettelijk kader wordt verwezen naar de hierboven genoemde uitspraak van 26 april 2023. In deze procedure ligt het besluit van 21 juli 2023 ter beoordeling voor.

2.       In de uitspraak van 26 april 2023 heeft de Afdeling overwogen dat het college bij het nieuwe besluit nader moet motiveren waarom het verkeersbesluit de veiligheid van de fietsers dient. Daarbij moet het college ingaan op de vraag hoe die veiligheid zich verhoudt tot de verwachting dat de fietsers sneller zullen rijden op fietspaden met eenrichtingsverkeer en de aanwezigheid van uitritten aan beide zijden van de Eeuwigelaan. Verder moet het college bij het nieuwe besluit niet alleen de belangen van de fietsers en voetgangers, maar ook de belangen van de bewoners van de Eeuwigelaan betrekken. Bij die belangenafweging dient het college betekenis toe te kennen aan het gegeven dat het huidige fietspad alleen in de zomerperiode erg druk is. Aangezien de belangen van de voetgangers en bewoners in het geding zijn, zal het college de alternatieven voor de fietsers nader moeten onderzoeken.

Besluit van 21 juli 2023

3.       Het college heeft adviesbureau Mobycon B.V. gevraagd om een analyse van de in de uitspraak van 26 april 2023 geconstateerde tekortkomingen. In een rapport van 16 juni 2023 heeft Mobycon het college geadviseerd om het verkeersbesluit in stand te houden. Volgens dat rapport dient het verkeersbesluit het veiligheidsbelang van de fietsers en kan het college dat belang laten prevaleren, gezien de hoge intensiteit fietsers (jaarrond) en de lage intensiteit voetgangers. De in de uitspraak van 26 april 2023 aangedragen mee te wegen factoren geven volgens Mobycon geen aanleiding om van dit standpunt af te wijken.

Het college heeft vervolgens op 11 juli 2023 een aanvullende politieke toets gedaan bij de vertegenwoordigers van alle raadsfracties, op de vertegenwoordiger van een éénmansfractie na, waaruit bleek dat een meerderheid van de gemeenteraad voor het handhaven van het verkeersbesluit was.

Bij het besluit van 21 juli 2023 heeft het college er daarom voor gekozen om het verkeersbesluit onder aanvulling van de motivering in stand te houden.

Beoordeling van het beroep

Hoorplicht

4.       De vereniging betoogt dat het college haar ten onrechte niet heeft gehoord. Daarbij is van belang dat het rapport van Mobycon pas bij het besluit van 21 juli 2023 is meegestuurd en de daarin genoemde verkeerstellingen pas bij het verweerschrift zijn toegestuurd. De vereniging is dus niet in staat gesteld op deze nieuwe stukken te reageren, voordat het besluit van 21 juli 2023 werd genomen. Volgens de vereniging moet dat besluit alleen al hierom worden vernietigd.

4.1.    In artikel 7:2 van Awb is geen algemene verplichting opgenomen voor een bestuursorgaan om een belanghebbende opnieuw te horen bij het nogmaals nemen van een besluit op bezwaar ter voldoening aan een uitspraak van de bestuursrechter. Dit neemt echter niet weg dat het onder omstandigheden uit het oogpunt van zorgvuldigheid noodzakelijk kan zijn om een belanghebbende vóór het nemen van een nieuw besluit op bezwaar opnieuw te horen. Opnieuw horen kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn bij nieuwe feiten en omstandigheden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, zoals ook bedoeld in artikel 7:9 van de Awb (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2413).

Het besluit van 21 juli 2023 is grotendeels gebaseerd op het rapport van Mobycon. De vereniging heeft dit rapport en de verkeerstellingen niet ontvangen voordat dat besluit werd genomen en heeft daardoor geen mogelijkheid gehad om tijdig daarop te reageren. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid had het college de vereniging opnieuw moeten horen. Het betoog slaagt.

5.       Het beroep is gegrond. Het besluit van 21 juli 2023 moet worden vernietigd. Omdat de vereniging inmiddels wel op het rapport van Mobycon en de onderliggende gegevens heeft kunnen reageren, zal de Afdeling hierna onderzoeken of er aanleiding is de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te laten.

Toetsingskader

6.       Het college heeft beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het college moet dit naar behoren motiveren. Afhankelijk van de beroepsgronden gaat de bestuursrechter in op de vraag of de manier waarop het college van die beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de bestuursrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen. Voor de motivering van een verkeersbesluit mag het college op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het college niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.

Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De bestuursrechter gaat niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb).

Motivering van het doel van het verkeersbesluit

7.       De vereniging betoogt dat het college nog steeds niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het verkeersbesluit geschikt is om het daarmee gewenste doel van een grotere verkeersveiligheid voor fietsers te bereiken. Dat zich in de huidige situatie gevaarlijke situaties voor fietsers voordoen, is niet gebleken. Verder is de richtlijn van de CROW over de breedte van een fietspad met tweerichtingsverkeer door de CROW in de één na laagste categorie van urgentie ondergebracht. Bovendien hebben richtlijnen van de CROW geen juridisch bindende status. Uit de nieuwe verkeerstellingen blijkt niet hoeveel fietsers elkaar kruisen. Het huidige fietspad kan het getelde aantal van 200 fietsers in een spitsuur, wat neerkomt op 1 fietser per 20 seconde, probleemloos verwerken. Ten slotte zal een fietspad aan de zuidzijde van de Eeuwigelaan niet bijdragen aan de veiligheid van fietsers vanwege de uitritten van bewoners en vier kruisingen met autoverkeer, aldus de vereniging.

7.1.    Het college heeft in het besluit van 21 juli 2023, in navolging van het rapport van Mobycon, uiteengezet dat de CROW-richtlijn voorschrijft dat bij 50 of meer fietsers per uur voor tweerichtingsverkeer een breder fietspad noodzakelijk is dan het huidige fietspad. De meest recente telling van juni 2023 komt uit op 1900 fietsers per dag en 200 fietsers per spitsuur. Uit de jaarronde telling uit het rapport van Sweco uit 2015, dat aan het verkeersbesluit ten grondslag lag, blijkt dat er ook in de winterperiode meer dan 50 fietsers per uur zijn. Vanwege de historische groenstructuur is het niet mogelijk om het huidige fietspad te verbreden, zodat is gekozen voor twee fietspaden met éénrichtingsverkeer. De verkeersveiligheid van de fietsers is hiermee gediend, omdat een te smal fietspad voor tweerichtingsverkeer leidt tot in elkaar hakende sturen, kop-staart botsingen, frontale botsingen, uitwijken in de berm, ergernissen en schrikreacties. Dat er geen meldingen bij de politie zijn gedaan van fietsongevallen, betekent niet dat ze niet voorkomen. De meeste fietsongevallen worden niet gemeld en er zijn wel diverse krantenartikelen over fietsongevallen op de Eeuwigelaan. Op de zitting bij de Afdeling heeft het college hierover nader toegelicht dat, overeenkomstig het rijksbeleid, is gekozen voor een risicogestuurde aanpak. Daarbij wordt gekeken naar de wegkenmerken van wegen waar veel ongevallen plaatsvinden en vervolgens onderzocht welke andere wegen vergelijkbare wegkenmerken hebben. Ook bij die wegen bestaat een groter risico op ongevallen, ook als die niet zijn geregistreerd. De Eeuwigelaan is een dergelijke weg.

Uit het rapport van Mobycon volgt verder dat de snelheid van fietsers op een fietspad met éénrichtingsverkeer niet verandert ten opzichte van een fietspad met tweerichtingsverkeer. De snelheid hangt namelijk niet af van het aantal tegenliggers, maar van de spierkracht van de fietser en de wijze van aandrijving van de fiets. De veiligheid van de fietsers gaat volgens het college dus niet achteruit door het instellen van de beoogde twee fietspaden.

Ook de aanwezigheid van uitritten aan beide zijden van de Eeuwigelaan leidt niet tot een onveiliger situatie voor fietsers. Integendeel, omdat aan de zuidzijde van de Eeuwigelaan minder uitritten aanwezig zijn dan aan de noordzijde, zal de veiligheid van de fietsers die gebruikmaken van het beoogde fietspad aan de zuidzijde juist verbeteren. Per saldo zullen het aantal passeermomenten tussen fietsers en auto’s minder worden door de aanleg van een fietspad aan de zuidzijde. Wat betreft de door de vereniging genoemde vier kruispunten aan de zuidzijde heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het daarbij gaat om wegen met een beperkte hoeveelheid verkeer. Daartegenover staat dat de fietsers die gebruik zullen maken van het fietspad aan de zuidzijde niet meer de drukke Komlaan over hoeven te steken, aldus het college.

7.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college met deze uiteenzetting nu wel voldoende gemotiveerd dat het verkeersbesluit het veiligheidsbelang van fietsers dient. In het rapport van Mobycon zijn de aspecten meegenomen die het college op grond van uitspraak van 26 april 2023 bij dat belang moest betrekken. De vereniging heeft geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport van Mobycon, de begrijpelijkheid van de in dat rapport gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren gebracht. Mobycon is in het rapport ingegaan op het door de vereniging in de vorige procedure overgelegde rapport van HaskoningDHV Nederland B.V. van 4 april 2018. Volgens Mobycon is HaskoningDHV volledig voorbijgegaan aan de fietsveiligheidseisen die CROW adviseert. De vereniging heeft dat niet weersproken. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat Mobycon zich niet mocht baseren op de adviezen van CROW, een organisatie die ook volgens de vereniging deskundig is op het gebied van verkeer. Dat, zoals de vereniging aanvoert, de breedte van een fietspad volgens CROW niet als meest urgent is gekwalificeerd, doet er niet aan af dat de breedte van belang is voor de veiligheid van fietsers.

Het betoog slaagt niet.

Belangenafweging

8.       De vereniging betoogt dat het college ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de nadelige gevolgen voor de bomen langs de Eeuwigelaan als het fietspad aan de zuidzijde gerealiseerd zou worden. Ter staving hiervan heeft de vereniging een rapport van Cobra, boomadviseurs, van 27 februari 2019 overgelegd.

8.1.    Uit het rapport van Cobra volgt dat het fietspad aan de zuidzijde alleen kan worden aangelegd - zonder nadelige gevolgen voor de bomen - wanneer nabij de bomen niet wordt gegraven. Het is wel mogelijk om, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoet, een fietspad boven het maaiveld aan te leggen. Bij het opnieuw asfalteren van het fietspad aan de noordzijde gelden de reguliere boombeschermende maatregelen, aldus Cobra.

Het college heeft schriftelijk toegezegd dat daar bij de uitvoering rekening mee wordt gehouden. Op de zitting heeft het college verklaard dat het fietspad wordt aangelegd met betonplaten, zodat er niet hoeft te worden gegraven. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde het college het belang van de bomen bij het behouden van de huidige situatie daarom niet zwaarder te laten wegen dan het belang van de fietsers bij de beoogde situatie.

Het betoog slaagt niet.

9.       De vereniging betoogt verder dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het aantal voetgangers te gering is om bescherming te verdienen. Verder heeft het college miskend dat de situatie voor de bewoners aan beide zijden van de Eeuwigelaan verslechtert, omdat het voor hen veilige voetpad verdwijnt. Daarbij komt volgens de vereniging dat een groot aantal bewoners aan de zuidzijde van de Eeuwigelaan hun hekken naar achteren moeten verplaatsen, omdat een voor het hek geparkeerde auto anders het fietsverkeer zal hinderen.

9.1.    Het college heeft in het besluit van 21 juli 2023, in navolging van het rapport van Mobycon, uiteengezet dat een voetpad voor de voetgangers en bewoners niet noodzakelijk is om hun veiligheid te garanderen. CROW adviseert dat voetgangers en fietsers veilig gecombineerd kunnen worden als er minder dan 25 voetgangers per uur van het fietspad gebruikmaken. Volgens een telling op 11 juni 2023, een dag met goed wandelweer, bleek het voetpad op het drukste moment 14 wandelaars per uur te verwerken. Daarmee blijft het aantal voetgangers binnen de veiligheidsnorm van CROW en kunnen zij veilig gecombineerd worden met fietsers op een fietspad, aldus het college. Op de zitting heeft het college toegelicht dat hierbij van belang is dat de voetgangers een voor de fietsers voorspelbaar gedrag vertonen, namelijk het lopen van A naar B en niet kriskras over het fietspad. Hoewel er altijd een risico zal bestaan op botsingen tussen fietsers en voetgangers, is het risico op botsingen tussen fietsers onderling in de huidige situatie groter. Aan het belang van de voetgangers hoeft daarom niet meer gewicht te worden toegekend dan aan het belang van de fietsers, aldus het college.

Speciaal voor de bewoners geldt volgens het college dat de situatie aan de noordzijde beter wordt, omdat zij dan alleen nog maar rekening hoeven te houden met fietsers van links. Ook zullen zij gebruik mogen maken van het fietspad aan de noordzijde, zodat zij niet meer de Eeuwigelaan over hoeven te steken om te wandelen. Voor de bewoners aan de zuidzijde verslechtert de situatie weliswaar, maar blijft de situatie binnen de veiligheidsnormen van CROW. Per saldo verandert de situatie voor alle bewoners in positieve zin, omdat er minder kruisingen tussen bewoners en fietsers vanuit de uitritten zijn en het fietsverkeer voor iedere bewoner van één kant komt. Ook aan de belangen van de bewoners hoeft volgens het college daarom niet meer gewicht te worden toegekend dan aan het belang van de fietsers. Daarbij heeft het opgemerkt dat een eventuele financiële tegemoetkoming voor het moeten verplaatsen van de hekken geen onderdeel is van het verkeersbesluit. Hiervoor bestaan afzonderlijke regelingen waar desgewenst door benadeelden een beroep op kan worden gedaan, aldus het college.

Het college is in het besluit van 21 juli 2023 ook ingegaan op de vraag waarom het het gehele jaar meer waarde toekent aan het belang van de fietsers, terwijl uit het rapport van Sweco blijkt dat het huidige fietspad alleen tijdens de zomermaanden erg druk is. Volgens het college is er ook buiten de zomermaanden met grote regelmaat een overschrijding van de CROW-richtlijn van 50 fietsers per uur. Ook in die periode voldoet de huidige situatie daarom niet aan de eisen die het college aan fietsveiligheid stelt. Een seizoensgebonden oplossing voor de situatie is dan ook niet wenselijk, aldus het college.

9.2.    Naar het oordeel van de Afdeling blijkt hieruit dat het college de belangen van de voetgangers en bewoners nu wel heeft meegewogen. Ook heeft het college inzichtelijk gemaakt welk gewicht het aan die belangen toekent en waarom het belang van de fietsers volgens het college jaarrond zwaarder weegt. De motivering is op dit punt voldoende. Het betoog slaagt in zoverre niet.

9.3.    Voor het antwoord op de vraag of de uitkomst van deze belangenafweging onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen, is van belang of het college de alternatieven voor een tweede fietspad nader heeft onderzocht, zoals voorgeschreven in de uitspraak van 26 april 2023. De vereniging voert aan dat de bewering van het college dat de route naar Bergen aan Zee over de Buerweg langer is dan die over de Eeuwigelaan niet juist is. Daarnaast is een zuidelijke route rechtstreeks naar de Fransman een serieus alternatief. Het voordeel van die route is dat die niet door een woonwijk loopt, alleen bestemd is voor (brom)fietsers en rechtstreeks aansluiting geeft op het traject naar Bergen aan Zee. Die route is ten onrechte niet betrokken bij de besluitvorming. Ook is het openstellen van de Eeuwigelaan voor gemotoriseerde en elektrische fietsen, in combinatie met het instellen van een maximumsnelheid van 30 km per uur, een aanvaardbaar alternatief, aldus de vereniging.

9.4.    Het college heeft in het besluit van 21 juli 2023 een aantal alternatieven genoemd die het heeft onderzocht, waaronder de route via de Buerweg en de mogelijkheid om de Eeuwigelaan voor fietsers open te stellen. Omdat de Eeuwigelaan als gebiedsontsluitingsweg fungeert, en er bewust voor is gekozen dat zo te laten, waar 50 km per uur mag worden gereden, is die laatste optie volgens het college geen geschikt alternatief voor fietsers. Volgens Mobycon is de route naar Bergen aan Zee via de Buerweg langer dan de route via de Eeuwigelaan. Bovendien blijkt uit metingen dat fietsers de Buerweg, ook na de herinrichting, niet als alternatief voor de Eeuwigelaan beschouwen. De aantallen fietsers die gebruikmaken van de Eeuwigelaan zijn in 2023 namelijk gestegen ten opzichte van 2015. Op de zitting heeft het college nader toegelicht dat de Buerweg niet parallel loopt aan de Eeuwigelaan en wordt gebruikt door fietsers die een andere bestemming hebben dan de fietsers die gebruikmaken van de Eeuwigelaan. Het is daarom niet aannemelijk dat de Buerweg een alternatief is dat de hoeveelheid fietsverkeer op de Eeuwigelaan aanzienlijk zal gaan verlagen, aldus het college.

Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat een zuidelijke route rechtstreeks naar de Franschman om dezelfde reden als de Buerweg geen logisch alternatief voor de fietsers zal zijn. Op de zitting heeft het college nader toegelicht dat de voorgestelde zuidelijke route bovendien door een natuurgebied met verschillende beschermingsregimes zou lopen, wat de aanleg van die route bemoeilijkt.

9.5.    Zoals hiervoor onder het toetsingskader is weergegeven, heeft een bestuursorgaan beleidsruimte bij de belangenafweging en gaat de bestuursrechter niet na of hij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. Dit brengt mee dat het college de aangedragen alternatieven weliswaar moet onderzoeken, maar dat het bestaan van alternatieven niet per se betekent dat de keuze die het college heeft gemaakt de rechterlijke toets niet kan doorstaan. Daarvan is alleen sprake als op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de aangedragen alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.

De Afdeling is van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom het voorgestelde alternatief om de Eeuwigelaan open te stellen voor fietsers niet geschikt is. Dat de vereniging het er niet mee eens is dat de Eeuwigelaan is aangewezen als gebiedsontsluitingsweg, doet niet af aan de feitelijk situatie dat dit het geval is en verandering van die functie niet in de rede ligt. Het college heeft toegelicht dat de Eeuwigelaan onderdeel is van de enige doorgaande route naar de kust en daarmee een belangrijke route voor de afwikkeling van hulpdiensten en de bereikbaarheid van Bergen aan Zee.

Het college heeft met de hiervoor onder 9.4 weergegeven uiteenzetting ook voldoende gemotiveerd waarom de Buerweg en de voorgestelde zuidelijke route geen geschikte alternatieven zijn, los van de vraag of die routes al dan niet langer zijn dan de route via de Eeuwigelaan.

Ook dit betoog slaagt daarom niet.

Eindoordeel

10.     Het beroep is gegrond, omdat het college in strijd met de artikelen 3:4, eerste lid, en 7:9 van de Awb de hoorplicht heeft geschonden. Het besluit van 21 juli 2023 moet daarom worden vernietigd. De Afdeling ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te laten, omdat het college voldoende heeft gemotiveerd dat het verkeersbesluit het belang van de fietsers dient en de belangenafweging niet onevenredig is. Daarmee zijn de tekortkomingen in de besluitvorming, die de Afdeling in de uitspraak van 26 april 2023 heeft benoemd, hersteld. Dit betekent dat het verkeersbesluit tot herinrichting van de Euwigelaan in stand blijft.

11.     Het college moet de proceskosten en het griffierecht voor de behandeling van het beroep vergoeden. De proceskosten bestaan uit de reiskosten die de vereniging heeft gemaakt om de zitting bij de Afdeling bij te wonen.

De vereniging heeft verder verzocht om vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het rapport van HaskoningDHV. Dat rapport is echter opgesteld voordat het verkeersbesluit is genomen en niet in verband met de behandeling van het bezwaar of beroep, en komt daarom niet op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen (Noord-Holland) van 21 juli 2023, kenmerk D656091;

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;

IV.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen (Noord-Holland) tot vergoeding van bij Belangenvereniging Eeuwigelaan E.O. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 79,18;

V.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen (Noord-Holland) aan Belangenvereniging Eeuwigelaan E.O. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.

w.g. Wissels

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. De Vries-Biharie

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2024

611

Artikel delen