Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:GHARL:2020:132

8 januari 2020

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.271.808

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8143129)

arrest in kort geding van 7 januari 2020

in de zaak van

[appellant 1]2. [appellant 2] ,

beiden wonende te Utrecht,

appellanten,

in eerste aanleg: gedaagden,

hierna: [het echtpaar] ,

advocaat: mr. K. Kroon,

tegen:

de stichting

Stichting Mitros,

gevestigd te Utrecht,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Mitros,

advocaat: mr. V.C. Hartkamp.

Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 20 december 2019 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland (sector kanton, locatie Utrecht) heeft gewezen.

Het geding in hoger beroep

2.1Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 3 januari 2020 met grieven,

- de memorie van antwoord,

- de mondelinge behandeling op 7 januari 2020, waarbij de advocaten gebruik hebben gemaakt van spreeknotities.

2.2Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof arrest bepaald op één dossier.

2.3 [het echtpaar] vordert in het hoger beroep - kort samengevat - het vonnis van 20 december 2019 te vernietigen, primair de vordering in conventie alsnog af te wijzen, subsidiair aan de ontruiming de voorwaarde te verbinden dat Mitros onherroepelijk passende woonruimte heeft aangeboden op Kanaleneiland en meer subsidiair de ontruimingstermijn te bepalen op 12 maanden, met de veroordeling van Mitros in de kosten van de procedure. Voorwaardelijk vordert [het echtpaar] , voor het geval het hof op 8 januari 2020 nog geen uitspraak heeft gedaan, de tenuitvoerlegging te schorsen of de uitvoerbaar bij voorraadverklaring op te heffen zolang het hof geen uitspraak heeft gedaan.

De beoordeling van het hoger beroep

3.1Het gaat in dit geschil kort samengevat om het volgende. [het echtpaar] huurt vanaf 15 februari 1988 de woning aan [adres] te Utrecht (Kanaleneiland). De woning is in 2018 door de politie doorzocht bij het oprollen van een drugsnetwerk. Daarbij zijn in de woning 1,71 gram cocaïne (6 ponypacks), mobiele telefoons en contant geld aangetroffen. Een of wee mobiele telefoons konden aan het drugsnetwerk gekoppeld worden. De zoon van [het echtpaar] is buiten de woning aangehouden en veroordeeld. Het hoger beroep in de strafzaak loopt nog. De zoon is niet veroordeeld voor handelen vanuit de woning.

3.2Vanwege overtreding van artikel 13b van de Opiumwet heeft de gemeente de woning met ingang van 4 december 2018 voor de duur van 12 maanden gesloten. [het echtpaar] heeft zich daartegen bestuursrechtelijk verweerd, maar dat heeft tot nu toe het sluitingsbevel niet aangetast. Het hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State loopt nog.

3.3Bij brief van 11 maart 2019 heeft Mitros de huurovereenkomst onmiddellijk buitengerechtelijk ontbonden op grond van haar bevoegdheid van artikel 7:231 lid 2 BW. Daarna heeft Mitros aangeboden een woning voor [het echtpaar] aan te bieden in het kader van laatste kansbeleid. De woning moet buiten Kanaleneiland liggen vanwege het drugsnetwerk dat daar bestaat. [het echtpaar] wil dat niet, maar wil terug naar Kanaleneiland en de woning vanaf 4 december 2019 weer gaan bewonen. Vervolgens heeft Mitros [het echtpaar] op 7 november 2019 in kort geding gedagvaard en de ontruiming van de woning gevorderd. De kantonrechter heeft die vordering toegewezen en [het echtpaar] veroordeeld tot ontruiming binnen zeven dagen na de betekening van het vonnis. [het echtpaar] heeft bij de kantonrechter een tegenvordering ingediend die is afgewezen. Inmiddels is de woning op 4 december 2019 door de gemeente aan Mitros vrijgegeven. Het vonnis is betekend. Mitros heeft de ontruiming aangekondigd voor 8 januari 2020.

3.4Het hof stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, mede dient te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Vanwege de woningnood in Utrecht hebben daarmee verband houdende behoefte aan sociale huurwoningen, is het belang van Mitros gegeven.

3.5De vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of de buitengerechtelijke ontbinding door Mitros naar voorlopig oordeel met voldoende mate van zekerheid zal standhouden bij de bodemrechter en zo ja, of de ontruiming als voorlopige voorziening kan worden toegewezen.

3.6Als niet weersproken gaat het hof ervan uit dat de bestuursrechtelijke procedures tot nu toe zijn beslist op een dossier dat de advocaat van [het echtpaar] niet had. Pas nu, in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft de advocaat het dossier en kan hij toetsen of het sluiten is bevel van de burgemeester voldoende basis heeft de feiten. Ook kan hij nu pas inhoudelijk verweer voeren. Dat maakt het onzeker of het sluitingsbevel van de burgemeester standhoudt, ondanks het feit dat [het echtpaar] tot nu toe ongelijk heeft gekregen.

3.7Bij de proportionaliteit heeft het hof vraagtekens. Een inbreuk op het woonrecht moet een proportionele maatregel vormen. De bodemrechter moet dus beoordelen of Mitros met de ontbinding van de overeenkomst (met tot gevolg ontruiming van de woning) een proportionele maatregel nam. Mitros heeft zelf niet inhoudelijk de ernst, omvang en reikwijdte van het drugsdelict getoetst. Zij is afgegaan op de bestuursrechtelijke maatregelen die zijn genomen en heeft die gevolgd. De aard en de omvang van het drugsdelict en vooral ook de betrokkenheid van de woning daarbij, zijn onvoldoende om voorlopig te oordelen dat de toepassing van de bevoegdheid door Mitros proportioneel is geweest. Daarbij is ook van belang dat Mitros als verhuurder niet in haar particuliere belang is getroffen. [het echtpaar] heeft de huur gedurende de sluitingsperiode en ook nu steeds betaald. Daarnaast is op dit moment de periode van 12 maanden voorbij, zodat er bestuursrechtelijk geen grond meer is om de woning niet ter beschikking te stellen.

3.8Bij de vraag of de buitengerechtelijke ontbinding door Mitros naar voorlopig oordeel bij de bodemrechter zal standhouden, heeft het hof teveel twijfel om de door Mitros gevorderde ontruiming toewijsbaar te oordelen, vooruitlopend op een bodemprocedure. Mitros heeft subsidiair aangevoerd dat [het echtpaar] is tekortgeschoten en dat de tekortkoming de ontbinding kan dragen, maar heeft daarvoor te weinig aangevoerd om een kort geding de ontruiming te kunnen dragen.

3.9Het komt er dus op neer dat de vordering van Mitros in conventie tot ontruiming alsnog zal worden afgewezen. In reconventie heeft [het echtpaar] toegang tot de woning gevorderd op straffe van verbeurte van een dwangsom. Het hof gaat er vanuit dat de gemeente op 4 december 2019 de sleutels aan Mitros heeft overgedragen omdat op dat moment deze ontruimingsprocedure al liep. Anders had [het echtpaar] op 4 december 2019 de woning al kunnen betrekken. Een juridische maatregel die dat belette of belet, is er niet.

Slotsom

4.1Het hoger beroep slaagt zodat het kort geding-vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal in conventie alsnog de ontruiming afwijzen. In reconventie wijst het hof de vordering toe waarbij het hof de dwangsom zal matigen en maximeren zoals hierna vermeld. Omdat het hof einduitspraak doet, komt het niet toe aan behandeling van de voorwaardelijk ingestelde vordering tot schorsing van tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis.

4.2Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Mitros in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [het echtpaar] zullen worden vastgesteld op € 720 aan salaris advocaat . De kosten voor de procedure in hoger beroep zullen worden vastgesteld op € 106,47 aan explootkosten, € 332,- aan griffierecht en op € 2.148 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II).

De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:

vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter te Utrecht (rechtbank Midden-Nederland) van 20 december 2019 en doet opnieuw recht:

wijst de vordering in conventie van Mitros alsnog af,

veroordeelt Mitros in reconventie [het echtpaar] uiterlijk vrijdag 10 januari 2020 om 12:00 uur toegang tot de woning te Utrecht, aan [adres] te verschaffen en [het echtpaar] die woning ter beschikking te stellen en te laten, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 10.000,- dat Mitros na betekening van dit arrest daarmee in gebreke mocht blijven;

veroordeelt Mitros in de kosten van de beide instanties, waarbij de kosten in eerste aanleg aan de zijde van [het echtpaar] worden vastgesteld op € 720 voor salaris van de advocaat, en in het hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van [het echtpaar] worden vastgesteld op € 438,47 voor verschotten en op € 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, H.E. de Boer en A.E.B. ter Heide, is vanwege afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. De Boer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2020.

Artikel delen