Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2019:3114

11 september 2019

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

201804536/1/A3.

Datum uitspraak: 11 september 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 april 2018 in zaak nr. 17/2883 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van Holland Rijnland Wonen (hierna: HRW).

Procesverloop

[appellant] heeft op 8 februari 2016 HRW verzocht om zijn inschrijvingsgegevens aan te passen, in die zin dat de inschrijving onder de naam [persoon] en de daarbij horende inschrijftijd op naam van [appellant] worden gezet.

Bij e-mailbericht van 2 mei 2016 heeft HRW het verzoek afgewezen.

Bij brief van 8 juli 2016 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek.

Bij e-mailbericht van 20 september 2016 heeft HRW [appellant] laten weten [persoon] per 20 september 2016 te hebben uitgeschreven.

Bij brief van 11 oktober 2016 heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de uitschrijving van [persoon] en de afwijzing van het verzoek om de inschrijvingsgegevens aan te passen.

Bij brief van 21 maart 2017 heeft HRW laten weten de zaak niet opnieuw in behandeling te nemen, omdat er geen nieuwe feiten zijn die reden geven voor heroverweging.

Bij uitspraak van 13 april 2018 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het beroep tegen de beslissing van 21 maart 2017. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

HRW heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juni 2019, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde] en mr. M.J. de Jongh, advocaat te Leiden, en HRW, vertegenwoordigd door J.M. van Egeraat, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [persoon] stond als zoekende van een sociale huurwoning ingeschreven bij HRW met als inschrijfdatum 26 mei 2008. [appellant] stelt dat hij dezelfde persoon is als [persoon]. Volgens [appellant] is [persoon] een afkorting van zijn voornaam en gebruikt hij [persoon] als roepnaam. [appellant] stelt dat hij zich vanwege een miscommunicatie met een woningbouwcorporatie op 6 augustus 2015 een tweede keer heeft ingeschreven bij HRW, maar nu met zijn officiële naam. Begin februari 2016 is [appellant] een sociale huurwoning geweigerd, omdat hij op de woning gereageerd had met de inschrijving op naam van [persoon] en bij controle bleek dat hij [appellant] heet. Daarom heeft [appellant] verzocht zijn inschrijfgegevens aan te passen. HRW heeft dit verzoek afgewezen.

2.    De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.

Aangevallen uitspraak

3.    De rechtbank heeft overwogen dat HRW de beslissingen heeft genomen en dat HRW geen bestuursorgaan is. Daarom kunnen het e-mailbericht van 20 september 2016 en de brief van 21 maart 2017 niet worden aangemerkt als besluiten. Dat [appellant] stelt dat hij wel in zijn rechtspositie wordt geraakt en dat het Dagelijks Bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland (hierna: DB) zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen door geen besluit te nemen, kan niet tot een ander oordeel leiden, omdat er geen besluit is waartegen beroep openstaat, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de beslissingen onder de bevoegdheid van het DB zijn genomen. Het DB is bevoegd tot het verlenen van een huisvestingsvergunning, die vereist is voor het in gebruik nemen van een sociale huurwoning. HRW draagt zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden ten behoeve van het bepalen van de rangorde, maar dit ontslaat het DB niet van zijn verantwoordelijkheid. De beslissingen van 20 september 2016 en 21 maart 2017 zijn daarom besluiten. De rechtbank heeft zich ten onrechte onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen, aldus [appellant].

4.1.    HRW is een orgaan van een rechtspersoon die krachtens privaatrecht is ingesteld, zodat HRW niet onder artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) valt. Beoordeeld moet worden of HRW met enig openbaar gezag is bekleed, zodat HRW een bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie uitspraak van 12 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1879)), is daarvoor bepalend of aan HRW een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan.

4.2.    Ingevolge artikel 5 van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015, in samenhang met de Huisvestingswet 2014, heeft HRW de bevoegdheid een register van woningzoekenden bij te houden ten behoeve van het bepalen van de rangorde. Dit is een wijziging ten opzichte van de voorgaande huisvestingsverordening, op grond waarvan het DB die bevoegdheid had. Degene die het langst staat ingeschreven in het register staat, afgezien van een aantal uitzonderingen, bovenaan in de rangorde. De rangorde is doorslaggevend bij het toewijzen van een sociale huurwoning aan een woningzoekende. Pas als een woningzoekende een woning toegewezen heeft gekregen, komt hij in aanmerking voor een huisvestingsvergunning. HRW is bevoegd om te beoordelen of een inschrijving en de inschrijfduur juist zijn, om de inschrijving aan te passen en om woningzoekenden uit te schrijven. Als een woningzoekende uitgeschreven wordt, is het niet mogelijk op geadverteerde woningen te reageren, waardoor het niet mogelijk is een woning toegewezen te krijgen en zodoende in aanmerking te komen voor een huisvestingsvergunning. Een wijziging van de inschrijfduur heeft eveneens gevolgen voor de toewijzing van een woning. HRW oefent een publiekrechtelijke bevoegdheid uit tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten en heeft dus openbaar gezag. Daarom is HRW een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Dit in tegenstelling tot Woningnet N.V., waarover de Afdeling heeft geoordeeld dat ze geen bestuursorgaan is, omdat aan haar in de huisvestingsverordening geen bevoegdheid tot het bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten was toegekend (zie uitspraak van 30 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1760)).

4.3.    Zoals hieruit volgt, en ter zitting is bevestigd, hebben de beslissingen van 2 mei 2016, 20 september 2016 en 21 maart 2017 rechtsgevolg en is dus sprake van rechtshandelingen. De beslissingen zijn daarom besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen bezwaar of beroep openstaat. Het besluit van 21 maart 2017 moet als een besluit op bezwaar worden aangemerkt. Anders dan [appellant] betoogt, zijn de besluiten niet genomen onder de bevoegdheid van het DB, maar door en namens HRW. Het betoog dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard van het beroep kennis te nemen, is wel terecht aangevoerd.

4.4.    Het betoog slaagt.

Slotsom

5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal op grond van artikel 8:115 van de Awb de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld, omdat de rechtbank de zaak nog niet inhoudelijk heeft behandeld.

6.    HRW dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

7.    Met toepassing van artikel 8:114, eerste lid, van de Awb, zal de Afdeling bepalen dat het in hoger beroep door [appellant] betaalde griffierecht door de griffier van de Raad van State wordt terugbetaald.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 april 2018 in zaak nr. 17/2883;

III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;

IV.    veroordeelt het bestuur van Holland Rijnland Wonen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. De Vries

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2019

582-851.

 

BIJLAGE

 

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:1

1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

[…].

Artikel 1:3

1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

[…].

Artikel 7:1

1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:

a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,

[…].

Artikel 8:1

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

[…];

f. Dagelijks Bestuur: het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland;

[…];

m. inschrijftijd: de periode die de woningzoekende op grond van deze verordening is ingeschreven als woningzoekende in de regio Holland Rijnland, vanaf de datum dat hij staat ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 5;

[…];

aa. Vereniging Holland Rijnland Wonen (HRW): rechtspersoon, die in de regio Holland Rijnland namens de woningcorporaties verantwoordelijk is voor de uitvoering van de woonruimteverdeling;

[…].

Artikel 2

[…].

2. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de sociale huurwoningen […].

[…].

Artikel 5

1. Vereniging Holland Rijnland Wonen (HRW) draagt zorg voor het doen aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden ten behoeve van het bepalen van de rangorde.

2. HRW stelt regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving.

[…].

Artikel 7

Het is verboden de in artikel 2 aangewezen woonruimte zonder huisvestingsvergunning in gebruik te nemen of in gebruik te geven.

Artikel 9

Het Dagelijks Bestuur verleent een huisvestingsvergunning indien:

[…];

d. de aanvrager op basis van de rangorde zoals omschreven in hoofdstuk IV van deze verordening voor de betreffende woonruimte waarvoor de huisvestingsvergunning wordt aangevraagd in aanmerking komt […].

[…].

Artikel 12

[…].

2a. Indien meerdere woningzoekenden voor woonruimte die in het aanbodmedium wordt aangeboden in aanmerking komen, wordt met in achtneming van het bepaalde in het eerste lid, de woonruimte toegewezen aan de woningzoekende met de meeste inschrijftijd.

[…].

Artikel delen