Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2018:2673

8 augustus 2018

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

201704403/1/A1.

Datum uitspraak: 8 augustus 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. Solar Festival B.V., gevestigd te Eindhoven (hierna: Solar),

2. de burgemeester van Roermond,

3. [ appellant sub 3A] en anderen, allen wonend te Roermond,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 april 2017 in zaken nrs. 16/246, 16/247 en 16/1308 in het geding tussen:

[appellant sub 3A] en anderen,

en

de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Roermond.

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2015 heeft het college aan Solar een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik verleend voor het houden van het Solarfestival aan de Maasplassen rondom het terrein van De Weerd, te Roermond (hierna: het terrein). De vergunning heeft betrekking op de periode van 18 juli 2015 tot en met 8 augustus 2015.

Bij besluit van 21 mei 2015 hebben de burgemeester ingevolge artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Roermond (hierna: de APV) en het college ingevolge artikel 2 van de Brandveiligheidsverordening 2012 aan Solar een evenementenvergunning verleend ten behoeve van het betreffende festival.

Bij besluit van 11 juni 2015 heeft het college aan Solar ingevolge artikel 4:18, derde lid, van de APV ontheffing van de APV verleend voor het plaatsen en geplaatst houden van kampeermiddelen buiten een kampeerterrein ten behoeve van het festival.

Bij besluit van 24 november 2015 heeft de burgemeester op het door [appellant sub 3A] en anderen tegen de evenementenvergunning gemaakte bezwaar beslist.

Bij besluit van 8 december 2015 heeft het college de bezwaren van [appellant sub 3A] en anderen voor zover deze gericht zijn tegen de ontheffing van de APV voor het plaatsen en geplaatst houden van kampeermiddelen ongegrond verklaard en dat besluit in stand gehouden. Het college heeft de bezwaren voor zover deze gericht zijn tegen de omgevingsvergunning gedeeltelijk gegrond verklaard en deze met een gewijzigde motivering in stand gelaten.

Bij besluit van 8 maart 2016 hebben het college en de burgemeester een gewijzigd besluit op bezwaar genomen en de door [appellant sub 3A] en anderen gemaakte bezwaren tegen de evenementenvergunning gedeeltelijk gegrond verklaard en deze met een gewijzigde motivering in stand gelaten. Voorts heeft het college de tegen de gebruiksvergunning gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en dat besluit ongewijzigd in stand gelaten.

Bij uitspraak van 21 april 2017 heeft de rechtbank de door [appellant sub 3A] en anderen tegen de besluiten van 24 november en 16 december 2015 (lees: 8 december 2015) ingestelde beroepen gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd voor zover de daarbij verleende evenementenvergunning en omgevingsvergunning zijn gehandhaafd en het tegen het besluit van het college en de burgemeester van 8 maart 2016 ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft tevens bepaald dat het college en de burgemeester geen nieuwe besluiten op bezwaar hoeven te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Solar en de burgemeester hoger beroep ingesteld. [appellant sub 3A] en anderen hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 3A] en anderen, de burgemeester en het college hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De burgemeester en [appellant sub 3A] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2018, waar Solar, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. M.L. Diepenhorst, advocaat te Amsterdam, de burgemeester en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Amorij, mr. P.M.A. van Wersch, ing. R.M.C.G. Ververgaert en M.H.M.P.J. Seuren-Bams en bijgestaan door mr. M.G.G. van Nisselroij, advocaat te Venlo, en ing. T.J.M. van Diepen en [appellant sub 3A] en anderen, vertegenwoordigd door mr. T.D. Rijs, advocaat te Zwolle, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het Solar Weekend Festival wordt sinds 2005 jaarlijks gehouden aan de Noorderplas, nabij De Weerd, een recreatiegebied aan de oostoever van de Maas. Het is een tweedaags cultureel- en muziekevenement dat in de open lucht wordt gehouden en waar door middel van geluidversterkende apparatuur onder andere dance- en housemuziek ten gehore wordt gebracht. Het terrein is onderverdeeld in een festivalterrein waar tien muziekpodia staan, een campingterrein voor de bezoekers van het festival waar drie muziekpodia staan en een camping voor de medewerkers van het festival (het crewterrein). Op het festivalterrein worden gemiddeld 32.900 bezoekers per dag verwacht en op het campingterrein maximaal 13.000 bezoekers per dag. Een deel van de bezoekers verblijft vier dagen op de camping.

[appellant sub 3A] en anderen kunnen zich niet met de verleende vergunningen voor het festival verenigen.

Het grootste gedeelte van de woningen van [appellant sub 3A] en anderen ligt aan De Weerd, aan de noordkant van het festivalterrein. De maatgevende woningen aan De Weerd 1 en [locatie1] liggen aan de oostkant van het festivalterrein. Alle woningen zijn gelegen buiten de bebouwde kom van Roermond.

2. De van toepassing zijnde regelgeving, zoals die luidde ten tijde van belang, is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

De evenementenvergunning

3. De burgemeester heeft in het belang van de bescherming van het milieu aan de evenementenvergunning geluidvoorschriften verbonden. Daarbij heeft de burgemeester aansluiting gezocht bij de "Nota Evenementen met een luidruchtig karakter" die in januari 1996 door de Inspectie Milieuhygiëne Limburg is opgesteld (hierna: de Nota). De Nota is een handreiking voor gemeenten en geeft criteria voor het houden van evenementen en is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen dan wel beperken van ernstige en onduldbare overlast. De Nota richt zich ten aanzien van de geluidnormering overdag en ’s avonds op het waarborgen van de spraakverstaanbaarheid in de woning en in de nachtperiode op het vermijden van slaapverstoring. Uitgangspunt van de Nota is een normstelling die gericht is op de bescherming van de binnenruimte van de in de omgeving van het festival gelegen woningen en andere geluidgevoelige objecten tegen geluidhinder. In de woningen wordt uitgegaan van een vaste maximale waarde voor het achtergrondgeluid. Een stoorgeluid van 50 dB(A) in de woning is volgens de Nota de grens van wat in redelijkheid van een omwonende gevraagd kan worden te accepteren. Een waarde boven de 50 dB(A) kan volgens de Nota als ‘onduldbaar’ worden gekwalificeerd. Volgens de tabellen 2 en 3 van de Nota is bij een gemiddelde gevelisolatie van 20 à 25 dB(A) een maximale gevelbelasting (één-minuut LAeq) van 70 à 75 dB(A) in de dag- en avondperiode toelaatbaar. Als toelichting wordt in de Nota onder het kopje ‘aandachtspunten’ vermeld dat de bijzonder goede/slechte kwaliteit van de gevelisolatie c.q. de geluid(on)gevoeligheid van de ruimten achter de bepalende gevels aanleiding kunnen zijn om de in tabel 3 genoemde waarden met 5 à 10 dB(A) te verhogen c.q. te verlagen. Alleen echter specifiek locatie-onderzoek kan het daartoe noodzakelijke inzicht verschaffen. Zonder specifiek onderzoek is het volgens de Nota aan te bevelen de in tabel 3 genoemde waarden als maximum te hanteren.

De burgemeester heeft in de evenementenvergunning ter bescherming van omwonenden tegen geluidoverlast een grenswaarde van 75 dB(A) voor het equivalente geluidniveau voor woningen buiten de bebouwde kom opgenomen en een grenswaarde van 70 dB(A) voor woningen binnen de bebouwde kom. Ter bescherming tegen bastonen zijn in de vergunning naast dB(A)-normen dB(C)-normen opgenomen. De Nota voorziet niet in een dB(C)-normstelling.

4. De rechtbank heeft, voor een goede beoordeling van de vraag of de besluiten van de burgemeester en het college van 24 november en 8 december 2015, zoals gewijzigd bij besluit van 8 maart 2016, in rechte stand kunnen houden, aanleiding gezien de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) als deskundige te benoemen. De StAB heeft op 27 oktober 2016 schriftelijk verslag uitgebracht (hierna: het verslag) over onder meer de vraag of de Nota juist is toegepast.

5. De burgemeester en Solar betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de burgemeester bij de maatgevende woningen, waaronder de woning aan [locatie1], ten onrechte geen onderzoek naar de gevelwering heeft gedaan en ook de geluiduitstraling op die woning niet heeft aangepast. De burgemeester en Solar voeren aan dat met de in de evenementenvergunning omschreven geluidvoorschriften niet wordt afgeweken van de Nota omdat de Nota impliciet de ruimte geeft om een maximale grenswaarde van 70 dB(A) dan wel 75 dB(A) op de gevel te hanteren althans dat de Nota uitgaat van gemiddelde waarden die zonder onderzoek naar de gevelwering gehanteerd mogen worden. Voor zover het oordeel van de rechtbank wordt gevolgd dat wél wordt afgeweken van de Nota, voert de burgemeester aan dat de Nota de status heeft van een handreiking waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Volgens Solar is de burgemeester niet gehouden de in de Nota vermelde grenswaarden aan de vergunning te verbinden omdat de Nota geen algemeen verbindende voorschriften bevat en ook geen beleidsregel is en behoeft niet elke afwijking van de Nota een aparte motivering. Bovendien volgt volgens Solar uit de jurisprudentie, zoals bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ7921, dat ook hogere grenswaarden zonder nader onderzoek naar de gevelwering vergund kunnen worden en dat er nog geen wetenschappelijke consensus over de aanvaardbaarheid van geluidhinder is. De Nota moet volgens de burgemeester worden gezien als een onderdeel van de belangenafweging tussen de gevraagde geluidniveaus ten behoeve van het evenement en het woon- en leefklimaat van omwonenden. Daarbij is het volgens hem alsook volgens Solar voor de aanvaardbaarheid van de norm van belang dat het om een kortdurend evenement gaat. Voorts stelt de burgemeester dat er in de vergunning dB(C) normen zijn opgenomen om hinder ten gevolge van bastonen te beperken alsmede maatregelen om het geluidniveau zo veel mogelijk te beperken door onder meer toepassing van line-arrays waarmee het geluid meer op het publiek en minder op de woningen wordt gericht en de situering van de luidsprekers zoveel mogelijk van de woningen af zijn gericht. Ook zijn de baskasten nauwkeurig afgesteld en zijn bij de mainstage absorberende doeken gebruikt. Volgens de burgemeester biedt een maximale norm van, in dit geval, 75 dB(A) op de gevels van de woningen van [appellant sub 3A] en anderen ook zonder onderzoek naar de gevelwering in samenhang met de genomen maatregelen en de opgelegde dB(C)-norm voldoende waarborgen voor het voorkomen van onduldbare hinder bij omwonenden. Solar betoogt verder dat een geluidonderzoek naar de gevelisolatie en de binnenwaarde onevenredig bezwarend is, gezien de hoge kosten van een dergelijk onderzoek en de korte duur van het evenement.

5.1. De rechtbank heeft overwogen dat zij de burgemeester niet volgt in diens oordeel dat op grond van de Nota alleen gevelonderzoek aan de orde is als geluidsniveaus boven de 75 dB(A) zijn vergund of de slechte bouwkundige staat van de woning daartoe aanleiding geeft. Volgens de rechtbank gaat de Nota er van uit dat dient te worden gewaarborgd dat een stoorgeluid van 50 dB(A) in de woning niet wordt overschreden en dat daarbij niet zonder meer mag worden uitgegaan van een gevelwering van 25 dB(A).

5.2. Voor zover [appellant sub 3A] en anderen stellen dat de burgemeester geen belang heeft bij een oordeel over deze hogerberoepsgrond omdat de rechtbank de evenementenvergunning ook op andere gronden heeft vernietigd, faalt dat. Reeds omdat een beoordeling door de Afdeling van de hogerberoepsgrond van belang kan zijn voor de besluiten van de burgemeester over het Solarfestival in de jaren na 2015, bestaat er belang.

5.3. Ingevolge artikel 1:8, aanhef en onder d, van de APV kan de burgemeester de evenementenvergunning weigeren in het belang van de bescherming van het milieu. De burgemeester heeft ter invulling van dit belang aansluiting gezocht bij de Nota. Door hierbij aan te sluiten heeft de burgemeester de in de Nota gegeven invulling van wat in redelijkheid van omwonenden aan geluidhinder gevraagd kan worden te accepteren, namelijk een maximum binnenniveau van 50 dB(A), tot de zijne gemaakt. Volgens de Nota is dat de grens waarboven een geluid als onduldbaar kan worden gekwalificeerd.

In de tabellen 2 en 3 van de Nota staat vermeld dat om het maximum binnenniveau niet te overschrijden en rekening houdend met een gemiddelde gevelisolatie van 20 dB(A) à 25 dB(A) de maximaal toelaatbare gevelbelastingen (één-minuut LAeq) 70 dB(A) à 75 dB(A) mag zijn. Nu de tabellen uitgaan van gemiddelden kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat bij een maximum toegestane gevelbelasting van, in dit geval, 75 dB(A) op de woningen van [appellant sub 3A] en anderen de binnenwaarde van 50 dB(A) telkens is gegarandeerd indien geen enkel inzicht bestaat in de gevelisolatie. Niet in geschil is dat de burgemeester niet heeft onderzocht wat daadwerkelijk de gevelisolatie van de maatgevende woningen bedraagt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester dat wel had moeten doen. Nu [appellant sub 3A] en anderen reeds in bezwaar gemotiveerd hebben betwist dat niet alle van belang zijnde woningen een gevelisolatie hebben van rond de 25 dB(A), gelet op de bouw rond 1911 en woningen met enkelsteense muren en enkel glas, had de burgemeester niet kunnen volstaan met een globale visuele inspectie van de woningen en het raadplegen van bouwkundige dossiers. De burgemeester betoogt weliswaar terecht dat gemotiveerd van de Nota kan worden afgeweken, maar uit de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning volgt niet dat de burgemeester is afgeweken van de Nota omdat hij er van uit is gegaan dat zonder meer aan de binnenwaarde van 50 dB(A) kan worden voldaan. De burgemeester heeft het besluit in dat opzicht niet goed voorbereid. Dat, zoals Solar stelt, in voormelde uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2011 een hogere gevelbelasting aanvaardbaar is geacht, maakt dat niet anders, omdat in het geval waarnaar Solar heeft verwezen het bevoegd gezag niet had aangesloten bij de Nota. Ook de stelling dat er nog geen wetenschappelijke consensus is over de vraag welke mate van geluidhinder onaanvaardbaar is, doet om dezelfde reden niet aan die conclusie niet af.

Dat de burgemeester naast de dB(A) normen ook grenswaarden heeft gesteld in dB(C) en de onder 5.1 genoemde aanvullende maatregelen heeft getroffen, maakt dit niet anders. Door een maximale gevelgrenswaarde van 75 dB(A) aan de vergunning te verbinden zonder inzicht te hebben in de gevelwering kan niet worden gegarandeerd dat de binnenwaarde van 50 dB(A) niet wordt overschreden. Bovendien is niet inzichtelijk dat door de getroffen maatregelen en het stellen van een dB(C)-normering wordt voldaan aan die binnenwaarde.

Het betoog faalt.

6. [ appellant sub 3A] en anderen betogen terecht dat de rechtbank heeft verzuimd in te gaan op hun beroepsgrond dat uit de evenementenvergunning niet volgt wat onder geluidgevoelige bestemmingen moet worden volstaan. Dit betoog leidt echter niet tot het daarmee door hen beoogde doel. Omdat de burgemeester heeft toegelicht dat in voorschrift C2 voor de term "geluidgevoelige bestemmingen" is aangesloten bij de uitleg in de Wet geluidhinder over andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen en dit geen ongebruikelijke uitleg is van dit begrip, bestaat geen grond voor het oordeel dat de vergunning op dit punt niet duidelijk is.

Het betoog faalt.

7. [ appellant sub 3A] en anderen betogen dat de rechtbank hun beroepsgrond dat de burgemeester niet kon volstaan met het stellen van één geluidnorm voor alle woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen ongemotiveerd heeft verworpen. Voorts betogen zij dat de rechtbank niet is ingegaan op hun beroepsgrond dat de burgemeester ten onrechte alleen woningen heeft beschouwd die bescherming toekomen tegen geluidhinder en niet andere geluidgevoelige objecten, zoals de woonbootligplaats van [appellant sub 3B] aan [locatie 2]. De rechtbank is volgens hen tevens ten onrechte niet ingegaan op hun beroepsgrond dat de burgemeester niet deugdelijk heeft onderbouwd waarom voor woningen buiten de bebouwde kom hogere geluidgrenswaarden gelden dan voor woningen binnen de bebouwde kom.

7.1. De burgemeester heeft bij het bepalen van de geluidnormen gebruik gemaakt van het akoestisch rekenmodel van dBcontrol "rekenmodel geluid Solar Festival 2015" van 10 maart 2015 dat bij de aanvraag was gevoegd. Dit rekenmodel bevat de te verwachten situatie van de geluiduitstraling van het evenement. Vervolgens heeft de burgemeester een eigen analyse uitgevoerd en eigen berekeningen gemaakt aan de hand van deze rekenmodellen, meetgegevens van het Solarfestival in 2013 en 2014 en in andere gemeente toegepaste normen. Hierbij zijn op grond van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 (hierna: de Handleiding) worst case berekeningen gemaakt en daaruit zijn de maatgevende woningen afgeleid. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat dit de dichtstbijzijnde woningen zijn en dat de verder weg gelegen woningen en andere gevoelige bestemmingen een lagere geluidbelasting op de gevel zullen ervaren. Het stellen van normen bij andere woningen en geluidgevoelige bestemmingen heeft volgens hem geen meerwaarde. Wat betreft de woonbootligplaats van [appellant sub 3B] heeft de burgemeester toegelicht dat deze verder weg is gelegen dan de maatgevende woningen De Weerd 1 en [locatie1] en lager is gelegen en daarmee niet maatgevend.

7.2. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 17 van de aangevallen uitspraak overwogen dat de burgemeester gezien de door de hem gegeven toelichting in redelijkheid heeft kunnen volstaan met het stellen van één norm voor alle woningen en geluidgevoelige objecten. De door de rechtbank bedoelde toelichting is weergegeven onder rechtsoverweging 12, waarin de burgemeester heeft toegelicht dat de gestelde norm van 75 dB(A) alleen te ruim is voor de verder weg gelegen woningen en dat gebruikelijk is dat een norm wordt gesteld voor de dichtstbijzijnde (maatgevende) woningen, waarvan de andere woningen profiteren. Daar wordt dan in elk geval aan de maximale norm voldaan, aldus de overweging.

Het betoog mist in zoverre feitelijke grondslag.

7.3. [appellant sub 3A] en anderen voeren verder terecht aan dat de rechtbank niet is ingegaan op hun beroepsgrond dat de burgemeester ten onrechte alleen woningen heeft beschouwd die bescherming toekomen tegen geluidhinder en niet andere geluidgevoelige bestemmingen zoals de woonboot van [appellant sub 3B]. De rechtbank is evenmin ingegaan op de beroepsgrond dat de burgemeester niet deugdelijk heeft onderbouwd waarom voor woningen buiten de bebouwde kom hogere geluidgrenswaarden gelden dan voor woningen binnen de bebouwde kom. Het betoog leidt echter niet tot het door [appellant sub 3A] en anderen daarmee beoogde doel. Daartoe overweegt de Afdeling dat daargelaten of de Nota ziet op woonboten en daargelaten of de woonboot op grond van het bestemmingsplan ter plaatse mag liggen, het aannemelijk is dat bij een juiste normering bij de maatgevende woningen de woonboot afgeleide bescherming tegen geluid toekomt. De woonboot van [appellant sub 3B] is namelijk verder van het evenemententerrein gelegen dan de maatgevende woningen aan De Weerd 1 en [locatie1] en is ook lager gelegen. Reeds daarom heeft de burgemeester er van kunnen afzien om de woonboot als maatgevend geluidgevoelig bestemming aan te merken. De burgemeester heeft voorts deugdelijk gemotiveerd dat voor de woningen binnen de bebouwde kom lagere geluidnormen gesteld kunnen worden dan voor de woningen buiten de bebouwde kom. Hierbij heeft de burgemeester kunnen betrekken dat de woningen binnen de bebouwde kom verder van het evenemententerrein liggen dan de woningen buiten de bebouwde kom en, zo begrijpt de Afdeling het standpunt van de burgemeester, binnen de bebouwde kom meer mensen wonen dan buiten de bebouwde kom en volgens de burgemeester meer bescherming tegen geluidhinder dienen toe te komen.

Het betoog faalt in zoverre.

8. Solar betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de in voorschriften C2, 4 en 5 van de vergunning voorgeschreven meetduur van 5 minuten te lang is en dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd waarom een langere meetduur dan 1 minuut is gehanteerd. Zij voert daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte in navolging van de StAB is uitgegaan van de meettijd bij het Front of House (de regieplek, op korte afstand van het podium waar het geluid voor het betreffende podium wordt geregeld). Volgens Solar moet worden uitgegaan van metingen bij woningen die vaak enkele honderden meters van de geluidbronnen liggen. Een geluiddeskundige verricht tijdens het evenement geluidmetingen bij woningen rondom het festivalterrein en moet bij dreigende overschrijding van de normen achterhalen welke van de podia daarvoor verantwoordelijk is en dan maatregelen treffen om de geluidemissie te beperken, aldus Solar. Volgens haar is dat niet binnen 1 minuut mogelijk. Bovendien is een meettijd van 5 minuten ook nodig omdat weersomstandigheden voor schommelingen kunnen zorgen ongeacht hetzelfde muziekvolume. Daarnaast stelt Solar dat de Nota geen onderbouwing geeft voor de meettijd van 1 minuut en de burgemeester bevoegd is daarvan af te wijken.

8.1. De rechtbank heeft het advies van de StAB gevolgd en overwogen dat de StAB in zijn verslag heeft opgemerkt dat hinderlijke geluidpieken kunnen worden weggemiddeld door over een langere tijdsduur het gemiddelde te bepalen. Gelet op het sterk fluctuerende muziekgeluidniveau bij de optredens van Solar in 2015 was het volgens de StAB niet doelmatig om een langere meetduur dan 1 minuut te hanteren. Een bewaking met een korte intervaltijd heeft namelijk als voordeel dat er tijdig kan worden bijgestuurd. De StAB heeft daarbij toegelicht dat bijsturing normaliter bij het Front of House gebeurt en dat op deze afstand weersomstandigheden en stoorgeluiden geen rol spelen. Gelet hierop heeft de rechtbank geoordeeld dat de voorgeschreven meetduur van 5 minuten te lang is en dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd waarom een langere meetduur dan 1 minuut is gehanteerd.

8.2. In de Nota wordt uitgegaan van een meettijd van 1 minuut voor het vaststellen van het LAeq. In de aan de evenementenvergunning verbonden voorschriften C2 en C5 is voorgeschreven dat het equivalente geluidniveau gemeten over een periode van 5 minuten als gevolg van activiteiten op het festivalterrein en het campingterrein ter plaatse van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer dan een bepaalde norm mag bedragen. Bij controle zal gemeten en beoordeeld worden volgens de Handleiding. In voorschrift C4 is bepaald dat het equivalent geluidniveau, gemeten over een periode van 5 minuten, als gevolg van activiteiten op het festivalterrein ter plaatse van de PA-toren van het hoofdpodium onder een bepaalde norm moet blijven.

Anders dan Solar stelt, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van te verrichten metingen bij het Front of House. De vergunning schrijft immers voor dat ook ter plaatse van het Front of House, waarbij de Afdeling er in navolging van de StAB van uitgaat dat hetzelfde wordt bedoeld als de PA-toren, moet worden gemeten. Uit het verslag van de StAB volgt dat door onder meer te meten bij het Front of House bij een dreigende overschrijding van de daar geldende normen direct maatregelen kunnen worden genomen om aan de geluidgrenswaarden te voldoen. Niet bestreden is dat ter plaatse van het Front of House de weersomstandigheden geen rol spelen. Weliswaar schrijft de vergunning eveneens voor dat moet worden voldaan aan grenswaarden voor het equivalente geluidniveau bij woningen en kan een meettijd van één minuut gelet op de relatief grote afstanden van de woningen tot de geluidbronnen onvoldoende zijn zoals Solar heeft gesteld, maar dat maakt niet dat de burgemeester zonder motivering in afwijking van de Nota een meettijd van 5 minuten kan voorschrijven. De Afdeling ziet gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank op dit punt niet heeft kunnen oordelen dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd waarom een langere meettijd dan in de Nota is voorgeschreven is gehanteerd. Door over een langere tijdsduur het gemiddelde te bepalen worden hinderlijke geluidpieken weggemiddeld en duurt het langer om de geluidemissie te kunnen bijsturen.

Het betoog faalt.

9. Solar betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat in de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning een kenbare motivering ontbreekt waarom de burgemeester op de festivalcamping in afwijking van de Nota muziekgeluid heeft vergund tot na 01.00 uur. Zij stelt dat hiervoor in die besluiten en ter zitting bij de rechtbank wél een motivering is gegeven. Uit ervaringsgegevens van Solar is gebleken dat door de podia op de camping na 23.00 uur stapsgewijs te sluiten en de podia die het meest dichtbij de woningen zijn gelegen als eerste, de rest van de camping eerder stil wordt.

9.1. Ingevolge de artikelen C1 en C5 is het toegestaan om op vrijdag 31 juli en zaterdag 1 augustus 2015 tot 01.30 uur op het festivalterrein van de camping versterkt geluid ten gehore te brengen waarbij het equivalente geluidniveau ter plaatse van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer mag bedragen van 55 dB(A). Volgens de Nota kan voor evenementdagen waarop een vrije dag volgt het tijdstip waarop de normstelling voor de nacht ingaat met 1 of 2 uur worden verschoven tot 24.00 dan wel 01.00 uur.

Vastgesteld wordt dat met het opleggen van een grenswaarde van 55 dB(A) tot 01.00 uur wordt voldaan aan de Nota en dat na dit tijdstip volgens de Nota de normstelling voor de nacht ingaat met een lagere grenswaarde. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester in de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning niet kenbaar heeft gemotiveerd waarom hij in afwijking van de Nota muziekgeluid heeft vergund tot na 01.00 uur. In het besluit van 8 maart 2016 is ter motivering weliswaar verwezen naar het advies van de commissie van de bezwaarschriften van 29 oktober 2015, maar daarin is volstaan met de opmerking dat voor het afwijken van de Nota bij het stellen van de geluidvoorschriften gebruik is gemaakt van het bij de vergunningaanvraag gevoegde rekenmodel van dBcontrol "rekenmodel geluid Solar Festival 2015", een eigen analyse, meetgegevens van afgelopen edities van het Solarfestival en in andere gemeenten toegepaste normen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit geen kenbare motivering is om af te wijken van de Nota omdat de in de Nota gehanteerde kaders zijn opgesteld om slaapverstoring bij omwonenden te voorkomen en een aantal woningen op zeer korte afstand van de camping is gelegen. Bovendien blijkt, anders dan Solar betoogt, niet uit de vergunningvoorschriften dat de podia die het meest dichtbij de woningen liggen als eerste moeten sluiten.

Het betoog faalt.

10. Solar betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat in de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning een afweging ontbreekt over de aanvaardbaarheid van de geluidhinder die afkomstig is van ultra bastonen. Volgens haar is in de aanvraag en in de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning terecht uitgegaan van muziek met het standaard housespectrum. De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat, omdat de muziek op de gevel van de maatgevende woning uitschieters kent naar het ultra basspectrum, de op het festival gespeelde muziek ook behoort tot de ultra bas, aldus Solar. De geluidproductie die optreedt bij de bron is volgens Solar van belang voor het bepalen van het spectrum en niet de geluiduitstraling op de gevel. Bovendien heeft de rechtbank in navolging van de StAB ten onrechte aangesloten bij de "Richtlijn muziekspectra in horecabedrijven", opgesteld door de stichting geluidhinder van maart 2015 (hierna: de Richtlijn). De burgemeester heeft de Richtlijn niet aan zijn besluit ten grondslag gelegd en bovendien was de Richtlijn ten tijde van de aanvraag om vergunning nog niet bekend.

10.1. De rechtbank heeft overwogen dat uit het verslag van de StAB naar voren komt dat het bij een muziekspectrum als ultra bas zeer lastig wordt om aan de gestelde dB(C) te voldoen wanneer het geluid van het festivalterrein bij de woningen boven de 70 dB(A) uitkomt. Het is volgens de rechtbank aan de burgemeester om een afweging te maken tussen de belangen van vergunninghouder die zijn gediend met de activiteit die dit geluid veroorzaakt en het belang van de omwonenden om niet aan onaanvaardbare hinder blootgesteld te worden. Hierbij is het aangevraagde muziekspectrum relevant voor de aard van de hinder en dient de burgemeester zich ook een mening te vormen over de aanvaardbaarheid van de hinder die als gevolg daarvan, niet alleen gemeten in dB(A), maar ook in dB(C), naar verwachting zal optreden, aldus de rechtbank. Met betrekking tot de thans ter beoordeling voorliggende vergunning is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke afweging ontbreekt.

10.2. In de aanvraag om vergunning is beschreven dat mechanische- en livemuziek zal worden gespeeld, bestaande uit onder meer pop, hip hop, house en reggae. In het van de aanvraag deel uitmakende rapport van dBcontrol van 10 maart 2015 is deze muziek ingedeeld bij het housespectrum. De burgemeester heeft om de bastonen die door deze muziek wordt veroorzaakt te begrenzen in de voorschriften C2, C4 en C5, naast de dB(A)norm een dB(C)norm in de vergunning opgenomen die 15 dB respectievelijk 13 dB hoger ligt dan de dB(A)norm. Hij heeft zich voor het bepalen van die norm gebaseerd op meetgegevens van het Solar evenement in 2013 en 2014, het rekenmodel van dBcontrol van 10 maart 2015, eigen berekeningen en normen bij andere gemeenten. De burgemeester heeft voor het bepalen van het muziekspectrum niet aangesloten bij de Richtlijn, maar aangesloten bij de Handleiding. In zijn belangenafweging stelt de burgemeester dat hij heeft gezocht naar een aanvaardbaar evenwicht tussen het belang van het Solarfestival om een bepaald aantal dB(A) en dB(C) te kunnen produceren omdat dit nu eenmaal inherent is aan de ten gehore te brengen muziek (onder ander dance- en housemuziek) en het relevante belang van omwonenden om de geluidoverlast zoveel mogelijk en aanvaardbaar te beperken.

De Afdeling is van oordeel dat de burgemeester terecht is uitgegaan van de in aanvraag opgegeven muzieksoorten en dat hij die mocht kwalificeren als housemuziek, conform de indeling uit de Handleiding. Dat tijdens het evenement op de woning aan [locatie1] enkele malen overschrijdingen van de norm hebben plaatsgevonden, maakt niet dat de aangevraagde muzieksoort niet meer als house kan worden gekwalificeerd. Dat de Richtlijn een verdere precisering ten opzichte van de Handleiding kent wat betreft het aantal muziekspectra, doet hieraan niet af. De burgemeester mag gelet op de aan hem toekomende beoordelingsruimte aansluiten bij de Handleiding. De rechtbank heeft aldus ten onrechte overwogen dat in de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning een afweging ontbreekt over de aanvaardbaarheid van de geluidhinder afkomstig van ultra bas.

Het betoog slaagt.

11. [ appellant sub 3A] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester in de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning ten onrechte geen overwegingen heeft gewijd aan cumulatie van geluidhinder en de vergunning daarom niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft voorts niet onderkend dat ook cumulatie kan optreden van andere geluidbronnen zoals aggregaten met het muziekgeluid afkomstig van het festivalterrein.

11.1. Het door [appellant sub 3A] en anderen gestelde dat de rechtbank de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning had dienen te vernietigen omdat daarin ten onrechte geen overwegingen zijn gewijd aan cumulatie van geluidhinder, wordt niet gevolgd, reeds omdat de burgemeester in het verweerschrift naar aanleiding van het gemaakte bezwaar een toelichting heeft gegeven over cumulatie van geluidhinder van het festivalterrein en het campingterrein. De Afdeling gaat er van uit dat deze toelichting deel uitmaakt van de in bezwaar gehandhaafde evenementenvergunning. Het betoog mist in zoverre feitelijke grondslag.

Voor zover [appellant sub 3A] en anderen stellen dat ook cumulatie kan optreden van andere geluidbronnen, zoals aggregaten, wordt overwogen dat de rechtbank overwegingen heeft gewijd aan de geluidbelasting van aggregaten in die zin dat in de gehandhaafde evenementenvergunning de geluidbelasting hiervan wel in beeld is gebracht en [appellant sub 3A] en anderen hier niets tegen hebben ingebracht.

Het betoog faalt ook in zoverre.

12. Solar betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het duidelijk toegevoegde waarde heeft om ook de op- en afbouw van het festival- en campingterrein (nog) beter te regelen in verband met de te verwachten geluidoverlast.

12.1. Volgens de burgemeester neemt het festival inclusief op- en afbouw maximaal 22 dagen in beslag. In voorschrift F2 van de evenementenvergunning is bepaald dat met de opbouw van het evenemententerrein niet voor 20 juli 2015 om 08.00 uur mag worden aangevangen. De Afdeling is van oordeel dat de burgemeester gelet op de lange duur van het op- en afbouwen en de daarmee gepaarde gaande geluidoverlast onvoldoende heeft gemotiveerd waarom kon worden volstaan met het stellen van één voorschrift dat betrekking heeft op de op- en afbouw van het festival- en campingterrein, te meer daar dat voorschrift enkel betrekking heeft op een aanvangstijdstip. Dit is, naar het de Afdeling voorkomt, ook de strekking van de uitspraak van de rechtbank geweest.

Het betoog faalt.

De omgevingsvergunning

13. Het gebruik van het terrein ten behoeve van het houden van het festival en het plaatsen van kampeermiddelen is in strijd met de ingevolge de bestemmingsplannen "Maas en Maasplassen" en "Diverse locaties buitengebied Maas en Maasplassen" op het terrein rustende bestemmingen. Het college heeft met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) in samenhang bezien met artikel 4, aanhef en onder 11, van Bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht omgevingsvergunning verleend om dit strijdig gebruik toe te staan. Van deze bevoegdheid kan ingevolge het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo slechts gebruik worden gemaakt indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De vraag of sprake is van een goed woon- en leefklimaat maakt onderdeel uit van de beoordeling of een activiteit in strijd met een goede ruimtelijke ordening is.

14. Solar betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een grotere afstand moet worden aangehouden tussen de grens van de camping en de woningen aan De Weerd 5, 10 en 66 in verband met overlast van het stemgeluid van bezoekers. Zij stelt dat volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2009 weliswaar een grens van 50 m tussen een kampeerterrein en een geluidgevoelig object moet worden aangehouden, maar gelet op het feit dat het gaat om een tijdelijke camping en slechts drie woningen binnen de 50-metergrens liggen, het college in redelijkheid heeft kunnen beslissen om de omgevingsvergunning te verlenen.

14.1. De rechtbank heeft overwogen dat in de in bezwaar gehandhaafde omgevingsvergunning geen aandacht is besteed aan het stemgeluid van campinggasten. Zij heeft de conclusie uit het verslag van de StAB gevolgd dat bij op de zeer korte afstand van de camping gelegen woningen ontwaakreacties en dus slaapverstoring kan optreden indien campinggasten schreeuwen. Volgens de rechtbank heeft het college dat niet onderkend en hiermee in de belangenafweging ten onrechte geen rekening gehouden.

14.2. Het college heeft ter zitting bevestigd dat het ter invulling van een goed woon- en leefklimaat heeft aangesloten bij de VNG-brochure. Volgens de brochure dient tussen de grens van het kampeerterrein en de gevel van woningen een afstand van 50 m te worden aangehouden. Het college kan gemotiveerd afwijken van deze afstand. De woningen aan De Weerd 5, 10 en 66 liggen op een afstand van 35 meter van de grens van de camping, aan het zogenoemde ‘gele kampeerterrein’.

Het college heeft in de in bezwaar gehandhaafde omgevingsvergunning overwogen dat stemgeluid waarneembaar is op het moment dat het festival is afgelopen en bezoekers naar huis of de camping gaan en dat tevens een individuele bezoeker voor overlast kan zorgen door luid te schreeuwen. Dat luide schreeuwen kan echter het hele jaar door plaatsvinden volgens het college omdat het een gebied met een recreatieve bestemming betreft met diverse campings en horeca-inrichtingen. Wat betreft het overige stemgeluid is overwogen dat het festival op zijn eind de hoogste geluiduitstraling kent, maar snel daalt. Volgens het college is er geen sprake van onaanvaardbare hinder vanwege het stemgeluid omdat het geluidniveau voldoet aan de norm van 65 dB(A) voor de nachtperiode uit de Nota. Het college acht het gebruik ruimtelijk aanvaardbaar gelet op de beperkte duur dat het stemgeluid een duidelijke rol speelt ten opzichte van andere geluidbronnen, de recreatieve bestemming in het gebied op grond waarvan enige geluidhinder al is toegestaan en de ervaringen met eerder gemeten niveaus. Ter zitting heeft Solar toegelicht dat het niet mogelijk is het terrein anders in te richten en een grotere afstand tot de woningen aan te houden omdat de strook grond smal is en er ruimte moet zijn voor een looproute van de bezoekers van het festivalterrein naar de verder gelegen tenten.

De Afdeling stelt vast dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college in de belangenafweging wel overwegingen heeft gewijd aan overlast vanwege het stemgeluid van campinggasten. Dat maakt echter niet dat de aangevallen uitspraak op dit punt dient te worden vernietigd omdat het college naar het oordeel van de Afdeling niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het van de afstand van 50 m heeft afgeweken en in hoeverre de afstand van 35 m tussen de grens van het kampeerterrein en de drie genoemde woningen aanvaardbaar is. Het college heeft niet bestreden dat bij de bewoners van de op zeer korte afstand van de camping gelegen woningen ontwaakreacties en dus slaapverstoring kan optreden indien campinggasten of andere bezoekers schreeuwen. Dat het gebied een recreatieve bestemming heeft en dat een individuele bezoeker voor overlast kan zorgen door luid te schreeuwen en dat dit het hele jaar rond kan plaatvinden, zoals het college heeft overwogen, is een onvoldoende motivering omdat de vergunde situatie hiermee niet vergelijkbaar is. Vergund is een camping waar 13.000 bezoekers worden verwacht waarvan een groot deel van de bezoekers in de nacht via de looproute dicht langs de woningen over het terrein loopt. Verder loopt een groot aantal festivalgangers via de looproute van het festivalterrein naar het ‘gele kampeerterrein’. Deze situatie is niet vergelijkbaar met schreeuwgeluid van een individu bij gebruik op grond van de recreatieve bestemming. Dat er mogelijk geluidwerende maatregelen kunnen worden getroffen, zoals ter zitting ter sprake is gekomen, heeft het college niet in zijn motivering meegenomen.

Het betoog faalt.

15. [ appellant sub 3A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn in beroep aangevoerde gronden dat in de besluiten op bezwaar niet alle gronden van bezwaar zijn behandeld. Zo hebben zij in bezwaar aangevoerd dat aan de omgevingsvergunning ten onrechte geen voorschriften zijn verbonden die zien op het beperken van hinder van het evenement, zoals de geluidhinder vanwege de muziek op het festivalterrein, licht- en stofhinder. Ook is in de in bezwaar gehandhaafde omgevingsvergunning ongemotiveerd voorbij gegaan aan hun bezwaren dat niet is gemotiveerd of de activiteit past binnen het beleid.

15.1. [appellant sub 3A] en anderen voeren terecht aan dat de rechtbank niet op deze beroepsgronden is ingegaan. Het betoog leidt echter niet tot het daarmee door hen beoogde doel omdat zowel in het primaire besluit als in het verweerschrift naar aanleiding van het bezwaar het college heeft toegelicht waarom het het evenement ruimtelijk aanvaardbaar acht. Het college heeft daarbij getoetst aan de Strategische Visie Roermond 2020, vastgesteld door de raad van de gemeente Roermond, en geconcludeerd dat het evenement daarmee in overeenstemming is. Verder is toegelicht dat gelet op de recreatieve bestemming en het braakliggende terrein waarop het festival zal plaatsvinden het afwijkende gebruik ruimtelijk aanvaardbaar is.

In hetgeen [appellant sub 3A] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling verder geen aanleiding om te oordelen dat het college aan de omgevingsvergunning voorschriften had dienen te verbinden met eenzelfde normering van het geluid als de burgemeester bij het verlenen van de evenementenvergunning heeft gedaan. Dat zou geen toegevoegde waarde hebben omdat Solar zich reeds aan de geluidnormen die zijn verbonden aan de evenementenvergunning moet houden. Evenmin hebben zij concreet gemaakt wat hun bezwaren zijn op het gebied van licht- en stofhinder zodat de rechtbank dat onbesproken heeft kunnen laten.

Het betoog faalt.

16. [ appellant sub 3A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte het relativiteitsvereiste heeft tegengeworpen ten aanzien van hun beroepsgrond dat gelet op de aanwezigheid van een beverburcht in de Noorderplas de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden omdat een verklaring van geen bedenkingen van de minister op grond van de Flora- en Faunawet (hierna: de Ffw) ontbreekt. Zij stellen dat de kwaliteit van de leefomgeving van [appellant sub 3A] en een aantal andere bewoners mede wordt bepaald door de aanwezigheid van bevers en daarom de normen van de Ffw strekken ter bescherming van hun belang. De rechtbank heeft volgens hen ten onrechte overwogen dat alleen de afstand van de beverburcht tot de dichtstbijzijnde woning van [appellant sub 3C] aan [locatie1] bepalend is.

16.1. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) in werking getreden en is de Ffw ingetrokken. Uit artikel 9.10 van de Wnb volgt dat dit geschil nu de omgevingsvergunning is verleend voor 1 januari 2017 moet worden beoordeeld aan de hand van het voor die datum geldende recht.

16.2. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.

16.3. [appellant sub 3A] en anderen beroepen zich op normen uit de Ffw die strekken tot de bescherming van plant- en diersoorten. [appellant sub 3A] en anderen kunnen in deze procedure in de hoedanigheid van natuurlijke personen echter alleen opkomen voor het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van hun directe leefomgeving. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:708, is het niet in alle gevallen op voorhand uitgesloten dat de Ffw met de bescherming van diersoorten tevens bescherming biedt aan het belang bij het behoud van een goede kwaliteit van de directe leefomgeving van omwonenden. In en rondom het plangebied is één beverburcht aanwezig. De kortste afstand van de woning van appellant [appellant sub 3C] aan [locatie1] tot de beverburcht bedraagt ongeveer 680 meter. Gelet op deze ruime afstand van de beverburchten tot deze woning, is de Afdeling van oordeel dat de goede kwaliteit van de directe leefomgeving van [appellant sub 3C] geen direct verband houdt met de bescherming van de beverburcht. Om die reden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Ffw kennelijk niet strekt tot bescherming van hun belangen. Dat de bevers, zoals [appellant sub 3A] en anderen stellen, zich niet alleen in de burcht ophouden, maar ook in de omgeving daarvan, maakt dit oordeel, gelet op de ruime afstand, niet anders.

Het betoog faalt.

Toetsingskader

17. [ appellant sub 3A] en anderen betogen verder dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op hun in beroep aangevoerde grond dat de besluiten van de burgemeester en het college in strijd met de rechtszekerheid zijn omdat verschillende besluiten zijn genomen in één document zonder dat duidelijk is welk toetsingskader is gehanteerd en met welk belang voorschriften aan de vergunning zijn verbonden.

17.1. In het besluit van 21 mei 2015 hebben het college onderscheidenlijk de burgemeester, de laatste voor zover het zijn bevoegdheid betreft ingevolge artikel 5:25 van de APV onderscheidenlijk artikel 2 van de Brandveiligheidsverordening 2012 aan Solar een evenementenvergunning verleend. In het besluit van 24 november 2015 heeft de burgemeester een besluit op bezwaar genomen wat betreft de evenementenvergunning. Dat besluit is gewijzigd bij besluit van 8 maart 2016, waarbij de burgemeester en het college elk ten aanzien van hun onderscheiden bevoegdheden een besluit hebben genomen ten aanzien van de bezwaren tegen de evenementenvergunning en de gebruiksvergunning.

17.2. [appellant sub 3A] en anderen voeren terecht aan dat de rechtbank niet is ingegaan op deze beroepsgrond, maar dat leidt niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Weliswaar blijkt uit de motivering en de voorschriften van het besluit van 21 mei 2015 niet duidelijk welk toetsingskader is gehanteerd en met welk belang de voorschriften aan de vergunning zijn verbonden en brengt de wijze waarop het college en de burgemeester op de bezwaren hebben beslist ook niet meer duidelijkheid, maar dat leidt niet tot het oordeel dat er sprake is van rechtsonzekerheid. Uit de tekst van het besluit van 21 mei 2015 blijkt wel op grond van welke wettelijke grondslag de vergunningen zijn verleend en bovendien hebben [appellant sub 3A] en anderen beroepsgronden tegen beide vergunningen ingediend waar de rechtbank inhoudelijk op is ingegaan.

Het betoog faalt.

De kampeerontheffing en de gebruiksvergunning

18. [ appellant sub 3A] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hun beroepsgronden gericht tegen de gebruiksvergunning en de kampeerontheffing gelet op het relativiteitsvereiste niet kunnen slagen.

18.1. [appellant sub 3A] en anderen hebben niet uitgelegd waarom zij het niet eens zijn met het oordeel van de rechtbank voor zover dat ziet op de kampeerontheffing. Het betoog kan alleen daarom al niet slagen.

Het betoog van [appellant sub 3A] en anderen dat de rechtbank hun beroepsgronden voor zover die zien op de gebruiksvergunning vanwege het relativiteitsbeginsel ten onrechte onbesproken heeft gelaten, slaagt ook niet. [appellant sub 3A] en anderen hebben in hoger beroep enkel aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat de brandveiligheidseisen strekken ter bescherming van eigenaren en gebruikers van de belendende gebouwen. Zij hebben niet aangevoerd met welke norm het gebruik in strijd is, zodat het aangevoerde niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.

Conclusie

19. Het hoger beroep van Solar is gelet op hetgeen de Afdeling onder 10.2 heeft overwogen gegrond. Dat leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak omdat de rechtbank de besluiten van 24 november 2015 en 8 december 2015 reeds terecht op andere gronden heeft vernietigd. Het hoger beroep van de burgemeester is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 3A] en anderen is ook ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Nu het vergunningen betreffen die zien op het evenement uit 2015, behoeft het college geen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen.

20. De burgemeester dient ten aanzien van Solar Festival en [appellant sub 3A] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep van de burgemeester van Roermond ongegrond;

II. verklaart incidenteel hoger beroep van [appellant sub 3A] en anderen ongegrond;

III. verklaart het hoger beroep van Solar B.V. gegrond;

IV. bevestigt de aangevallen uitspraak;

V. veroordeelt de burgemeester van Roermond tot vergoeding van bij Solar Festival B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. veroordeelt de burgemeester van Roermond tot vergoeding van bij [appellant sub 3A] en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

VII. bepaalt dat van de burgemeester van Roermond een griffierecht van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. J. Kramer, voorzitter, en mr. D.J.C. van den Broek en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

w.g. Kramer

voorzitter De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018

414.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:69a

De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

Brandveiligheidsverordening 2012

Artikel 2

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning

a. een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn.

Artikel 3

Het college weigert de gebruiksvergunning indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Artikel 4

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 5

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Algemene Plaatselijke Verordening Roermond

Artikel 1:8

De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde orgaan worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

Artikel 2:25

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

Artikel 4:18

1. Het is verboden kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

2. (…)

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

"Nota evenementen met een luidruchtig karakter"

*Met betrekking tot de onderscheiden perioden van het etmaal waarover de beoordeling plaatsvindt is het gebruikelijk en lijkt het verdedigbaar, dat voor dagen waarop een vrije dag volgt het tijdstip waarop de normstelling voor de nachtperiode ingaat, met 1 of 2 uur wordt verschoven naar resp. 24.00 en 01.00 uur.

Voorschriften aan de evenementenvergunning

C. Voorschriften met betrekking tot het ten gehore (doen) brengen van muziek:

1. Het ten gehore (doen) brengen van muziek is uitsluitend geoorloofd op:

Festivalterrein:

- 1 augustus 2015 van 11.00 uur tot 23.00 uur

- 2 augustus 2015 van 11.00 uur tot 23.00 uur

Camping (festivalterrein):

- 30 juli 2015 van 14.00 uur tot 01.00 uur, geen versterkt geluid

- 31 juli 2015 van 14.00 uur tot 1.30 uur

- 1 augustus 2015 van 09.00 uur tot 01.30 uur

- 2 augustus 2015 van 09.00 uur tot 23.00 uur.

Crewcamping Hatenboer

De crewcamping valt buiten het evenemententerrein. Het is op geen enkel moment toegestaan om hier versterkt geluid ten gehore te brengen.

2. Het equivalente geluidniveau, gemeten over een periode van 5 minuten, als gevolg van activiteiten op het festivalterrein mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen, ongeacht atmosferische omstandigheden, niet meer bedragen dan 70 dB(A) alsmede 85 dB(C) voor woningen binnen de bebouwde kom en 75 dB(A) alsmede 90 dB(C) voor woningen buiten de bebouwde kom. Bij controle zal gemeten en beoordeeld worden volgens de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai HMRI 1999. In afwijking van de handleiding wordt bij de beoordeling van de geluidniveaus de straffactor voor muziekgeluid niet toegepast.

3. (…)

4. Het equivalent geluidniveau, gemeten over een periode van 5 minuten, als gevolg van activiteiten op het festivalterrein ter plaatse van de PA toren van het hoofdpodium mag niet meer bedragen dan 100 dB(A) alsmede 115 dB(C).

5. Het equivalent geluidniveau, gemeten over een periode van 5 minuten, als gevolg van activiteiten op het campingterrein mag ter plaatse van woningen van derden en andere geluidgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan 55 dB(A) alsmede 68 dB(C).

6. t/m 9.(…)

Artikel delen