Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RVS:2018:1798

30 mei 2018

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

201702512/1/R1.

Datum uitspraak: 30 mei 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:

1.    [appellante sub 1A] en [appellant sub 1B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Den Burg, gemeente Texel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),

2.    Waddenduyn B.V., gevestigd te Den Burg, gemeente Texel,

3.    [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Den Burg, gemeente Texel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),

4.    [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], beiden wonend te De Waal, gemeente Texel,

5.    [appellante sub 5] en de vennoten daarvan [vennoot 5A] en [vennoot 5B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te De Waal, gemeente Texel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante sub 5]),

6.    [appellant sub 6], wonend te De Cocksdorp, gemeente Texel,

7.    [appellante sub 7] en de vennoten daarvan [vennoot 7A] en [vennoot 7B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Den Burg, gemeente Texel (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellante sub 7]),

8.    [appellante sub 8], gevestigd te Den Burg, gemeente Texel,

9.    Vereniging van Eigenaren De Luwe Hoek, gevestigd te Den Burg, gemeente Texel,

en

de raad van de gemeente Texel,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied" vastgesteld (hierna: het reparatieplan).

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], Waddenduyn, [appellant sub 3], [appellanten sub 4], [appellante sub 5], [appellant sub 6], [appellante sub 7], [appellante sub 8] en De Luwe Hoek beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

[appellant sub 1], [appellant sub 3], [appellanten sub 4], [appellante sub 5], [appellant sub 6], [appellante sub 7], Waddenduyn, [appellante sub 8] en De Luwe Hoek hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

[appellant sub 1], Waddenduyn, [appellanten sub 4], [appellant sub 6], [appellante sub 7], De Luwe Hoek en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2018, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. E.A. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, bijgestaan door [gemachtigde A], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. H.P. Verheyen, advocaat te Den Burg, [appellante sub 5] in de persoon van [vennoot 5A], bijgestaan door mr. T.J.H. Verstappen, advocaat te Nijmegen, [appellant sub 6], vertegenwoordigd door mr. H.J.M. van Schie, advocaat te Haarlem, [appellante sub 7], vertegenwoordigd door voormelde mr. Wentink-Quelle, Waddenduyn, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door voormelde mr. Verheyen, [appellante sub 8], vertegenwoordigd door mr. D.J.A. van den Berg en mr. A.M.M. Huijg, beiden advocaat te Den Haag, De Luwe Hoek, vertegenwoordigd door mr. M.L.M. Frantzen, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.H.D. Lindenbergh, mr. C.H. Witte en E. Sickmann, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb het onderzoek in het beroep van [appellante sub 7] heropend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellante sub 7] een schriftelijke reactie op de door de raad overgelegde nadere stukken gegeven.

Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb is een nadere zitting achterwege gelaten, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

Bestuurlijke lus

1.    Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Aanleiding en planbeschrijving

2.    Op 12 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Texel 2013" (hierna: het moederplan) vastgesteld. De Afdeling heeft bij uitspraak van 15 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1159, beslist op de tegen dat plan ingestelde beroepen en delen van het moederplan vernietigd. Het reparatieplan strekt tot herstel van de in die uitspraak geconstateerde gebreken. De raad heeft met het reparatieplan eveneens het moederplan op enige onderdelen ambtshalve aangepast.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Wettelijke bepalingen en planregels

4.    De relevante (wettelijke) bepalingen en planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Leeswijzer

5.    De beroepen worden behandeld in de volgorde zoals vermeld op het voorblad.

[appellant sub 1] en Waddenduyn

6.    [appellant sub 1] betoogt dat de raad met het enkel opnemen van een bouwvlak voor het gebouw voor groepsverblijf op zijn perceel [locatie 1] te Den Burg geen volledige uitvoering heeft gegeven aan voormelde uitspraak van de Afdeling van 15 april 2015. Ten onrechte heeft de raad voor zijn perceel geen aanduiding "maatvoering maximum aantal recreatieve slaapplaatsen: 50" in het reparatieplan opgenomen. Door de op de verbeelding opgenomen verbindingslijn met het naastgelegen bouwblok, gelegen op het perceel [locatie 2]-[locatie 3], waaraan voormelde aanduiding wel is toegekend en dat sedert september 2014 niet meer zijn eigendom is, vreest hij mogelijk geen aanspraak meer te kunnen maken op de in het reparatieplan toegestane plaatsen, nu een omgevingsvergunning voor het bouwen van een groepsverblijf met 50 slaapplaatsen is verleend aan Waddenduyn, die thans eigenaar is van laatstgenoemd perceel.

    Waddenduyn kan zich niet verenigen met de verbindingslijn op de verbeelding tussen het bouwvlak op perceel [locatie 2]-[locatie 3] en het bouwvlak op het perceel [locatie 1]. Daarbij bestrijdt Waddenduyn de regeling in het als gevolg van het reparatieplan toegevoegde artikel 36, lid 36.1, onder c, van de planregels. Ten onrechte wordt het perceel van Waddenduyn in de reparatie betrokken, waardoor Waddenduyn en [appellant sub 1] gezamenlijk moeten uitmaken waar de recreatieve slaapplaatsen komen. Aldus wordt de ruimtelijke ordening ten onrechte gebruikt ter oplossing van een civielrechtelijk geschil.

6.1.     Voor de gronden van [appellant sub 1] waarop het groepsverblijf staat geldt de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen". In het reparatieplan is aan die gronden een bouwvlak ter plaatse van het gebouw voor groepsverblijf toegekend. Voorts is op de verbeelding via een verbindingslijn een relatie gelegd met het bouwvlak op het naastgelegen perceel van Waddenduyn, waaraan eveneens voormelde bestemming is toegekend. Aan de gronden voor het bouwvlak op het perceel van Waddenduyn is de aanduiding "maatvoering maximum aantal recreatieve slaapplaatsen: 50" toegekend. Gelet op artikel 36, lid 36.1, onder c, van de planregels gelden de bouw- en gebruiksmogelijkheden zoals in de planregels voor de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen" opgenomen en op de verbeelding weergegeven, voor deze beide door de relatie gekoppelde bouwvlakken tezamen als ware het één bouwvlak.

6.2.    De Afdeling overweegt dat de raad zich voor de keuze om aan beide bouwvlakken gezamenlijk maximaal 50 slaapplaatsen toe te delen - waarbij het bouwvlak van [appellant sub 1] of Waddenduyn kan worden gebruikt dan wel de slaapplaatsen kunnen worden verdeeld over beide bouwvlakken - beroept op de totstandkomingsgeschiedenis van de planologische rechten op de totale locatie, die volgens de raad nog steeds, ook na de verkoop van gronden aan Waddenduyn, ruimtelijk gezien een eenheid vormt. De door de raad gekozen oplossing laat in het midden hoe de maximaal 50 slaapplaatsen worden verdeeld tussen beide bouwvlakken. De Afdeling acht deze keuze uit ruimtelijk oogpunt niet onredelijk.

    Bij het voorgaande neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad heeft gesteld dat het beleid voor recreatieve slaapplaatsen in de gemeente Texel zeer restrictief wordt toegepast en dat dit met zich brengt dat voor 50 extra slaapplaatsen ter plaatse van het perceel [locatie 1] geen ruimte is. De raad stelt dat de verkoop van de gronden er niet toe kan leiden dat hij in feite gedwongen zou worden in strijd met zijn eigen beleid extra slaapplaatsen toe te kennen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om in strijd met zijn beleid de door [appellant sub 1] gewenste extra slaapplaatsen op zijn perceel planologisch mogelijk te maken, naast hetgeen aan slaapplaatsen mogelijk is gemaakt op de percelen [locatie 1] en [locatie 2]-[locatie 3] gezamenlijk. Daarbij betrekt de Afdeling dat de 50 slaapplaatsen die mogelijk zijn gemaakt met de in 1988 verleende bouwvergunning voor het gebouw voor groepsverblijf in het moederplan zijn toebedeeld aan het perceel [locatie 2]-[locatie 3], toen dat nog in eigendom was van [appellant sub 1].

    De betogen falen.     

Conclusie   

7.    De beroepen van [appellant sub 1] en Waddenduyn zijn ongegrond.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van [appellant sub 1] en Waddenduyn geen aanleiding.

[appellant sub 3]

9.    [appellant sub 3] betoogt dat de raad het perceel [locatie 4] te Den Burg in het reparatieplan had moeten opnemen en aan dat perceel een reguliere woonbestemming dan wel een recreatieve woonfunctie had moeten toekennen in plaats van de bestemming als bedrijfswoning. Er zijn volgens hem wijzigingen in de omstandigheden waarmee de raad rekening had moeten houden. Voor de voormalige dienstwoning op het perceel dreigt leegstand en onverkoopbaarheid. Er is geen sprake van een zorgvuldige voorbereiding van het plan.

9.1.     De Afdeling heeft in de uitspraak van 15 april 2015 het betoog van [appellant sub 3] dat zijn woning op het perceel [locatie 4] te Den Burg met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen" ten onrechte niet als zodanig is bestemd, niet gehonoreerd. Het plan uit 2013 is in zoverre in stand gebleven. Het reparatieplan heeft geen betrekking op de gronden voor de woning.  

9.2.    Op de gronden van de woning is het moederplan van toepassing. De woning ligt binnen het bouwvlak van het bestemmingsvlak "Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen" en heeft de bestemming bedrijfswoning.     

9.3.    Ter zitting heeft [appellant sub 3] verklaard dat hij niet langer een reguliere woonbestemming nastreeft voor de desbetreffende woning. De Afdeling overweegt dat gebruik van de woning in overeenstemming met de bestemming niet is uitgesloten. Een functie als bedrijfswoning ten behoeve van het naastgelegen recreatiepark is mogelijk. [appellant sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze gebruiksvorm is uitgesloten. De omstandigheid dat de exploitant van het aangrenzende terrein voor zomerhuizen enige accommodatie voor seizoenskrachten heeft geplaatst is daarvoor onvoldoende. Ook gebruik als zomerhuis behoort op grond van de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen" op zichzelf tot de mogelijkheden. De raad heeft verklaard dat te allen tijde een principeverzoek of aanvraag omgevingsvergunning met het oog op dat gebruik kan worden ingediend. Niet staat vast dat het maximum aantal slaapplaatsen voor het recreatiepark is bereikt.

    De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gronden voor de woning op het perceel [locatie 4] buiten het plan konden worden gelaten.    

    Het betoog faalt.

Conclusie

10.    Het beroep is ongegrond.

11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van [appellant sub 3] geen aanleiding.

[appellanten sub 4]

12.    [appellanten sub 4] betogen dat de agrarische bestemming voor de loods op perceel [locatie 5] en de plattelandswoning op perceel [locatie 6] niet meer in overeenstemming is met de feitelijke situatie. Zij wensen dat het agrarische bouwvlak van [locatie 5] van de verbeelding wordt verwijderd en voor hun woning op [locatie 6] een reguliere woonbestemming wordt opgenomen. De raad had deze percelen volgens hen niet buiten het reparatieplan mogen laten.

12.1.     In het moederplan is aan de gronden ter plaatse van de percelen [locatie 6] en [locatie 5] gezamenlijk de bestemming "Agrarisch - Oude land" toegekend. Het deel van het perceel met de woning van [appellanten sub 4] ligt binnen het bouwvlak en heeft in het moederplan tevens de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" gekregen.

12.2.    Het perceel van [appellanten sub 4] met de aanduiding als plattelandswoning wordt aan weerszijden en aan de achterzijde begrensd door de rest van het agrarische bouwvlak. Sinds 2010 is er geen functionele binding meer tussen de woning [locatie 6] en het agrarische perceel [locatie 5]. Sinds 2014 is het agrarische perceel eigendom van de eigenaren van het perceel [locatie 7].

    De raad stelt dat er geen aanleiding is om de percelen [locatie 6] en [locatie 5] in het reparatieplan op te nemen. De situatie ter plaatse is niet significant gewijzigd ten opzichte van de situatie ten tijde van de vaststelling van het moederplan. [appellanten sub 4] kunnen voor het gehele agrarische bouwvlak om toepassing van binnenplanse mogelijkheden verzoeken, waarbij de raad wijst op de zogenoemde Vab-regeling en de ruimte voor ruimte regeling.

    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de percelen [locatie 6] en [locatie 5] in redelijkheid buiten het plan kunnen laten. De gestelde feitelijke afwezigheid van agrarische activiteiten op [locatie 5] op dit moment, wat daar ook van zij, laat onverlet dat de agrarische activiteiten in de toekomst hervat kunnen worden. Een initiatief voor verandering van het planologische regime ter plaatse, uitgaande van alle betrokken eigenaren, ontbreekt.

    Het betoog faalt.

Conclusie

13.    Het beroep is ongegrond.

14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van [appellanten sub 4] geen aanleiding.

[appellante sub 5]

15.    [appellante sub 5] exploiteert op het perceel [locatie 8]-[locatie 9] een gemengd agrarisch bedrijf met akkerbouw, bloembollenteelt en rundvee. [appellante sub 5] is ook eigenaar van een deel van de agrarische gronden aan de [locatie 10]. [appellante sub 5] heeft het voornemen om aldaar een melkveehouderij te realiseren, zodat in de toekomst sprake zal zijn van twee volwaardige agrarische bedrijven. Op het andere deel van die gronden staat de voormalige bedrijfswoning die hoorde bij de agrarische gronden van [locatie 10].     

16.    Ter zitting heeft [appellante sub 5] de beroepsgronden over de verharding binnen het agrarisch bouwvlak of erf en de parkeerbehoefte ingetrokken.

17.    [appellante sub 5] voert aan dat onderzoek ontbreekt naar de vraag of de toekenning van de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" aan de voormalige agrarische bedrijfswoning aan de [locatie 10] en de gronden daarom heen hem beperkt in de bedrijfs- en uitbreidingsmogelijkheden op het agrarische bouwvlak op [locatie 10]. Onderzoek naar de vraag of ter plaatse van de woning op [locatie 10] en de daarbij horende tuin een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd, ontbreekt ook. De raad dient daarbij uit te gaan van de maximale planologische mogelijkheden. Met de aanduiding "milieuzone - bufferzone" is het woon- en leefklimaat ter plaatse niet voldoende geborgd. Het bouwverbod binnen de milieuzone voorkomt geen vergunningvrije bebouwing in de richting van het bedrijf van [appellante sub 5]. Er is immers sprake van "achtererfgebied" in de zin van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). [appellante sub 5] wijst in dit verband op de mogelijkheid om een mantelzorgwoning op te richten. Ten onrechte is de milieuzone, als daar al betekenis aan toekomt, niet over de gehele lengte van de gronden aan de [locatie 10] gelegen. Het achterste deel van het perceel met de tuinbestemming is daar niet in begrepen, zodat [appellante sub 5] ook daarom in zijn bedrijfs- en uitbreidingsmogelijkheden wordt beperkt. Voorts beperkt de bufferzone [appellante sub 5] in zijn bedrijfsvoering, nu deze ten dele is gelegen op zijn gronden, waardoor het niet is toegestaan om aan de oostelijke zijde, direct grenzend aan de vergunde, doch nog niet gerealiseerde, rundveestal, ondersteunende voorzieningen te bouwen.

17.1.    De raad stelt dat op de verbeelding tussen het agrarische bouwvlak en het bouwvlak voor de woning op [locatie 10] een afstand van 50 m is aangehouden, met daartussen een bufferzone met een expliciet bouwverbod, waardoor de milieugevolgen ter plaatse van de woning uit een oogpunt van woon- en leefklimaat aanvaardbaar zullen zijn. Alle gebouwen die behoren tot het woonperceel [locatie 10] vallen binnen het bouwvlak voor de woning. Er blijven voor [appellante sub 5] voldoende mogelijkheden voor uitbreiding over aan de westelijke zijde van het agrarische bouwvlak, waarbij volgens de raad moet worden bedacht dat [appellante sub 5] zelf heeft gekozen voor een situering van de rundveestal op de oostelijke rand van het bouwvlak.

17.2.    In het moederplan is aan de gronden [locatie 8]-[locatie 9] en [locatie 10] de bestemming "Agrarisch - Oude land" toegekend. Zowel de gronden [locatie 8]-[locatie 9] als de gronden [locatie 10] zijn voorzien van een agrarisch bouwvlak. De gronden [locatie 10] waren in het moederplan ook deels voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning".     

17.3.    Aan de voormalige bedrijfswoning op het perceel [locatie 10] is in het reparatieplan de bestemming "Wonen" met een bouwvlak toegekend. Aan de gronden ten zuiden en ten westen van de woning is de bestemming "Tuin" toegekend. Voorts is aan een deel van de gronden met de tuinbestemming alsmede aan een deel van de gronden met de agrarische bestemming aan de [locatie 10] de gebiedsaanduiding "milieuzone - bufferzone" toegekend. Het is gelet op artikel 27, lid 27.2.1, van de planregels bij het reparatieplan verboden gebouwen en overige bouwwerken op te richten ter plaatse van die aanduiding.

17.4.    Een op de grond staand bijbehorend bouwwerk is op grond van artikel 2, aanhef en derde lid, van Bijlage II van het Bor onder bepaalde voorwaarden omgevingsvergunningvrij als het in het achtererfgebied staat. Voor het antwoord op de vraag of het perceelgedeelte waarop een bouwwerk staat tot het achtererfgebied behoort, is van belang of het kan worden aangemerkt als erf in de zin van artikel 1, eerste lid, van Bijlage II van het Bor. Ingevolge dit artikellid wordt in deze bijlage onder erf verstaan een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

17.5.    Met de bufferzone is beoogd via een bouwverbod bebouwing in de bufferzone onmogelijk te maken, gelet op de milieugevolgen die exploitatie van een agrarisch bedrijf op het naastgelegen agrarisch bouwblok voor gronden in de bufferzone kan hebben. De Afdeling begrijpt deze regeling aldus dat met deze planregeling bedoeld is de inrichting van het erf ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw te verbieden, zodat de bepalingen, die vergunningvrij bouwen in de zin van artikel 2 van bijlage II van het Bor mogelijk maken, niet van toepassing zijn. De in voormeld artikel 27 gestelde beperking aan het bebouwen van de gronden die deel uitmaken van de bufferzone is van dien aard dat het gedeelte van het perceel met de bestemming "Tuin" waarop de aanduiding voor de bufferzone rust, niet kan worden aangemerkt als erf in de zin van artikel 1 van Bijlage II van het Bor. Het betreffende perceelgedeelte kan, nu het geen erf betreft, evenmin als "achtererfgebied" als bedoeld in die bepaling worden aangemerkt. Milieugevoelige bebouwing kan derhalve niet als een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied vergunningvrij worden opgericht op de binnen de bufferzone vallende gronden.

    Het betoog faalt.

17.6.    [appellante sub 5] heeft zijn standpunt dat bij de bepaling van de omvang van de bufferzone niet is uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden op het agrarische bouwvlak [locatie 10] niet toereikend onderbouwd. [appellante sub 5] heeft gesteld het voornemen te hebben aldaar een melkveehouderij te vestigen. De enkele stelling van [appellante sub 5] ter zitting dat het houden van schapen niet uitgesloten moet worden geacht brengt niet mee dat de raad daarmee bij de vaststelling van het reparatieplan rekening had moeten houden. Daarbij betrekt de Afdeling dat op 18 augustus 2015 aan [appellante sub 5] een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een stal voor rundvee. Voorts is voor de exploitatie van een melkveehouderij een melding gedaan op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer alsmede vergunning verleend op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.

    [appellante sub 5] heeft de conclusies in het deskundigenbericht dat aan de wettelijke afstandsnorm voor geur van 50 m op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de Wet geurhinder en veehouderij kan worden voldaan, alsmede aan de geluidsnormen op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en dat ook wat betreft stof vanwege een melkveehouderij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden verzekerd, niet gemotiveerd bestreden. De raad heeft voorts onbestreden gesteld dat ter beperking van de geluidbelasting op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer geen maatwerkvoorschriften nodig zijn noch een hogere maximale waarde voor de exploitatie van een melkveehouderij op het agrarische bouwvlak [locatie 10].

    De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met een afstand van 50 m tussen enerzijds de agrarische bedrijvigheid die mogelijk is op het agrarische bouwvlak op het perceel [locatie 10] en anderzijds het bouwvlak binnen de woonbestemming op dat perceel de milieugevolgen van het agrarische bedrijf zodanig zijn dat ter plaatse van het bouwvlak voor de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor nader onderzoek heeft de raad geen aanleiding hoeven zien.

    Het betoog faalt.

17.7.    De raad heeft met de in het reparatieplan opgenomen bufferzone beoogd om ter voorkoming van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat bebouwing binnen een afstand van 50 m vanaf de grens van het agrarische bouwvlak op [locatie 10] uit te sluiten. De op de verbeelding opgenomen bufferzone strekt zich evenwel, in strijd met dat oogmerk, niet uit over de gronden binnen de tuinbestemming ten zuiden van het plandeel waaraan de aanduiding voor de bufferzone is toegekend en die zijn gelegen binnen een afstand van 50 m, gemeten vanaf de zuidoostelijke hoek van het agrarische bouwvlak.

    Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.   

    Het betoog slaagt.

17.8.    De Afdeling stelt vast dat er voldoende ruimte is voor de bouw van ondersteunende voorzieningen aan de westelijke kant van de vergunde veestal binnen het agrarische bouwvlak. De bufferzone is in zoverre geen onaanvaardbare belemmering voor de bedrijfsvoering. [appellante sub 5] heeft niet aannemelijk gemaakt dat niet van hem kan worden gevergd om bij eventuele bedrijfsuitbreiding van die gronden gebruik te maken.

    Het betoog faalt.    

18.    [appellante sub 5] betoogt dat de voorwaarden die het reparatieplan stelt aan kamperen bij de boer op het bouwvlak van zijn huidige bedrijfswoning niet sporen met een eerder aan hem verleende vrijstelling ten behoeve van kamperen bij de boer.

18.1.    In het reparatieplan is aan de planregels voor de bestemming "Agrarisch - Oude land" een bepaling over de aanduiding "Specifieke vorm van recreatie - kamperen bij de boer" toegevoegd. Op de verbeelding is deze aanduiding toegekend aan het zuidoostelijke deel van het bouwvlak aan de [locatie 8]-[locatie 9].

18.2.    [appellante sub 5] exploiteert op zijn gronden een mini-camping (Camping "De Waal") met 15 kampeerplaatsen. In 2004 is vrijstelling verleend voor het plaatsen van 10 kampeermiddelen ten behoeve van het kamperen bij de boer op het erf bij het pand [locatie 8]. De raad stelt dat de aan de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kamperen bij de boer" verbonden voorwaarden gelijkwaardig zijn aan de eerdere, in 2004, afgegeven vrijstelling/ontheffing. In het deskundigenbericht is vermeld dat de voorwaarden die gesteld zijn in het bestemmingsplan overwegend overeenkomen met hetgeen staat in de overwegingen en de voorwaarden van de vrijstelling uit 2004. In hetgeen [appellante sub 5] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de voorwaarden voor kamperen bij de boer in de planregels niet overeenkomen met de in 2004 aan hem verleende vrijstelling. Daarbij betrekt de Afdeling dat in de overwegingen van de vrijstelling/ontheffing is opgenomen dat de voertuigen van de kampeerders op het eigen erf worden geparkeerd en dat op de kaart bij de vrijstelling de boomsingel met maatvoering van 5 m is aangegeven.

    Het betoog faalt.

19.    Voor zover [appellante sub 5] heeft betoogd dat ten onrechte vergunde bouwwerken, waaronder een rundveestal, zijn wegbestemd, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft verklaard dat de vergunde bebouwing op het perceel [locatie 10] als zodanig is bestemd. Het door [appellante sub 5] aangevoerde geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.

    Het betoog faalt.

Bestuurlijke lus

20.    De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil naar aanleiding van het beroep van [appellante sub 5] aanleiding met toepassing van artikel 8:51d van de Awb de raad op te dragen het hiervoor onder 17.7 geconstateerde gebrek in het bestreden besluit binnen de in de beslissing van deze uitspraak genoemde termijn te herstellen. De raad dient daarvoor het besluit te wijzigen zodanig dat de bufferzone zich mede uitstrekt tot de gronden binnen de bestemming "Tuin" ten zuiden van de bufferzone die zijn gelegen binnen een straal van 50 m gemeten vanaf de zuidoostelijke hoek van het agrarische bouwvlak op het perceel [locatie 10].

21.    In de einduitspraak zal ten aanzien van [appellante sub 5] worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

[appellant sub 6]

22.    [appellant sub 6] woont aan de [locatie 11] te De Cocksdorp en kan zich niet met de planregeling in het reparatieplan voor haar perceel verenigen. De bestemming "Bedrijf - Opslag" schiet tekort, nu de opslag plaats vindt ten behoeve van een elders gevestigd bedrijf. Bij plannen voor bouw en verbouw op de locatie van de schuur vreest [appellant sub 6] dat het plan daaraan in de weg zal staan. Ook de kennelijk door de raad beoogde bestemming "Bedrijf - Opslag ten behoeve van strandpaviljoen Paal 28" voldoet niet, nu deze niet tevens opslag ten behoeve van de woning mogelijk maakt en [appellant sub 6] deze opslag ter plaatse wil voortzetten nadat, in de toekomst, de bedrijfsmatige activiteiten in het strandpaviljoen zijn beëindigd.

22.1.    De raad stelt dat het de bedoeling was om de bestaande schuur te bestemmen als "Bedrijf - Opslag ten behoeve van strandpaviljoen Paal 28". Het gebruik voor opslag ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten van [appellant sub 6] voor het strandpaviljoen gevestigd op de locatie Krimweg 660 te De Cocksdorp (‘Paal 28’) zou daarmee, anders dan bij de bestemming "Bedrijf - Opslag", zijn toegestaan. In het reparatieplan is evenwel aan de bestaande schuur de bestemming "Bedrijf - Opslag" toegekend. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.

    Het betoog slaagt.

Bestuurlijke lus

23.    De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 6] aanleiding met toepassing van artikel 8:51d van de Awb de raad op te dragen het hiervoor onder 22.1 geconstateerde gebrek in het bestreden besluit binnen de in de beslissing van deze uitspraak genoemde termijn te herstellen. De raad dient daarvoor het besluit te wijzigen zodanig dat opslag ten behoeve van strandpaviljoen Paal 28 wordt mogelijk gemaakt. Daarbij kan de raad mede betrekken dat, zoals ter zitting is verklaard, er geen bezwaar tegen bestaat om ter plaatse van de schuur ook opslag ten behoeve van de woning van [appellant sub 6] mogelijk te maken.

24.    In de einduitspraak zal ten aanzien van [appellant sub 6] worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

[appellante sub 7]

25.    [appellante sub 7] exploiteert sinds 1 augustus 2009 een bed and breakfast/logies en ontbijt in de stolpboerderij op het perceel [locatie 12]/[locatie 13] te Den Burg. Ten onrechte is volgens [appellante sub 7] haar perceel buiten het reparatieplan gelaten en geen aanduiding voor 18 slaapplaatsen "Logies en Ontbijt" opgenomen. In dit verband doet [appellante sub 7] een beroep op een volgens haar in de bij besluit van 27 november 2008 verleende bouwvergunning begrepen impliciete vrijstelling van het aan het moederplan voorafgaande bestemmingsplan voor 18 recreatieve slaapplaatsen.

25.1.    Voor zover de raad na zitting nadere stukken heeft overgelegd waarom ter zitting niet was verzocht, overweegt de Afdeling dat voor het oordeel dat in zoverre in strijd met de goede procesorde is gehandeld, geen aanleiding is. [appellante sub 7] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke reactie gegeven, die de Afdeling bij haar oordeelsvorming heeft betrokken.

25.2.    Op grond van het aan het moederplan voorafgaande bestemmingsplan was gebruik van het perceel van [appellante sub 7] voor het aanbieden van recreatieve slaapplaatsen niet toegelaten.

    In het moederplan is aan de gronden voor [locatie 12] de bestemming "Wonen" toegekend, met de aanduiding voor een bouwvlak van circa 1.550 m2 en de aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 2".

    In het reparatieplan zijn de planregels van het moederplan aangevuld, in dier voege dat in artikel 50, lid 50.4.4, onder d, van de planregels is bepaald dat logies met ontbijt tot een maximum van zes slaapplaatsen per woning/wooneenheid is toegestaan.

25.3.     De bouwvergunning van 27 november 2008 ziet op het gedeeltelijk vergroten van het woonhuis [locatie 12]. De vergroting omvat volgens de bouwtekening het maken van twee woonruimten, een slaapkamer met badkamer en enkele andere ruimten op de begane grond van de voormalige schuur en van zeven tweepersoons-slaapkamers met eigen sanitaire voorzieningen op de verdieping.

    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1591, kan een vrijstelling voor een gebruik van een pand dat in strijd is met het bestemmingsplan worden geacht rechtstreeks voort te vloeien uit een voor dat pand verleende bouwvergunning als uit de bouwaanvraag zonder meer kan worden afgeleid dat het bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan zal worden gebruikt, en het desbetreffende college, zich bewust van het voorgenomen gebruik, de vergunning in weerwil van de planvoorschriften heeft verleend.

    Naar het oordeel van de Afdeling dient uit de omstandigheid dat de bouwvergunning mede ziet op het realiseren van zeven tweepersoons-slaapkamers met sanitaire voorzieningen op twee aparte verdiepingen aan weerszijden van de centrale woonruimte, te worden afgeleid dat met de bouwvergunning verblijfsrecreatief gebruik in een omvang van maximaal 14 slaapplaatsen is mogelijk gemaakt. Het had het college van burgemeester en wethouders ten tijde van de aanvraag duidelijk kunnen zijn dat in ieder geval die slaapkamers voor verblijfsrecreatief gebruik konden worden aangewend.

    Onder die omstandigheden moet het er voor worden gehouden dat met het verlenen van de bouwvergunning van 27 november 2008 vrijstelling van het toen geldende bestemmingsplan is verleend voor het gebruik van het bouwwerk op het perceel [locatie 12]/[locatie 13] voor maximaal 14 recreatieve slaapplaatsen.

    Met betrekking tot bestaand legaal gebruik staat voorop dat dit in beginsel, gelet op de rechtszekerheid, als zodanig dient te worden bestemd. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt als een dienovereenkomstige bestemmingsregeling op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe regeling zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Daarvan is in dit geval niet gebleken.

    Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding was om het perceel [locatie 12]/[locatie 13] in het reparatieplan op te nemen en daaraan een aanduiding voor meer dan in totaal 2 maal 6 slaapplaatsen toe te kennen.         

    Het betoog slaagt.

Bestuurlijke lus

26.    De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil naar aanleiding van het beroep van [appellante sub 7] aanleiding met toepassing van artikel 8:51d van de Awb de raad op te dragen het hiervoor onder 25.3 geconstateerde gebrek in het bestreden besluit binnen de in de beslissing van deze uitspraak genoemde termijn te herstellen. De raad dient daarvoor het besluit te wijzigen zodanig dat ter plaatse van [locatie 12]/[locatie 13] de met de bouwvergunning van 27 november 2008 vergunde 14 recreatieve slaapplaatsen planologisch mogelijk worden gemaakt.

     Voor het opleggen van de door [appellante sub 7] verzochte dwangsom ziet de Afdeling geen aanleiding.

27.    In de einduitspraak zal ten aanzien van [appellante sub 7] worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

[appellante sub 8]

28.    [appellante sub 8] wenst op gronden aan de Pontweg te Den Hoorn een motorbrandstoffenverkooppunt te vestigen. Voorheen was op die locatie ook een verkooppunt aanwezig. Ten onrechte is, anders dan in het moederplan, in het reparatieplan geen tankstation mogelijk gemaakt. Volgens [appellante sub 8] heeft de raad ten onrechte nagelaten onderzoek naar de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een tankstation ter plaatse te verrichten. De betrokken gronden zijn voorts niet in eigendom van de provincie, zoals de raad stelt. Het bedrijf heeft in 2008 uitdrukkelijk de percelen met daarop de bestemming "tankstation" gekocht en geleverd gekregen, op welke percelen een rechtsvoorganger tot in 1994 daadwerkelijk een tankstation heeft geëxploiteerd. Daarbij wijst [appellante sub 8] op een beding in de akte van levering van 27 juni 2008, waarover tot aan de Hoge Raad een civiele procedure is gevoerd. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt volgens [appellante sub 8] dat het gaat om de percelen waarop tot in 1994 een tankstation is geëxploiteerd. [appellante sub 8] kondigt aan de foutieve inschrijving in het kadaster te laten herstellen. Ook zou van strijd met provinciaal beleid geen sprake zijn. Het gebied is niet te kenmerken als landschappelijk zeer kwetsbaar. [appellante sub 8] acht het onbegrijpelijk dat er geen gemeentelijk beleid is waarin realisatie van een tankstation zou passen. Er is tevens sprake van gerechtvaardigd vertrouwen op mededelingen van de zijde van de gemeente. De stelling dat er al voldoende tankstations in de omgeving zijn, is onjuist, aldus [appellante sub 8].

28.1.    De Afdeling heeft in haar uitspraak van 15 april 2015 de plandelen in het moederplan met de bestemming "Verkeer" en de aanduiding "verkoop motorbrandstoffen zonder lpg" voor de percelen aan de [locatie 14] te Den Hoorn vernietigd. Daaraan heeft de Afdeling ten grondslag gelegd dat de raad bij het opnieuw mogelijk maken van bouwmogelijkheden die onder het voorgaande plan niet zijn verwezenlijkt, niet kan volstaan met de constatering dat het voorgaande plan hierin reeds voorzag en dat de raad bij het wederom mogelijk maken van niet verwezenlijkte bouwmogelijkheden de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan opnieuw dient te beoordelen. Een dergelijke afweging ontbrak.

28.2.    De raad heeft geen aanleiding gezien om in het reparatieplan ter plaatse van de [locatie 14] opnieuw een tankstation mogelijk te maken en ermee volstaan de in de vernietiging begrepen verkeersbestemming ter plaatse weer op de verbeelding op te nemen.

28.3.    Uit het deskundigenbericht volgt dat de gronden die volgens het kadaster in eigendom van [appellante sub 8] zijn, niet direct aan de Pontweg liggen. De bermzones, waarop tot in 1994 een tankstation was gevestigd, hadden in het moederplan de functieaanduiding "verkooppunt zonder lpg", maar zijn, aldus de StAB, eigendom van de provincie. [appellante sub 8] heeft voornamelijk delen van fietspaden en de naastgelegen sloten in eigendom. Deze bieden volgens de StAB geen ruimte aan een verkooppunt.

28.4.    De Afdeling overweegt dat, wat er ook zij van het betoog van [appellante sub 8] over de eigendomsverhoudingen in het desbetreffende gebied, de raad bij de vaststelling van het reparatieplan mocht uitgaan van de gegevens die in het kadaster zijn opgenomen. [appellante sub 8] heeft niet betwist dat op de gronden die volgens het kadaster haar eigendom zijn, geen exploitatie van een tankstation mogelijk is.

    In hetgeen [appellante sub 8] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een verkooppunt voor motorbrandstoffen ter plaatse ruimtelijk niet aanvaardbaar is. Daarbij heeft de raad de spreiding van tankstations in aanmerking kunnen nemen en ook de kenmerken van het omringende landschap. Zou vestiging van een tankstation ter plaatse al passen binnen provinciaal beleid, dan hoeft de raad daarin op zichzelf geen aanleiding te zien om die vestiging mogelijk te maken.

    Over het betoog dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, overweegt de Afdeling dat [appellante sub 8] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het reparatieplan in een tankstation zou voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.

    Het betoog faalt.

Conclusie

29.    Het beroep is ongegrond.

30.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van [appellante sub 8] geen aanleiding.

De Luwe Hoek

31.    De Luwe Hoek richt zich tegen de planregeling voor het aan de gronden van het recreatiepark De Luwe Hoek grenzende plandeel Monnikenweg 5 te Den Burg. Aan het perceel is volgens De Luwe Hoek ten onrechte de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatieve terreinen" gegeven, in plaats van de bestemming "Recreatie - Recreatief opstal". Het gaat om een solitair perceel met één recreatieve opstal en derhalve niet om een verblijfsrecreatief terrein. Het perceel onderscheidt zich niet van in de directe omgeving aanwezige solitaire percelen met één recreatieve opstal. In het verleden had het perceel al een verkeerde bestemming. Daarop mocht de raad niet teruggrijpen. Het bouwvlak maakt op 4,8 m van de erfgrens met het recreatiepark van De Luwe Hoek de bouw mogelijk van een zomerhuis van 100 m2 en 8 m hoog, terwijl de bestaande opstal van ongeveer 50 m2 met één bouwlaag op ruim 22 m van de erfgrens is gelegen. Andere opstallen in het buitengebied hebben een beperkt bouwvlak rond de bestaande bebouwing gekregen.

31.1.    De raad stelt dat met de bestemming van het perceel Monnikenweg 5 in het reparatieplan geen fout is gemaakt. Het gaat niet om een recreatieve opstal, maar om een perceel dat in elk voorgaand bestemmingsplan onderdeel heeft uitgemaakt van een complex van zomerhuizen, waarvan ook de zomerhuizen van De Luwe Hoek deel uitmaken. Dat het desbetreffende huisje thans geen deel uitmaakt van De Luwe Hoek doet er niet aan af dat het ruimtelijk gezien een eenheid vormt met de andere op het perceel van De Luwe Hoek gelegen zomerhuizen. Het gaat, aldus de raad, gelet op de ligging aansluitend aan het perceel van De Luwe Hoek, niet om een solitair gelegen recreatieve opstal.

31.2.    In het reparatieplan heeft de raad naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2015 beoogd het door de Afdeling geconstateerde gebrek in het moederplan te herstellen. In plaats van de vernietigde bestemming "Wonen - Tweede woning" is aan het perceel Monnikenweg 5 de bestemming "Recreatie - verblijfsrecreatieve terreinen" toegekend.  Het bestemmingsvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 1.500 m2. Op een deel van het perceel ligt een bouwvlak met de aanduiding "maximum aantal recreatieve slaapplaatsen: 5". Het bouwvlak heeft een oppervlakte van 750 m2.

31.3.    Aan het perceel Monnikenweg 5 was in het aan het moederplan voorafgaande bestemmingsplan de bestemming "Recreatieterreinen, klasse z" toegekend, met een maximum van 8 eenheden. Deze gronden waren op grond van het bepaalde in artikel 8, lid 1, van de voorschriften bestemd voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Klasse z zag op terrein voor zomerhuizen, met daarbij behorende centrale voorzieningen. De oppervlakte van een zomerhuis mocht gelet op de planregels maximaal 70 m2 bedragen, inclusief inpandige berging. De nokhoogte mocht niet meer bedragen dan 6 m, de goothoogte niet meer dan 3 m. Er mochten geen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht.

31.4.    De Afdeling acht het standpunt van de raad dat er ruimtelijk gezien samenhang is tussen het plandeel en het terrein De Luwe Hoek, niet onredelijk. De raad heeft er vanuit mogen gaan dat het geen solitaire opstal betreft, maar een opstal die binnen een verder voornamelijk onbebouwde groene omgeving in verband is te zien met de zomerhuizen op het recreatiepark De Luwe Hoek.

    Over de door De Luwe Hoek gemaakte vergelijking met de recreatiewoning op het perceel Monnikenweg 3 heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat het voorgaande bestemmingsplan en het voorvoorgaande bestemmingsplan voor het perceel Monnikenweg 5 - anders dan bij het perceel Monnikenweg 3 - voorzagen in een vergelijkbare recreatiebestemming als in het thans voorliggende plan. Daarnaast is het perceel Monnikenweg 3 solitair gelegen, in tegenstelling tot het perceel Monnikenweg 5 dat grenst aan de percelen Monnikenweg 7-19 van De Luwe Hoek waaraan - in het moederplan - eveneens de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen" is toegekend. Deze feiten en omstandigheden heeft De Luwe Hoek niet bestreden. Hetgeen De Luwe Hoek heeft aangevoerd biedt dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door De Luwe Hoek genoemde situatie op het perceel Monnikenweg 3 niet overeenkomt met de situatie op het perceel Monnikenweg 5.

31.5.    Op het perceel Monnikenweg 5 is weliswaar voorzien in een aanzienlijk bouwvlak van ongeveer 750 m², maar vanwege de toekenning van de aanduiding "maximum aantal recreatieve slaapplaatsen: 5" aan het perceel is, gelet op artikel 37, lid 37.4.1, onder a, van de planregels van het moederplan het aantal slaapplaatsen beperkt. In lid 37.4.1 is onder b vastgelegd dat voor het bepalen van het aantal aanwezige recreatieve slaapplaatsen de normtelling geldt van 5 recreatieve slaapplaatsen per zomerhuis. Met andere woorden, een zomerhuis telt voor 5 recreatieve slaapplaatsen. Daarmee is het aantal toegestane zomerhuizen op het perceel beperkt tot één.

    Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 15 april 2015 heeft overwogen, mocht op grond van het voorgaande plan op het perceel Monnikenweg 5 een zomerhuis van maximaal 70 m² worden opgericht. Op grond van het reparatieplan, in samenhang bezien met artikel 37, lid 37.2.4, van de planregels van het moederplan, mag op het perceel Monnikenweg 5 binnen het bouwvlak een zomerhuis worden opgericht van 100 m² met een goothoogte van 3,5 m en een bouwhoogte van 8 m. Vast staat dat deze afmetingen ook gelden voor de zomerhuizen op de percelen Monnikenweg 7-19. De afstand tussen het bouwvlak van het perceel Monnikenweg 5 en het bouwvlak op de percelen Monnikenweg 7-19 bedraagt minimaal ongeveer 10 m - een afstand die overeenkomt met de afstand die tussen een aantal bestaande zomerhuizen op de percelen Monnikenweg 7-19 is aangehouden.

    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat het zicht vanaf het recreatiepark De Luwe Hoek op de mogelijke bebouwing op het perceel Monnikenweg 5, gelet op de onderlinge afstand en de daartussen gelegen weg in een begroeide omgeving, niet tot gevolg zal hebben dat geen sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat ter plaatse van het recreatiepark De Luwe Hoek.

    De raad heeft zich gelet op het vorenstaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bestemming "Recreatie-verblijfsrecreatieve terreinen" en de daarbij behorende bouwmogelijkheid voor een zomerhuis voor het perceel Monnikenweg 5 planologisch aanvaardbaar is.  

    Het betoog faalt.

Conclusie

32.    Het beroep is ongegrond.

33.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat ten aanzien van De Luwe Hoek geen aanleiding.

Eindoverweging bestuurlijke lus

34.    De Afdeling heeft in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil naar aanleiding van de beroepen van [appellante sub 5], [appellant sub 6] en [appellante sub 7] aanleiding gezien tot toepassing van een bestuurlijke lus. De Afdeling verwijst op dit punt naar hetgeen hiervoor onder 17.7, 22.1 en 25.3 is overwogen.

    Bij het nemen van een nieuw besluit behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Een nieuw besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze te worden bekendgemaakt en medegedeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van [appellante sub 1A] en [appellant sub 1B], Waddenduyn B.V., [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B],  [appellante sub 8] en Vereniging van Eigenaren De Luwe Hoek ongegrond;

II.    draagt de raad van de gemeente Texel naar aanleiding van de beroepen van [appellante sub 5] en anderen, [appellant sub 6] en [appellante sub 7] en anderen op om:

a. binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak onderscheidenlijk tussenuitspraak de onder 17.7, 22.1 en 25.3 genoemde gebreken te herstellen met inachtneming van hetgeen omtrent die gebreken in deze uitspraak is overwogen;

b. de Afdeling de uitkomsten van de onder II.a opgenomen opdracht mede te delen en een nieuw of gewijzigd besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Uylenburg    w.g. Zwemstra

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2018

91. BIJLAGE

Moederplan

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

[…]

1.27 bestaand

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet/Wabo aanwezige vergunde of legale bouwwerken en de werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp; ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.

[…]

Artikel 5 Agrarisch - Oude land

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Oude land aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. agrarisch grondgebruik;

b. een agrarisch grondgebonden bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak';

c. agrarisch erf ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';

d. het wonen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

f. een manege ter plaatse van de aanduiding 'Manege';

g. plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';

met daaraan ondergeschikt:

h. water(berging), in de vorm van sloten, kolken, plassen;

i. bestaande wegen en bestaande paden;

j. nutsvoorzieningen zoals kabels en leidingen;

k. uitoefening van beroep aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 4 in bijlagen bij de regels dan wel een activiteit die voor wat betreft aard en omvang gelijk te stellen is aan de in deze bijlage vermelde activiteiten;

l. loonwerk;

m. kleinschalige duurzame energieopwekking;

n. extensief dagrecreatief medegebruik;

o. bezoekboerderij, voor educatieve en culturele doeleinden met voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - erf’;

p. onderzoek en ontwikkeling voor het agrarische bedrijf;

q. winteropslag/stalling van boten, caravans en strandhuisjes;

r. paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'Paardenhouderij';

s. landschap en natuurbeheer;

t. proeverij agrarische producten met voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - erf’;

u. onderzoek en ontwikkeling met educatieve doeleinden;

v. verwerking agrarische producten;

w. verblijfsrecreatie in de vorm van logies met ontbijt;

en daarbij behorende:

x. gebouwen en overige bouwwerken,   

alsmede:

y. een veldschuur ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';

z. een schapenboet ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - schapenboet';

aa. verblijfsrecreatie indien in de maatvoering ' maximum aantal recreatieve opstallen' op de verbeelding is opgenomen dat een of meer recreatieve opstallen aanwezig mogen zijn;

ab. zonneakker ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - zonneakker';

ac. plaatsing en exploitatie van een bio-vergistingsinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘Specifieke vorm van agrarisch - biovergistingsinstallatie’, met een capaciteit kleiner dan 100 ton/per dag.

5.2 Bouwregels

[…]

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

[…]

e. de afstand tussen gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak mag maximaal 25 meter bedragen;

[…]

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Algemeen

Er dienen voldoende parkeervoorzieningen binnen het agrarisch bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf' aanwezig te zijn.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij de afweging van de hieronder genoemde afwijking(en), is het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied van de gemeente Texel, zoals opgenomen in Bijlage 5 in bijlagen bij de regels steeds onderdeel van het toetsingskader.

 

Nevenactiviteiten

[…]

Kamperen bij de boer

c. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5 lid 4.4 sub d, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'Kampeerterrein uitgesloten', in die zin dat ten behoeve van verblijfsrecreatie in het kader van kamperen bij de boer maximaal 15 kampeermiddelen worden geplaatst;

 

Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

1. de kampeermiddelen mogen alleen geplaatst worden in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

2. er mogen uitsluitend tenten, campers en caravans geplaatst worden, gemeten zonder dissel niet langer dan 6,50 meter;

3. de op het bouwvlak aantal aanwezige recreatieve opstallen wordt op het aantal kampeermiddelen in mindering gebracht;

4. de kampeermiddelen dienen binnen het bouwvlak geplaatst te worden of ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';

5. het terrein moet qua inrichting aan onderstaande kwaliteitseisen voldoen:

- er zijn voldoende parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak of de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf';

- de afstand tussen de kampeermiddelen moet minimaal 5 meter bedragen;

- het terrein is goed landschappelijk ingepast, en wordt afgeschermd door een boomsingel van tenminste 5 meter breed;

ten aanzien van de terreininrichting kunnen nadere eisen in de omgevingsvergunning worden opgenomen;

6. er moet binnen het bouwvlak een bedrijfswoning aanwezig zijn;

7. de omvang van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf moet minimaal die van een reëel agrarisch bedrijf zijn;

8. de recreatie-activiteiten blijven naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van de agrarische bedrijfsactiviteiten;

9. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en de nevenactiviteit mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en de woonfunctie van omliggende woningen niet beperken;

10. de nevenactiviteit mag geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden;

11. Na afgifte van deze omgevingsvergunning mag het totaal aantal 'slaapplaatsen voor kamperen bij de boer' het aantal van 3.000 niet overschrijden.

Artikel 17 Bedrijf - Opslag

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Opslag aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van opslag;

met daaraan ondergeschikt:

b. kleinschalige duurzame energieopwekking;

en daarbij behorende:

c. terreinen;

d. overige bouwwerken.

17.2 Bouwregels

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één ter plaatse gevestigd bedrijf worden gebouwd;

[…]

Artikel 35 Recreatie - Recreatief opstal

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Recreatief opstal aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gebouwen ten behoeve recreatief verblijf, in de vorm van één recreatief opstal;

met daaraan ondergeschikt:

b. kleinschalige duurzame energieopwekking;

en daarbij behorende:

c. tuinen, erven en terreinen;

d. overige bouwwerken.

35.2 Bouwregels

35.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. gebouwen en overkappingen, mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. de maatvoering van een gebouw of een overkapping moet voldoen aan het volgende bouwschema:

Goothoogte max. 3 m

Bouwhoogte max. 7 m

Oppervlakte  max. 70 m²

Dakhelling min. 30° en max. 60°

tenzij de bestaande oppervlakte groter is, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte.

Artikel 36 Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen

36.1 Bestemmingsomschrijving

voor Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie in de vorm van hotels, groepsverblijven en complexen van recreatieappartementen;

b. wonen ten behoeve van de recreatieve bestemming;

met daaraan ondergeschikt:

c. een manege ter plaatse van de aanduiding 'Manege';

d. sport- en dagrecreatieve voorzieningen;

e. dienstverlening ten behoeve van het recreatieve verblijf als ondergeschikte nevenactiviteit, waaronder detailhandel, horeca, fietsverhuur, wellness;

f. kleinschalige duurzame energieopwekking;

g. uitoefening van beroep aan huis of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 4 in bijlagen bij de regels dan wel een activiteit die voor wat betreft aard en omvang gelijk te stellen is aan de in deze bijlage vermelde activiteiten;

h. huisvesting van seizoenspersoneel;

i. instandhouding van karakteristieke cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding "Cultuurhistorische waarden";

j. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken waar zowel recreatieve als permanente bewoning is toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van wonen - 2e woning';

k. verblijfsrecreatie in de vorm van logies met ontbijt;

en daarbij behorende:

l. tuinen, erven en terreinen;

m. water;

n. wegen, paden en parkeervoorzieningen;

o. beplanting en bebossing;

p. overige bouwwerken.

36.4 Specifieke gebruiksregels

36.4.1 Algemeen

Voor het gebruik van gronden en bebouwing gelden de volgende regels:

a. het aantal recreatieve slaapplaatsen binnen een bestemmingsvlak bedraagt maximaal het op de verbeelding in de maatvoering "maximum aantal recreatieve slaapplaatsen" aangeduide aantal;

b. voor het bepalen van het aantal aanwezige recreatieve slaapplaatsen geldt de volgende normtelling:

hotel 2 recreatieve slaapplaatsen per hotelkamer

recreatieappartement 5 recreatieve slaapplaatsen per recreatieappartement

groepsverblijf  aantal recreatieve slaapplaatsen wordt gebaseerd op het werkelijk aantal geplaatste bedden.

Artikel 37 Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. recreatief verblijf in de vorm van een terrein voor campers, stacaravans, caravans, blokhutten, tenten, zomerhuizen en familiehuizen;

b. wonen ten behoeve van de recreatieve bestemming;

c. gebouwen en overkappingen ten dienste van het recreatieverblijf zoals sanitaire voorzieningen, recepties;

[…]

37.2 Bouwregels

37.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. de maatvoering van een gebouw of overkapping moet voldoen aan het volgende bouwschema:

Goothoogte max. 3,50 m

Dakhelling min. 30° en max. 60°

Bouwhoogte max. 10 m

[…]

37.2.4 Zomerhuizen

Voor het bouwen van zomerhuizen gelden de volgende regels:

a. de zomerhuizen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. de oppervlakte van een zomerhuis mag maximaal 100 m² bedragen;

c. de maatvoering van een zomerhuis moet voldoen aan het volgende bouwschema:

Goothoogte max. 3,50 m

Dakhelling min. 30° en max. 60°

Bouwhoogte max. 8 m

[…]

37.4 Specifieke gebruiksregels

37.4.1 Algemeen

Voor het gebruik van gronden en bebouwing gelden de volgende regels:

a. het aantal recreatieve slaapplaatsen binnen een bestemmingsvlak bedraagt maximaal het op de verbeelding in de maatvoering "maximum aantal recreatieve slaapplaatsen" aangeduide aantal;

b. voor het bepalen van het aantal aanwezige recreatieve slaapplaatsen geldt de volgende normtelling:

c. tenminste 40 % van het bestemmingsvlak moet ingericht worden ten behoeve van centraal-recreatieve voorzieningen, groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, wandel- en uitloopmogelijkheden en verkeersvoorzieningen;

[…]

Artikel 45 Tuin

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. tuinen en voorzieningen behorende bij de op hetzelfde perceel gelegen (bedrijfs)woning;

en daarbij behorende:

b. wegen en paden;

c. water;

d. overige bouwwerken.

45.2 Bouwregels

45.2.1 Gebouwen en overkappingen

Het bouwen van gebouwen en overkappingen is verboden.

Artikel 46 Verkeer

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. enkelbaanswegen;

b. fiets- en wandelpaden;

c. kunstwerken zoals bruggen, dammen en duikers;

d. nutsvoorzieningen (ondergrondse infrastructuur);

e. water;

f. bermen en beplanting;

g. parkeervoorzieningen;

h. straatmeubilair;

en mede bestemd voor:

i. de opslag van strandhuisjes en strandpaviljoens ter plaatse van de aanduiding "Opslag";

j. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding "Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";

k. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding "Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";

l. kleinschalige duurzame energieopwekking;

m. landschapselementen in de vorm van tuinwallen;

n. militair oefenterrein ter plaatse van de aanduiding 'Militair oefenterrein';

o. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding 'Antennemast';

en daarbij behorende:

p. gebouwen en overige bouwwerken.

Artikel 50 Wonen

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;

met daaraan ondergeschikt:

b. het verlenen van mantelzorg;

c. uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in Bijlage 4 in bijlagen bij de regels dan wel een activiteit die voor wat betreft aard en omvang gelijk te stellen is aan de in deze bijlage vermelde activiteiten.

d. kleinschalige duurzame energieopwekking;

e. verblijfsrecreatie in de vorm van logies met ontbijt;

f. verblijfsrecreatie indien in de maatvoering ' maximum aantal recreatieve opstallen' op de verbeelding is opgenomen dat een of meer recreatieve opstallen aanwezig mogen zijn;

en de daarbij behorende:

g. tuinen, erven en terreinen;

h. wegen en paden;

i. water;

j. overige bouwwerken.

[…]

50.4.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten anders dan een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;

b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één wooneenheid, tenzij anders op de verbeelding is weergegeven in de maatvoering "maximum aantal wooneenheden";

c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:

- in de recreatieve opstal ter plaatse van de maatvoering "maximum aantal recreatieve opstallen";

- logies met ontbijt ondergeschikt aan de woonfunctie en tot een maximum van 6 slaapplaatsen, verdeeld over maximaal 3 slaapkamers;

- kamperen op het achtererf in 1 tent of in 1 caravan.

Reparatieplan

Artikel 1 Inleidende regels

Tussen haakjes staan de nummers van de begrippen zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 vastgesteld op 12 juni 2013.

De tekst in onderstaande begrippen in het Moederplan wordt geschrapt en vervangen door de hieronder verwoorde nieuwe tekst.

In deze regels wordt verstaan onder:

[…]

1.5 relatie

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven (bouw)vlakken met elkaar koppelt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één (bouw)vlak.

[…]

Artikel 4 Agrarisch - Oude land (artikel 5)

De regels van de bestemming Agrarisch - Oude land van het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 van 12 juni 2013 worden gewijzigd danwel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 5 ongewijzigd van toepassing.

 

In het hele artikel wordt de term "specifieke vorm van agrarisch - erf" vervangen door de term "erf.

   

[…]

In lid 5.1 wordt het volgende sublid toegevoegd:

ae. kamperen bij de boer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamperen bij de boer.'

 

In sublid 5.2.2 wordt aan sub e de volgende tekst toegevoegd:

"Voor bestaande gebouwen of vervanging daarvan, geldt maximaal de bestaande afstand."

[…]

In sublid 5.4.4 onder d

het tweede streepje na de huidige zin wordt toegevoegd: of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamperen bij de boer' voor maximaal 10 kampeerplaatsen, waarbij de voorwaarden van lid 5.5 c nummers 1, 2 en 4  t/m 8 van toepassing zijn.

Artikel 10 Bedrijf - Opslag ten behoeve van strandpaviljoen Paal 28 (nieuw artikel 18)

Dit betreft een nieuw artikel.

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Opslag ten behoeve van strandpaviljoen Paal 28 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van opslag voor het strandpaviljoen gevestigd op de locatie Krimweg 660 te De Cocksdorp (‘Paal 28’);

met daaraan ondergeschikt:

b. kleinschalige duurzame energieopwekking;

en daarbij behorende:

c. terreinen;

d. overige bouwwerken.

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen (artikel 36)

De regels van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen van het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 van 12 juni 2013 worden gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 36 ongewijzigd van toepassing.

Aan sublid 36.1 wordt na sub b toegevoegd:

c. ter plaatse van de figuur ‘relatie’ gelden de bouw- en gebruiksmogelijkheden zoals in dit artikel opgenomen en op de verbeelding (inclusief maatvoeringen) weergegeven voor deze beide door de relatie gekoppelde (bouw)vlakken tezamen als ware het één (bouw)vlak.

[…]

Artikel 20 Wonen (artikel 50)

De regels van de bestemming Wonen van het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 van 12 juni 2013 worden gewijzigd dan wel aangevuld zoals hierna is aangegeven. Behoudens onderstaande wijzigingen blijven de overige regels van artikel 50 ongewijzigd van toepassing.

[…]

In sublid 50.4.4 wordt onder d. geschrapt en vervangen door:

d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:

- in de recreatieve opstal ter plaatse van de maatvoering ‘maximum aantal recreatieve opstallen’;

- logies met ontbijt ondergeschikt aan de woonfunctie en tot een maximum van 6 slaapplaatsen per woning/wooneenheid, verdeeld over maximaal 3 slaapkamers, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal slaapplaatsen’ in welk geval het aantal slaapplaatsen ten hoogste het ter plaatse aangegeven aantal mag bedragen’;

- kamperen op het achtererf in 1 kampeermiddel;

- in recreatieve appartementen ter plaatse van de maatvoering ‘maximum aantal recreatieve appartementen’.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.2 Milieuzone - bufferzone

Ingevoegd wordt een nieuw lid 61.5, alle navolgende leden en subleden nummeren door.

 

27.2.1 Bouwregels

Het is verboden gebouwen en overige bouwwerken op te richten ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - bufferzone'.

Artikel 28 Overige regels

28.1 Voldoende parkeergelegenheid (artikel 64 - nieuw)

Het volgende artikel wordt toegevoegd waarbij de hierop hoger genummerde artikelen vernummeren:

a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of in gebruik genomen worden, wanneer op het bestemmingsvlak, of in de omgeving daarvan, niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, en in stand wordt gehouden;

b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Bijlage II Besluit omgevingsrecht

Artikel 1

1. In deze bijlage wordt verstaan onder:

[…]

achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

[…]

erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

Artikel 2

Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:

[…].

3. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

[…]

Artikel delen