Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBGEL:2019:3081

10 juli 2019

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/3458

uitspraak van de voorzieningenrechter van

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. D. van Hijkoop),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.

(gemachtigden: mr. M.M.M. Kapteijns, V. van Belle en H.P.T. Nas)

Als derde-partijen heeft aan het geding deelgenomen:

[belanghebbende 1], te [woonplaats].

(gemachtigden: mr. B.J.M Vermeer en mr. M.M.A.E. Vermeulen), en

[belanghebbende 2], te [woonplaats].

(gemachtigde: J.W. van der Horst)

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2019 heeft verweerder twee lasten onder dwangsom opgelegd.

Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2019. Verzoekster is verschenen bij [verzoekster], bestuurder bij de stichting, bijgestaan door gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. [belanghebbende 1] is verschenen bij [belanghebbende 1], voorzitter van de stichting, bijgestaan door mr. M.M.A.E. Vermeulen. [belanghebbende 2] is verschenen, bijgestaan door gemachtigde.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) in te stellen beroep niet.

Inleiding

1. Verzoekster heeft een deel van een gebouw aan de [locatie] in [woonplaats] (rechter vleugel van het oude woonzorgcentrum de [locatie]) in gebruik. In deze rechtervleugel geeft zij cliënten onderdak en geeft zij begeleiding teneinde hen te helpen terug te keren in de samenleving. Het gaat om, zoals het nu is, vijf cliënten die met justitie in aanraking zijn geweest en die sociaal-maatschappelijk in de knel zitten. Zij hebben gedragsproblemen. In het gebouw is 24-uurs toezicht aanwezig. De huisvesting duurt totdat cliënten zover zijn dat zij zelfstandig kunnen wonen waarna overplaatsing in een woonhuis volgt of totdat de begeleiding moet worden afgebroken zonder dat het beoogde eindresultaat is bereikt. Cliënten worden gehuisvest in kamers die zijn voorzien van een douche en een kleine kitchenette. Het is de bedoeling dat centraal met de andere bewoners in een algemene ruimte wordt gegeten.

2. Verweerder is van mening dat het gebruik door verzoekster van de rechter vleugel van het oude woonzorgcentrum de [locatie] in strijd is met het bestemmingsplan. Hij vindt dat er sprake is van wonen en dat laat het bestemmingplan op deze plek niet toe. Het strijdige gebruik wil hij niet legaliseren.

Verweerder heeft verzoekster daarom bij besluit van 4 juni 2019 gelast de bewoning binnen vier weken te beëindigen en beëindigd te houden. Verweerder heeft verzoekster verder gelast herhaling/uitbreiding van de overtreding te voorkomen. Dit betekent dat verzoekster de bewoning niet mag uitbreiden. Verweerder heeft aan overtreding van de lasten een dwangsom verbonden.

3. Verzoekster stelt dat er geen sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan; en als dat wel zo is dan is die strijdigheid met het verlenen van een vergunning te legaliseren. Bovendien is zij van mening dat haar belang zo groot is dat de last moet worden opgeschort totdat op haar bezwaarschrift is beslist.

Oordeel van de voorzieningenrechter

4. Op het perceel van [locatie] is het bestemmingsplan “Velperweg e.o” van kracht. Het perceel heeft de bestemming “Maatschappelijk”. In artikel 13 van het bestemmingsplan is bepaald dat de voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer gezondheids- en welzijnszorg.

5. De vraag is of dat wat verzoekster aan cliënten aanbiedt valt onder gezondheids- en welzijnszorg van artikel 13 van het bestemmingsplan. In artikel 1.30 van het bestemmingsplan is aangegeven wat zoal kan worden verstaan onder gezondheids- en welzijnszorg. Daaronder wordt volgens dat artikel ook verstaan: dag en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting. Als wat verzoekster aanbiedt aan te merken is als maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting, dan is er geen sprake van strijd met het bestemmingsplan en dan moet de last van tafel. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat, zoals één van de partijen terecht heeft opgemerkt, de behandeling niet therapeutisch hoeft te zijn; dat woord staat namelijk tussen haakjes.

6. De voorzieningenrechter heeft onvoldoende de feiten kunnen vaststellen. Is het zo dat het bieden van tijdelijke huisvesting de hoofdzaak is en dat vervolgens cliënten worden begeleid naar huisvesting elders in een gemeente? Of staat het behandelen van gedragsproblemen van cliënten centraal die verhinderen dat zij zelfstandig kunnen wonen in een gemeente, en worden met het oog op die behandeling cliënten intern gehuisvest? Meer kennis van wat er daadwerkelijk gebeurt in de rechtervleugel, van de opzet van de huisvesting en van de begeleiding/behandeling van cliënten is daarom noodzakelijk. De voorzieningenrechter kan daarom niet concluderen dat verzoekster in strijd handelt met het bestemmingsplan.

7. Verzoekster heeft zich niet altijd even consistent uitgelaten over wat zij nu precies doet en welke begeleiding/zorg/behandeling zij haar cliënten aanbiedt. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verweerder zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar wat er aan de hand is. Het lijkt er op dat verweerder is afgegaan op wat er over gezegd wordt en wat uit stukken naar voren komt. Af en toe heeft de discussie tussen partijen misschien wel daarom veel weg van een woordenstrijd. Het doen van zelfstandig onderzoek is echter onontbeerlijk om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen. Dit gebrek kan verweerder in de bezwaarfase herstellen. Bovendien kan verweerder dan nog een ander gebrek herstellen. In het besluit van 4 juni 2019 schrijft verweerder dat hij niet overgaat tot legalisering als sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Verweerder vindt dat onwenselijk. Dat standpunt verdient echter een draagkrachtige motivering. Want in tot op zekere hoogte vergelijkbare situaties was verweerder wel bereid om het strijdige gebruik te legaliseren.

8. Verzoekster heeft er een groot belang bij dat zij niet stel op sprong de vijf aanwezige cliënten op straat moet zetten. De uitkomst van het nadere onderzoek van verweerder is ongewis. Niet is in te zien waarom verweerder niet kan wachten met handhaving. Er is geen overlast gemeld. In de buurt bestaat wel vrees. De huidige bewoning is beperkt tot vijf cliënten. En er is toezicht. Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat de last onder dwangsom om de bewoning te beëindigen dient te worden geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De tweede last, om de bewoning niet uit te breiden, behoeft niet te worden geschorst.

9. De voorzieningenrechter zal verweerder veroordelen in de proceskosten en het griffierecht als na te melden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;

  • schorst het besluit van 4 juni 2019 voor wat betreft de last onder dwangsom om de bewoning te beëindigen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 1.024;

  • gelast verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ad € 345 aan haar te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Jue, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van W.C. Knoester, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

Voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Artikel delen