Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief over Werken vanuit drie randvoorwaarden voor het Programma Gezonde Groene Leefomgeving

Minister van Ark en staatssecretaris Blokhuis en minister Schouten informeren de Tweede Kamer over Werken vanuit drie randvoorwaarden voor het Programma Gezonde Groene Leefomgeving.

16 april 2021

Kamerstuk: kamerbrief

Kamerstuk: kamerbrief

Geachte voorzitter, In deze brief informeren wij uw Kamer over het Programma Gezonde Groene Leefomgeving.

Inleiding

Een gezonde leefomgeving is een belangrijk goed. De mens is onderdeel van de leefomgeving en de leefomgeving is onderdeel van het menselijk bestaan. Zij beïnvloeden elkaar en als wij betrokken en met aandacht met de leefomgeving omgaan dan heeft dat een positieve invloed op onze gezondheid en op het ecologisch systeem als geheel. De impact van COVID-19 op onze gezondheid en op de inrichting van leefomgeving laat deze wisselwerking ook duidelijk zien1.

In de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid 2020-2024 (LNG)2 en in de uitvoeringsagenda van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zijn ambities gesteld die betrekking hebben op een gezonde en natuurinclusieve leefomgeving. Er is aangegeven dat er gewerkt wordt vanuit een Health in All Policies-benadering. Dit betekent dat gezondheidsvraagstukken vanuit een breed perspectief worden aangepakt, waarbij de verschillende domeinen worden overstegen. Zo is in de LNG de ambitie geformuleerd dat in 2024 gezondheid een vast onderdeel zal uitmaken van de belangenafweging in ruimtelijk beleid en dat bij landelijke en decentrale beleidsontwikkeling er meer verbinding tussen het fysieke3 en het sociale beleidsdomein zal zijn. Ook zijn er ambities geformuleerd op het vlak van achterstandswijken, toegankelijkheid, gezondheidsverschillen, ouderen en mentale druk bij jongeren. Een gezonde en leefbare omgeving bestaat niet zonder natuur. Het is de basis van ons voortbestaan en de economie. Het kabinet streeft ernaar tot een volledige gunstige staat van instandhouding te komen conform de Habitatrichtlijn en wil toewerken naar een verkleining van de ecologische voetafdruk (Kamerbrief nr. 26407-136). Om biodiversiteit te herstellen is verbinding met en samenwerking tussen verschillende beleidssectoren en maatschappelijke actoren nodig, zo ook met de gezondheidssector. Er bestaat een grote synergie tussen de inspanningen gericht op gezondheid en de natuur en biodiversiteitsdoelstellingen.

De nieuwe Omgevingswet die naar verwachting in 2022 in werking treedt, is erop gericht om een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit te bereiken en in stand te houden en de fysieke leefomgeving zodanig te beheren, te gebruiken en te ontwikkelen dat alle maatschappelijke functies ook op de lange termijn duurzaam vervuld kunnen worden. In deze brief zetten wij uiteen hoe VWS en LNV via het Programma Gezonde Groene Leefomgeving (PGGL) de betrokken landelijke, regionale en lokale partijen wil ondersteunen in de ambitie om gezondheid meer integraal en volwaardig te betrekken in het beleid op het gebied van de (inrichting van de) fysieke leefomgeving. Dit programma is aangekondigd in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid (LNG) en in de uitvoeringsagenda van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Het RIVM gaat in nauwe samenwerking met ZonMW dit programma uitvoeren.

Deze brief is als volgt ingedeeld:

A. Gezonde Groene leefomgeving als instrument voor gezondheid

B. Huidige ziektelast in relatie tot leefomgeving

C. Rollen en verantwoordelijkheden en (een greep uit) de bestaande initiatieven

D. Wat kan beter en waar liggen de (meekoppel-) kansen op gezonde groene leefomgeving?

E. Drie randvoorwaarden om aan te werken met elf actielijnen (zie bijlage).

  • Gezonde groene leefomgeving als instrument voor gezondheid

Een gezonde leefomgeving5 is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, die uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is. Het bevordert ook de positieve gezondheid. Met positieve gezondheid wordt de eigen kracht van mensen benadrukt. De leefomgeving (school, werk, zorginstelling, wijk, stad, regio, landelijk- en natuurgebied) kan een instrument zijn om te komen tot gezondheidswinst. Dit kan via de inzet van zowel gezondheidsbevordering (bijvoorbeeld het stimuleren van bewegen, vergroenen van de omgeving of goede beschikbaarheid van gezonde voeding) als via gezondheidsbescherming (bijvoorbeeld door verminderen van luchtvervuiling, lichtvervuiling, blootstelling aan UV-straling en geluidshinder). Het betekent dat de fysieke leefomgeving zo wordt ingericht dat deze gezond is, toegankelijk is voor iedereen én dat mensen deze kunnen benutten voor een gezonde leefstijl. Dat wil zeggen, het makkelijker maken van een gezonde leefstijl (toegang tot groen, bewegen, gezond voedingsaanbod, rookvrije leefomgeving, verstandig zongedrag), het verlagen van stressniveaus waardoor de mentale gezondheid verbetert, het vergroten van het gezondheidspotentieel van kwetsbare groepen, het vergroten van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking of ouderen en het creëren van een leefomgeving waarin mensen zich sociaal inclusief voelen. Een leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit die bijdraagt aan maatschappelijk welbevinden. Kortom, het heeft effect op de brede welvaart.6

Meer concreet is een gezonde leefomgeving een omgeving die, bijvoorbeeld:

- schoon en veilig is;

- uitnodigt tot ontspanning, bewegen, spelen en sporten, fietsen, wandelen en ontmoeten;

- zorgt voor goede bereikbaarheid en openbaar vervoergebruik stimuleert;

- aantrekkelijk en herkenbaar is door een zorgvuldig ontwerp en inzet van erfgoed en identiteit van leefomgeving;

- een goede milieukwaliteit (geluid, lucht, water, bodem, externe veiligheid) heeft;

- voldoende groen, biodiversiteit en water bevat en voorbereid is op een klimaat met grotere weersextremen (bv. hitte en UV-straling), maar ook verspreiding van infectieziekten voorkomt;

- gezonde en duurzame woningen heeft;

- uitnodigt tot het maken van gezonde voedselkeuzes

- een gevarieerd aanbod aan voorzieningen (bijvoorbeeld woningen, scholen, winkels, cultuur, bedrijven, openbaar vervoersvoorzieningen, sport) biedt;

- rekening houdt met de behoeften van de (toekomstige) bewoners en specifieke bevolkingsgroepen (kinderen, ouderen, chronisch zieken, mensen met beperkingen, lagere inkomensgroepen), arbeid en arbeidsomstandigheden en toegankelijk is voor iedereen.

Er zijn interventies die op meerdere fronten (economisch, en voor gezondheid, milieu en duurzaamheid) positief kunnen uitwerken, zoals bijvoorbeeld maatregelen gericht op het stimuleren van lopen en fietsen, of de aanleg van groen en water8. Als op meerdere fronten tegelijk en integraal gewerkt wordt zijn interventies waarschijnlijk effectiever. Het gebruik van bijvoorbeeld schooltuinen lijkt een positief effect te hebben op de consumptie van groente en fruit bij kinderen, als het gecombineerd wordt met voedingsonderwijs, waarin ook aandacht wordt besteed aan de herkomst van het voedsel. Groene schoolpleinen nodigen uit tot meer spelen en bewegen. Schooltuinen kunnen daarnaast bijdragen aan betere bestuivers die op hun beurt van belang zijn voor de voedselvoorziening.9

Voor bestuivers is bijvoorbeeld een biodiverse tuin met, het liefst het hele jaar door, bloemen (voedsel) en rommelige hoekjes voor nestelgelegenheid van essentieel belang. Bestuiving is noodzakelijk voor meer dan 75% van onze voedselgewassen, vooral groenten en fruit, en voor meer dan 85% van de wilde planten in de natuur.

Onderzoeken naar integrale wijkaanpak in achterstandswijken laten zien dat maatregelen die zich richten op de leefbaarheid van de wijk ook gunstig kunnen zijn voor de gezondheid. Ontwikkelingen in de zorg, zoals bijvoorbeeld het (langer) thuis blijven van mensen met GGZ-problematiek, brengen meer kwetsbare bewoners terug naar de wijk (ouderen, GGZ-cliënten). Dit vraagt om een versterking van de kwaliteit van de openbare ruimte en van de directe (sociale) omgeving. De green deal duurzame zorg voor een gezonde toekomst werkt aan gezondheidsbevordering via onder andere de fysieke zorg omgeving door het delen van goede voorbeelden en waar mogelijk de effectiviteit van die interventies te beoordelen (https://www.rivm.nl/green-deal-duurzame-zorg).

Er zijn ook mooie initiatieven die hier op inspelen zoals de groene netwerken die worden aangelegd in en rondom steden (https://www.staatsbosbeheer.nl/overstaatsbosbeheer/dossiers/groene-metropool). Tegelijkertijd zal ook rekening gehouden moeten worden met eventuele negatieve effecten van beleid. Meer stedelijk groen bijvoorbeeld bevordert de gezondheid en het welbevinden van mensen en kan dienen als klimaatadaptatiemaatregel, draagt bij aan het herstel van biodiversiteit, maar het kan ook bepaalde allergische klachten opwekken of vectoren van ziekten (muggen en teken) verspreiden. De uitdaging waar we gezamenlijk voor staan, is hoe deze beide bewegingen te combineren zonder dat er nieuwe risico’s ontstaan en hoe we de risico’s kunnen mitigeren.

  • Ziektelast in relatie tot de leefomgeving

Terwijl de levensverwachting in Nederland de komende jaren naar verwachting nog iets zal stijgen, neemt tegelijkertijd ook het percentage chronisch zieken toe en blijven gezondheidsverschillen tussen hoog en laag opgeleiden onverminderd groot11. Ook het risico op uitbraken van infectieziekten door de snelle manier van verplaatsen, bevolkingsdichtheid, vergrijzing neemt toe. Ongezonde voeding (8,1%) is na roken de belangrijkste oorzaak van te voorkomen ziekten in Nederland. Overgewicht en obesitas zorgen voor 3.7% van de ziektelast. Het percentage mensen met overgewicht blijft onverminderd hoog (50,1%)12. Te weinig bewegen draagt voor 2.3%13 bij aan de totale ziektelast in Nederland en tegelijkertijd draagt overgewicht weer bij aan een ernstig beloop van infectieziekten14. Ook de gezondheidsachterstanden van mensen met een lager opleidingsniveau en inkomen zijn de afgelopen decennia niet of nauwelijks kleiner geworden, ondanks flinke inspanningen van Rijk en gemeenten op het gebied van gezondheidsbevordering. Op sommige punten zijn gezondheidsachterstanden zelfs toegenomen. Dit constateert ook de WRR in ‘Van verschil naar potentieel’15 en de RVS in zijn essay over gezondheidsverschillen van 2020.16

Op het gebied van gezondheidsbescherming wordt geconstateerd dat er steeds meer aandacht is voor luchtkwaliteit en dat gezondheid steeds vaker centraal staat. Tegelijkertijd is de ziektelast als gevolg van bijvoorbeeld milieu aanzienlijk (4%)17 en is ook in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid aangegeven dat er blijvende aandacht nodig is om de ziektelast verder omlaag te krijgen. Dit geldt voor thema’s als geluid, luchtverontreiniging, binnenmilieu, hittestress, UVstraling, allergieën, en zorgwekkende stoffen (zoals PFAS) en wellicht ook voor microplastics. Ook infectieziektebestrijding kan een relevante bijdrage leveren aan een gezonde leefomgeving. Met het veranderen van de leefomgeving vindt er ook een veranderende blootstelling plaats aan ziekteverwekkers van dieren (zoönosen) en vectoren (zoals muggen en teken), ziekteverwekkers die in water voorkomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, ook bij klimaatadaptatie, is het belangrijk rekening te houden met het zo veel als mogelijk voorkómen van gezondheidsrisico’s van omgevingsfactoren (pollen etc) en infectieziekten vanuit de leefomgeving veroorzaakt door bijvoorbeeld ratten, teken en muggen.

  • Rollen en verantwoordelijkheden en bestaande initiatieven

Waar beleid concreet wordt toegepast liggen aangrijpingspunten voor de integrale afwegingen. De Omgevingswet die naar verwachting vanaf 2022 van kracht wordt, geeft bestuurders en beleidsmakers ook meer handvatten om samen met burgers een gezonde groene leefomgeving te ontwikkelen. In de Omgevingswet is bijvoorbeeld vastgelegd dat overheden bij het ontwikkelen van gebieden in een zo vroeg mogelijk stadium nadenken over het realiseren van een gezonde groene fysieke leefomgeving. Zij kunnen lokale gezondheidsambities vastleggen en uitwerken in verschillende instrumenten van de Omgevingswet, die daar in het algemeen ook voldoende handvatten voor biedt.

De Omgevingswet biedt niet zonder meer voldoende handvatten voor het creëren van een gezonde voedselomgeving30. Een aantal wethouders heeft recent nadrukkelijk aangegeven behoefte te hebben aan juridische handvatten om ook de ‘voedselomgeving’ gezonder te maken. Hierover gaat de motie van de Kamerleden Sazias en van Esch31 waarin de regering wordt verzocht om in samenspraak met gemeenten te bezien hoe wettelijk verankerd kan worden dat gemeenten meer instrumenten krijgen om te zorgen voor een gezonde voedselomgeving. Staatssecretaris Blokhuis heeft toegezegd32 mogelijke oplossingsrichtingen te bestuderen en uiterlijk mei 2021 een reactie op aan de Tweede Kamer te sturen. De Nationale Omgevingsvisie biedt de basis om regionaal inhoudelijke keuzes te maken. Een van de vier integrale prioriteiten van de NOVI luidt Sterke en gezonde steden en regio’s. Het Rijk zoekt hierin de samenwerking met de relevante regionale en lokale partijen. Gezondheid komt daarom ook terug in de samenwerkingsafspraken tussen Rijk en regio. Er zijn acht NOVI gebieden aangewezen, die dienen als leer- en praktijk gebieden. Belangrijk instrument hierbij zijn de omgevingsagenda’s. De omgevingsagenda vormt een belangrijke schakel tussen de omgevingsvisies van Rijk en regio én de verschillende (lopende) uitvoeringsprogramma’s en trajecten en heeft als doel te zorgen dat de verschillende visies en acties die er zijn op elkaar afgestemd zijn en een samenhangend geheel vormen. Het ministerie van BZK heeft daarin de regie om voor deze samenhang te zorgen en betrekt daarbij – in samenwerking met relevante andere ministeries - de regionale en lokale partijen.

Provincies en gemeenten kunnen gezondheid verankeren in omgevingsvisies, omgevingsplannen, en programma’s. Daarbij kunnen omgevingswaarden worden vastgesteld (zie bijvoorbeeld www.gezondeleefomgeving.nl en https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl). Bij het maken van de plannen is het belangrijk rekening te houden met de rijksregelgeving inzake aanvullende decentrale milieunormen en normen/ regels met betrekking tot emissies, hinder en de externe veiligheid. GGD’en hebben een belangrijke rol als ondersteunend en adviserend orgaan hieromtrent richting gemeenten. Momenteel werkt GGD GHOR aan het vertalen van de kernwaarden voor een gezonde leefomgeving naar planregels die gemeenten kunnen benutten voor het realiseren van een gezonde leefomgeving. Enkele grote steden hebben zelf expertise op het gebied van lucht en geluid. Zij hebben soms ook hogere ambities dan de wettelijke norm.

De Rijksoverheid kan - naast de normerende en regelgevende taken – op het gebied van gezonde groene leefomgeving ook regionale en lokale partijen stimuleren en faciliteren. Dat gebeurt ook al op grote schaal via diverse programma’s en initiatieven. VWS richt zich op dit moment veelal op thema’s die sterk gericht zijn op het sociale domein, zoals de Gezonde School, het Preventieakkoord, het Nationaal Hitteplan of de Green Deal Duurzame zorg voor een gezonde toekomst. In het fysieke domein zijn andere departementen dan VWS aan zet, zoals bijvoorbeeld het programma verstedelijking en wonen (BZK), de agenda natuurinclusieve samenleving (LNV), de ontwikkeling landelijk gebied (meerdere programma’s van BZK, LNV en IenW, gericht op o.a. landschap, natuur en water), klimaatmitigatie w.o. de energietransitie (EZK), klimaatadaptatie- en mitigatie (IenW en EZK), milieu (IenW, o.a. microplastics, schone lucht akkoord, waterkwaliteit), de Luchtvaartnota 2020-2025, de mobiliteitsopgave vanuit IenW en ‘Aan de slag met de omgevingswet (IenW/BZK)’ met link naar Gids Gezonde Leefomgeving en i-GLO.

VWS en LNV zullen met het Programma Gezonde Groene Leefomgeving niet in de bevoegdheden, noch in de verantwoordelijkheden treden van deze ministeries. Het programma Gezonde Groene Leefomgeving faciliteert het beleid van deze ministeries, zodat we gezamenlijk de handschoen op kunnen pakken. Daarbij werkt ze mee om de strategische lijnen uit rond gezonde groene leefomgeving uit te zetten en ze bouwt voort op de bestaande initiatieven. Er wordt nadrukkelijk aangesloten bij de NOVI-gebieden en omgevingsagenda’s die vanuit BZK worden gecoördineerd. Tegelijkertijd wordt ook via een specifieke gebiedsgerichte aanpak gekeken waar gezondheid nadrukkelijk meer aandacht behoeft. Het RIVM zal in samenwerking met ZonMW het programma gaan uitvoeren en zoekt de samenwerking met het Programma Duurzame Zorg van VWS.

  • Wat kan beter en waar liggen de (meekoppel-) kansen op gezonde groene leefomgeving?

Kansen voor gezondheidsbevordering door het benutten van de leefomgeving worden de laatste jaren steeds meer gezien. Tegelijkertijd kan de samenwerking tussen het sociale en fysieke domein op het niveau van bestuur en beleid nog aanzienlijk worden verstevigd. Doordat beide werelden veelal sectoraal zijn georganiseerd en op een andere manier naar de wereld kijken, is samenwerking niet vanzelfsprekend. Dit geldt niet alleen op gemeentelijk en provinciaal niveau, maar ook op het niveau van het Rijk. Ook wordt er nog maar beperkt gemonitord en geëvalueerd, waardoor we weinig inzicht hebben in de mate/omvang waarin het verbeteren van de leefomgeving gezondheidswinst oplevert.

Tegelijkertijd heeft het milieubeleid de laatste decennia via normering, zonering en beschermingsmaatregelen (bijvoorbeeld geluidschermen) bijgedragen aan een sterke verbetering van de leefomgevingskwaliteit en de veiligheid en hiermee de gezondheid. Om deze trend door te zetten is het belangrijk de ziektelast als gevolg van milieufactoren te verminderen door gezondheid integraal mee te wegen in de ruimtelijke planvorming, (meekoppel-) kansen liggen dus bijvoorbeeld bij de ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit, bouw, industrie en landbouw/veehouderij. Met de komst van de integrale Omgevingswet en de Nationale omgevingsvisie verandert de context sterk en groeien de noodzaak en de mogelijkheden om gezondheid meer te verbinden aan de processen in de fysieke leefomgeving.

Ook zijn er diverse Rijksambities die meekoppelkansen bieden of juist beperkingen met zich meebrengen34 voor de gezonde leefomgeving, zoals het programma verstedelijking en wonen (BZK), de ontwikkeling landelijk gebied (BZK en LNV, o.a. landschap, groen en water), de agenda natuurinclusieve samenleving (LNV), de energietransitie (EZK), klimaatadaptatie- en mitigatie (EZK en IenW), milieu (IenW, o.a. microplastics, schone lucht akkoord, waterkwaliteit), nationale veiligheid (DEF) en de Luchtvaartnota 2020-2025, het dashbord verstedelijking (verstedelijkingskeuze en impact op kwaliteit leefomgeving - https://www.collegevanrijksadviseurs.nl/adviezenpublicaties/publicatie/2018/10/16/dashboard-verstedelijking) en mobiliteitsopgave vanuit IenW. Door het samenbrengen van kennis, beleid en praktijk kan concreet en onderbouwd uitvoering gegeven worden aan beleidsambities. Gezondheid kan andersom ook een middel zijn om andere beleidsdoelen te verwezenlijken, zoals meer natuur, minder druk op mobiliteit, klimaatbeleid en duurzame landbouw. Tevens zullen kunnen adequate maatregelen op het gebied van leefomgeving ook bijdragen aan de houdbaarheid van de zorguitgaven. Een andere mogelijkheid is om de komende jaren te verkennen hoe gezondheid een belangrijk onderdeel kan worden voor het maatschappelijk verantwoord inkopen.

Het is daarbij essentieel dat gezondheidsaspecten bij het ontwerpen en ontwikkelen van de fysieke en sociale leefomgeving meer dan tot nu toe integraal en van meet af aan worden meegenomen en geëvalueerd. Het integraal werken aan een gezonde groene leefomgeving, rekening houdend met alle (leefomgevings-) factoren, belangen en behoeften die er kunnen spelen, vraagt om een cultuuromslag en ontschotting tussen domeinen, maar ook om nieuwe vormen van samenwerking waar partijen in moeten groeien, zowel op landelijk, als regionaal en lokaal niveau. Er is een nieuwe vorm van samenwerking nodig tussen professionals uit het sociale en fysieke domein en met inbreng van burgers. Voor deze samenwerking zijn andere competenties en vaardigheden nodig. Veel is lokaal maatwerk, en afhankelijk van lokale behoeften en mogelijkheden in de fysieke inrichting van de leefomgeving. Dat neemt niet weg dat we veel van elkaar kunnen leren en we moeten voorkomen het wiel opnieuw uit te vinden.

In opdracht van het ministerie van IenW zijn in 2019 coalitieakkoorden van de 51 grootste gemeenten geanalyseerd op ambities, doelen en beleid voor een gezonde leefomgeving. In deze analyse zijn gemeenten met elkaar vergeleken in wat ze doen aan een gezonde leefomgeving. Geconcludeerd is dat slechts in ruim een derde van de coalitieakkoorden in zijn algemeenheid aandacht wordt gegeven aan een gezonde leefomgeving. Wel worden door vrijwel alle gemeenten ambities geformuleerd en/of beleid ontwikkeld voor verbetering van de luchtkwaliteit (bescherming) en een vergroening van de leefomgeving (bevordering). Het overgrote deel van de gemeenten geeft in het coalitieakkoord aan hoe de gemeente zich voorbereidt op de Omgevingswet. Slechts een kwart van de gemeenten geeft expliciet aan dat (het bevorderen van) gezondheid een belangrijke rol speelt bij de omgevingsvisie Op dit moment is de kennis en informatievoorziening rond gezonde leefomgeving versnipperd, gefragmenteerd en er is weinig samenhang. De beschikbare kennis is moeilijk vindbaar of niet direct toepasbaar voor de praktijk, blijkt uit de eerste resultaten van een onderzoek van het RIVM.

Ministeries hebben op het thema leefomgeving & gezondheid elk hun eigen beleid met impulsen en stimulansen voor het veld en hun eigen regelgevings-, kennisintensiverings- en monitoringsvraagstukken. Daarnaast zijn er regionaal en lokaal veel initiatieven en innovaties die alle bijdragen aan het vormgeven van een gezonde leefomgeving. Een goede afstemming als het gaat om kennis en informatievoorziening rond de integrale benadering van gezonde groene leefomgeving is van belang, zodat kennis en informatie samengebracht en ontsloten kunnen worden, ter ondersteuning van beleid. Op deze manier kunnen doublures in het verzamelen van kennis en informatie voorkomen worden en vinden gebruikers eenduidige (toepasbare) kennis. Tegelijkertijd is om gezondheid breed te verankeren nauwe samenwerking nodig tussen verschillende domeinen, disciplines en stakeholders. Daarbij zijn netwerken essentieel, alsook de burgerparticipatie. Het sociaal domein kan hierin een belangrijke rol spelen.

Uit een eerste inventarisatie van het RIVM onder partijen die verantwoordelijk zijn voor de inrichting van een gezonde leefomgeving blijkt dat er behoefte is aan:

  • Meer structuur & helderheid over rollen en verantwoordelijkheden

  • Behoefte aan kennis op aantal terreinen, bijvoorbeeld wat het effect/(economische) baten van maatregelen rond inrichting leefomgeving op de gezondheid is inclusief (onderbouwde) praktijkvoorbeelden betrekking hebbend op het werken aan een gezonde leefomgeving.

  • Vaardigheden voor de nieuwe, integrale samenwerking en vormgeving van een gezonde leefomgeving

  • Instrumenten zoals stappenplannen en leidraden, om bijvoorbeeld bestuurders de urgentie te laten voelen en de kansen te laten zien om aan de slag te gaan met een gezonde leefomgeving en om hen te betrekken bij het proces.

  • Eenvoudig bruikbare, kwantitatieve data, met name op gemeente-, wijken buurtniveau

  • Behoefte aan inzicht in hoe burgers/bewoners te betrekken bij de inrichting van een gezonde leefomgeving en eigenaarschap bij hen te creëren.

Daarom gaan we via het Programma Gezonde Groene Leefomgeving werken aan drie randvoorden en elf actielijnen die bijdragen aan meer structuur, eenduidige en complete kennis, overzichtelijke data en praktische instrumenten ter ondersteuning van de regionale en lokale keuzes die zowel het Rijk als provincies, gemeenten en andere (regionale- en lokale partijen) moeten maken om gezondheid meer integraal en volwaardig mee te nemen in de fysieke leefomgeving. Ook gaan we goed monitoren en evalueren.

  • Programma Gezonde Groene Leefomgeving

VWS verzoekt het RIVM om in nauwe samenwerking met ZonMw een programma Gezonde Leefomgeving te ontwikkelen. Hierbij wordt gevraagd te gaan werken aan de volgende drie randvoorwaarden met bijbehorende actielijnen die in bijlage 1 zijn uitgewerkt. Het gaat om:

1. Het creëren van een stevige kennisbasis en kennisinfrastructuur

2. Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van passende (beleids-) instrumenten

3. Evaluatie en monitoring.

Alle genoemde randvoorwaarden en acties staan direct in verbinding met elkaar en zorgen gezamenlijk voor een brede verankering van gezondheid en bieden een stevige basis voor de realisatie van de gestelde beleidsambities. Een passende programma(management)structuur wordt ontwikkeld om de samenhang en afstemming te borgen. Bij de ontwikkeling van het programma betrekken het RIVM en ZonMW ook andere belangrijke relevante organisaties, zowel landelijk, als regionaal en lokaal. RIVM en ZonMw werken deze onderdelen nader uit in een gezamenlijk voorstel, zodat de samenhang en afstemming tussen de verschillende onderdelen van het kennisfundament geborgd zijn. Per onderdeel of activiteit van het kennisfundament kan de “trekkersrol” verschillend worden belegd.

Voor het jaar 2021 hebben we € 1,35 miljoen vrijgemaakt om het programma Gezonde Groene Leefomgeving op te starten en te gaan werken aan de (kennis-) infrastructuur om beleid, praktijk en kennis voor het thema gezondheid in ruimtelijke ordeningsvraagstukken beter aan elkaar te verbinden. Daarbij zullen we ook nadrukkelijk verzoeken in het eerste jaar aandacht te besteden aan het ontwikkelen van concrete business cases die als input kunnen dienen voor beleid, zowel op landelijk als regionaal en lokaal niveau. Essentie is dat dit programma – naast het vergroten van bewustzijn op het thema gezondheid en leefomgeving - zo mogelijk via SMART-doelstellingen gaat werken en de juiste discussies opwerpt zodat hierop geanticipeerd kan worden, zowel qua beleid, praktijk en op kennisniveau. Daarbij wordt ook goed gekeken naar de prioritering en waar de urgentie het grootst is om beleid op te maken.

Doelstellingen die minder SMART te formuleren zijn, zoals ‘hoe ziet een omgeving die sociaal van waarde is (voor cohesie, ontmoeting, zorgzaamheid, onderlinge banden) er uit?’ krijgen hierin ook een plek. Daarnaast is een goede communicatiestrategie op dit thema ook van belang. Ook zullen we komende maanden via kabinetsbrede middelen van onderzoeks- en innovatiegelden, zoals de Nationale Wetenschapsagenda en gelden die worden uitgegeven in topsectorenverband bezien of er voor dit thema nog extra geld kan worden vrijgespeeld. We informeren u daarover tijdens de voortgangsrapportage eind 2021/ begin 2022. Met deze brief hopen wij de complexiteit van het onderwerp gezonde groene leefomgeving voor alle partijen die hierbij betrokken zijn te hebben geïllustreerd en inzichtelijk gemaakt. Het vergt tijd, geduld en vertrouwen om in die complexe context organisch naar elkaar toe werken en te leren hoe we in een veranderende omgeving met alles wat daarbij komt kijken goed op elkaar kunnen inspelen. Er zit al heel veel goede energie op dit thema, maar het is een mooie rol voor het Rijk om dit te versterken en daar de komende jaren met alle belangrijke stakeholders én met burgers aan te kunnen werken.

Wij zullen u eind 2021 informeren over de stappen die zijn gezet op gezonde groene leefomgeving en over nieuwe inzichten die onderzoeken hebben opgeleverd. Wij vertrouwen erop u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

de minister voor Medische Zorg en Sport,

Tamara van Ark

de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Paul Blokhuis

de minister voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Carola Schouten

Bijlagen

Kamerbrief over Werken vanuit drie randvoorwaarden voor het Programma Gezonde Groene Leefomgeving – voor alle genoemde bijlagen

Meer weten? Neem een kijkje in het themadossier: klik op de tabs boven het artikel.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.