Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Brief van de Eerste Kamer aan minister Ollongren over de Wkb

Geachte mevrouw Ollongren,

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning heeft op 16 november jl. uw brief d.d. 9 november 2021 over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) (1), alsmede het direct daaraan voorafgaand met u gevoerde mondeling overleg (2) besproken. Besloten is de leden van de fracties van CDA en PvdA gelegenheid te bieden om u de volgende vragen en opmerkingen schriftelijk voor te leggen. De leden van de fracties van VVD, GroenLinks, Fractie Nanninga, SP, 50Plus, PvdD en SGP sluiten zich bij de vragen van de leden van CDA-fractie aan. De leden van de fracties van GroenLinks, Fractie Nanninga, SP, PvdD en SGP sluiten zich bij de vragen van de leden van de PvdA-fractie aan.

Eerste Kamer 19 november 2021

Kamerstuk: kamerbrief

Kamerstuk: kamerbrief

Vragen van de leden van fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie vragen verduidelijking over het noodzakelijke overgangsrecht voor wat betreft de consumentendossiers. Op welke wijze wordt het overgangsrecht geregeld en wanneer wordt het overgangsrecht voorgelegd aan de Eerste Kamer?

Voorts vragen deze leden of het de verwachting is dat er voldoende borgers zijn, zodat de bouw niet stil valt?

Ten slotte vragen deze leden of de doorlooptijd van de borgingsplannen zo beperkt mogelijk is, waardoor er spoedig besluitvorming kan plaatsvinden, waardoor de leges/kosten niet zullen toenemen?

Vragen van de leden van de fractie van de PvdA

Het mondeling overleg gaf naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie niet voldoende opheldering, en de nagezonden brief van 9 november met aanvullende antwoorden evenmin. Daarom hebben zij nog enkele vragen. De grote verandering in de Wkb is dat de gemeente het bouwplan niet meer zelf preventief toetst aan de bouwtechnische voorschriften in het kader van de vergunningverlening c.q. de melding. Gemeenten moeten erop vertrouwen dat het bouwwerk bij oplevering zal voldoen aan de bouwtechnische voorschriften als de private kwaliteitsborger (KB) dat vaststelt in de gereedmelding, dus pas aan het eind. Aan het begin bij de melding/vergunningsaanvraag en tijdens de bouw mag het bevoegd gezag (BG) alleen procedureel toetsen of het dossier compleet is. “Het betreft hier geen bevoegdheid voor het goed- dan wel afkeuren van het werk van de kwaliteits- borger.” En het BG “mag een gerechtvaardigd vertrouwen hebben dat het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische eisen”. Dat schrijft u op pagina 1 van de op dinsdagmiddag 9 november jl. ontvangen antwoordbrief.

Tegelijk stelt u op pagina 2 dat de gemeente wel het bevoegd gezag blijft en kan optreden op basis van de stukken en op basis van signalen van derden, onder wie de KB, of eigen waarneming. Dat is echter een sterk beperkte invulling, want handhaving is per definitie achteraf, en vooraf mag geen inhoudelijk oordeel over conformiteit van het bouwplan met de bouwtechnische voorschriften worden gegeven. Wordt daarmee de handhavingsbevoegdheid niet wezenlijk beperkt? Het BG moet in geval van handhaving (weliswaar achteraf) immers een inhoudelijk oordeel kunnen hebben over de KB-verklaring en de KB-gereedmelding, en die als het ware kunnen overrulen. Daarover moet duidelijkheid bestaan. Strekt de handhaving zich ook uit tot strijdigheid met de bouwtechnische voor- schriften? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u het dan met de leden van de PvdA-fractie eens dat het BG ook een oordeel moet kunnen hebben (achteraf) over de KB-verklaring en de KB-gereedmelding?

Dat is de vraag die u – naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie - steeds niet beantwoordt. Het risico bestaat dat bij een handhavingsgeschil het BG mogelijk voor de voeten wordt geworpen dat een herstelsanctie onbevoegd is opgelegd, omdat de Wkb bepaalt dat het BG geen bevoegdheid heeft om de bouwtechnische aspecten inhoudelijk te toetsen. Dat is immers exclusief bij de KB gelegd. De rechter zou dan van oordeel kunnen zijn dat het toezicht en de handhaving door het BG dus niet veel anders kan omvatten dan toetsing in de toezichtfase of de procedure goed is gevolgd. Bent u het hiermee eens? Zo nee, waarom niet en zo ja, waarom?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie u of de formulering van de handhavingstaak zoals opge- nomen in de Omgevingswet (art. 18.1 e.v.) ongewijzigd blijft onder de Wkb?

Tot slot menen de leden van de PvdA-fractie te mogen constateren dat u ook niet de vraag uit het mondeling overleg heeft beantwoord wie überhaupt de KB kan terugfluiten. Er komt weliswaar een Toelatingsinstituut, maar dat zal natuurlijk geen casus-beoordeling gaan doen. Het kan zowel de op- drachtgever, als de aannemer, als het BG gezag zijn, die het niet eens zijn met de KB, maar er is geen beroepsmogelijkheid geregeld. Bent u het met deze laatste constatering van de leden van de PvdA-fractie eens? Zo nee, waarom niet? Daarbij zij opgemerkt dat een KB zeer allround moet zijn: de KB moet verstand hebben van bouwtechnische aspecten, energie- en ventilatie-inrichting, brand- veiligheid, enz., enz. Daarmee lijkt een ‘foutje’ in de beoordeling op een enkel aspect snel gemaakt. En, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, hoe wordt of is gewaarborgd dat bij signalen dat de KB niet integer handelt, ingegrepen kan worden. Hoe is dat geregeld?

De commissie ziet uw reactie op de in deze brief gestelde vragen graag uiterlijk maandag 22 novem- ber 2021, 12.00 uur tegemoet, zodat zij op dinsdag 23 november 2021 opnieuw in commissiever- band over de Wkb kan beraadslagen.

Met vriendelijke groet,

mr. B.O. Dittrich

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Alge- mene Zaken en Huis der Koning

Voetnoten

  1. Kamerstukken I 2021/22, 34453, Y.

  2. Kamerstukken I 2021/22, 34453, Z.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.

KENNISPARTNER