Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Beantwoording vragen over asbestfonds en ontwikkelingen in de regelgeving voor asbest

Op 1 oktober 2020 heeft u mij per brief met kenmerk 167571u verzocht te reageren op de vragen van leden van uw vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving naar aanleiding van mijn brief van 11 mei 2020 aan de Tweede Kamer over het fonds voor particuliere eigenaren van asbestdaken en over ontwikkelingen in de asbestregelgeving. Met deze brief voldoe ik graag aan uw verzoek. Een afschrift van deze brief doe ik toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer.

4 november 2020

Kamerstuk: kamervraag

Kamerstuk: kamervraag

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de haalbaarheid wordt onderzocht van het onder de reikwijdte van het fonds brengen van verduurzaming in combinatie met asbestdaksanering en naar een verdiepende weerslag van deze duurzaamheidsambities gekoppeld aan het asbestfonds. Met het mogelijk maken dat bij het saneren van een asbestdak ook verduurzaming kan worden meegefinancierd vanuit het particuliere fonds, wordt beoogd dat het aantrekkelijker wordt om tot de sanering van een asbestdak over te gaan. Dit is van belang aangezien de aanpak, na het vervallen van het wetsvoorstel met het asbestdakenverbod, is gebaseerd op het stimuleren van vrijwillige sanering. Daarnaast leidt verduurzaming tot een besparing in energiekosten en zal het, ondanks dat een hogere lening nodig is, in enige mate de financiële positie van de eigenaar verbeteren. Voor de genoemde koppeling met asbestdaken is geen sprake van een specifieke duurzaamheidsambitie; beoogd wordt sanering op deze manier aantrekkelijker te maken. Uitgangspunt is dat het meefinancieren van verduurzaming mogelijk is. De haalbaarheid is positief ingeschat, er van uitgaande dat een relatief klein deel van de eigenaren die een lening afsluiten via het fonds daarmee ook extra isolerende voorzieningen of de installatie van zonnepanelen zal willen financieren. Het totale budget van € 100 miljoen is een ruwe, maar ruime, inschatting en daarmee verwacht ik dat dat toereikend zal zijn, ook als verduurzaming wordt meegenomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke wijze de draagkracht van particulieren wordt bepaald en vastgesteld en of sprake is van een stapsgewijze opbouw om te voorkomen dat bepaalde particulieren buiten de regeling vallen omdat zij een minimaal bedrag te veel verdienen. Voor het particuliere fonds zal gebruik worden gemaakt van diverse leenproducten, zoals de maatwerklening ende verzilverlening, met bijbehorende verschillende risicoprofielen. Daardoor kan, afhankelijk van de financiële draagkracht en de specifieke situatie, een passend leenproduct worden aangeboden. De draagkracht zal worden beoordeeld door SVn. Door de differentiatie in leenproducten binnen het fonds en de mogelijkheid om anders via de reguliere financiële markt een lening te verkrijgen, is geen sprake dat bepaalde particulieren te veel verdienen waardoor een ongewenste situatie zou optreden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke aspecten van het asbestfonds nog moeten worden uitgewerkt en of dit bijvoorbeeld gaat over de bepaling en vaststelling van de draagkracht en het rentepercentage. Voorts vragen zij of de rente al is vastgesteld, hoe dit is bepaald en of sprake is van een andere rente als het gaat om asbestsanering, verduurzaming en vernieuwing van daken

De uitwerking had met name betrekking op de reikwijdte van het particuliere fonds, deze is ondertussen uitgebreid met de verduurzamingsmaatregelen, eventuele sloop, sanering van vervuilde bodem en de kosten voor het verkrijgen van de financiering.

De bevoegdheid tot het vaststellen van de rente ligt bij de gemeente of provincie. Op de website van SVn

https://www.svn.nl/rente

zijn de advies rentepercentages weergegeven voor de verschillende leenproducten (stimuleringslening, maatwerklening, verzilverlening). Hierin wordt geen onderscheid gemaakt tussen asbestsanering of andere kosten die met het fonds kunnen worden gefinancierd. De verwachting is dat in de meeste gevallen het advies van SVn wordt gevolgd, maar een gemeente of provincie kan er desgewenst voor kiezen om hier van af te wijken.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat mensen in de financiële problemen komen als zij de lening niet meer kunnen terugbetalen. De leenproducten die binnen het fonds worden aangeboden, zijn afgestemd op de financiële draagkracht. Zo betaalt een leningnemer van een maatwerklening de eerste drie jaar geen rente en aflossing. Na drie jaar vindt een hertoets plaats, bij voldoende financiële draagkracht gaat een leningnemer rente en aflossing betalen. Bij onvoldoende financiële draagkracht wordt de periode verlengd waarin geen rente en aflossing hoeft te worden betaald. De hertoets wordt vervolgens periodiek herhaald. Met de bijdrage van het Rijk worden de daardoor gederfde rente-inkomsten gedekt, alsmede de risico’s die gemeenten of provincies lopen dat een lening in voorkomende gevallen niet terug kan worden betaald.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik bereid ben het fonds te verhogen als de 100 miljoen euro niet voldoende zal zijn en op welke manier is gekomen tot de verdeling van 88 miljoen euro en 12 miljoen euro.

De verdeling van de Rijksbijdrage en de bijdragen van de decentrale overheden is gebaseerd op de verwachting van het aantal leningen met een hoog risicoprofiel. De inschatting is dat van het totale budget van € 100 miljoen circa € 48 miljoen euro in die categorie vallen en dat het totaal van risico’s en gederfde rente-inkomsten 25% van dat deel bedraagt. Dat wordt gedekt uit de bijdrage van het Rijk en bedraagt dus € 12 miljoen euro. Ik kan nu niet vooruitlopen op de situatie dat het budget ontoereikend is. Het zal hoe dan ook minimaal enkele jaren duren voordat dit eventueel het geval blijkt te zijn en het lijkt mij daarom goed om op dat moment de afweging te maken. SVn zal jaarlijks rapporteren over het gebruik van het fonds. Over Caribisch Nederland vragen de leden van de GroenLinks-fractie op welke wijze de handelwijze verschilt ten opzichte van Nederland en of er zicht is op hoeveel particulieren asbestdaken hebben. Voorts wordt de vraag gesteld of het gelet op de armoede op de eilanden opportuun is om leningen te verstrekken. Asbestdaken komen voor op Bonaire en nauwelijks op de andere eilanden. Zoals ik heb aangegeven in voornoemde brief van 11 mei 2020 aan de Tweede Kamer, verkeert het merendeel van de asbestdaken op Bonaire in een redelijke staat. Het stimuleren van de sanering van asbestdaken is hier vooralsnog dus niet aan de orde. Deelnemen aan het fonds is in principe mogelijk als het Bestuur daar behoefte aan heeft en dit een passend instrument vindt.

De leden van de SP-fractie vragen naar een duiding of onder de vigerende wet- en regelgeving handhavend kan worden opgetreden tegen bestaande asbestdaken en zo nee, of het wenselijk is dat dit op korte termijn mogelijk wordt gemaakt. Voorts wordt daarbij gevraagd of het mogelijk wordt de leeftijd van de asbestdaken tot een criterium te maken bij de voorwaarden bij de fondsen voor particulieren en bedrijven.

Mijn beleid is er op gericht de vrijwillige aanpak van asbestdaken te stimuleren en te faciliteren, waarvoor ik samenwerk met de partijen die op 2 maart 2020 hiertoe de samenwerkingsverklaring hebben ondertekend of nadien nog toetreden.

De Woningwet (artikel 1a) biedt een grondslag om handhavend op te kunnen treden. Dit artikel verplicht de eigenaar te zorgen dat als gevolg van de staat van onder meer een bouwwerk geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt. Het nadeel van toepassing van dit artikel op asbestdaken is dat het bevoegd gezag per situatie moet aantonen dat sprake is van genoemd gevaar. Dit was destijds, mede gezien de levensduur van de meeste daken, een argument om tot een algemeen verbod van asbestdaken over te gaan. Bij de fondsen wordt niet uitgegaan van de leeftijd van de asbestdaken als criterium. Uit onderzoek is gebleken dat asbestdaken al na 15 jaar verweren, terwijl de asbestdaken in Nederland uiterlijk in 1993 zijn aangebracht en dus aanzienlijk ouder zijn. Bij alle daken is dus sprake van verwering, ook al zijn er verschillen in de technische staat van een dak en dus de mate van risico van de verspreiding van asbest in de leefomgeving. De ambitie blijft daarom dat alle asbestdaken worden gesaneerd.

De leden van de SP-fractie vragen naar een overzicht bij welke omgevingsdiensten de asbesttaken daadwerkelijk zijn ondergebracht en als dat nog niet bij alle omgevingsdiensten is gebeurd hoe kan worden gezorgd dat dit wel gebeurt. Daarbij wordt gevraagd of dit met voldoende financiële middelen is gebeurd en of de mening wordt gedeeld dat de ernst van de asbestproblematiek kwalitatieve eisen noodzakelijk maakt voor de uitvoering van deze taken.

Gemeenten zijn niet verplicht alle toezichtstaken op het gebied van asbest onder te brengen bij een omgevingsdienst, maar mogen een deel van de taken zelf uitvoeren. Alleen die toezichtstaken die vallen onder bedrijfsmatige activiteiten zijn aangewezen als basistaak. Deze taken moeten verplicht – in mandaat – worden uitgevoerd door een omgevingsdienst.

Bij de beantwoording van de vragen die uw vaste commissies voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving mij heeft gesteld naar aanleiding van mijn brief van 1 juli 2020 over de VTH-uitvoeringsagenda (12 oktober 2020 met kenmerk 167165.01u) zal verder worden ingegaan op het nog niet volledig hebben ingebracht van het basistaken door het bevoegd gezag en de vervolgstappen.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,

S. van Veldhoven - Van der Meer

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.