Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Antwoorden op Kamervragen over toepassen rijkscoördinatieregeling op landelijke infrastructuur voor transport van waterstofgas

Minister Jetten (Klimaat en Energie) geeft de Eerste Kamer antwoord op vragen over het toepassen van de rijkscoördinatieregeling (RCR) op de landelijke infrastructuur voor transport van waterstofgas. De vragen zijn gesteld door de fracties van GroenLinks (Partij voor de Arbeid sluit aan) en Partij voor de Dieren van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

3 juni 2022

Kamerstuk: kamervraag

Kamerstuk: kamervraag

Geachte Voorzitter,

Met deze brief beantwoord ik de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks, waarbij de leden van de fractie van de Partij voor de Arbeid zich aansluiten, en van de Partij voor de Dieren, van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over het toepassen van de rijkscoördinatieregeling (RCR) op de landelijke infrastructuur voor transport van waterstofgas, d.d. 25 april 2022 (kenmerk 71092.01U).

Het kabinet heeft in diverse brieven aan de Tweede Kamer (Kamerstuk II 32813, nr. 958 en Kamerstuk II 32813, nr. 1043) aangegeven dat waterstof een onmisbare rol zal spelen in een fossielvrije energievoorziening en economie, en heeft voor het jaar 2030 specifieke doelen voor de beschikbaarheid en inzet van waterstof gesteld. Het aanleggen van een landelijk transportnet voor waterstof is een voorwaarde om deze doelen te kunnen realiseren. Deze constateringen leiden voor het kabinet tot de conclusie dat de aanleg van het landelijk transportnet voor waterstof van nationaal belang is.

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de hoofdinfrastructuur voor het transport van stoffen via (buis)leidingen, waaronder waterstof, overigens ook al expliciet benoemd als (ruimtelijk) nationaal belang. Het landelijk transportnet voor waterstof zal dan ook worden opgenomen in de volgende versie van de NOVI en zal onderdeel uitmaken van de Energie Hoofdstructuur waarvoor op dit moment de beleidskaders worden ontwikkeld. De deelprojecten die samen het landelijk transportnet zullen vormen, zijn al eerder op de integrale projectenlijst van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat geplaatst, als projecten van nationaal belang die nodig zijn om tijdig de verduurzaming van onze industrie te kunnen realiseren (Kamerstuk II 29826, nr. 132). Voor de ondergrondse opslag van stoffen, waaronder waterstof, is in de Mijnbouwwet artikel 141a, lid 1, sub b de RCR-bevoegdheid al geregeld.

Waterstof is een relatief nieuw onderwerp waarvoor het aanpassen van de diverse relevante wettelijke kaders en beleidskaders nog gaande is. Gezien de urgentie om op korte termijn een substantieel deel van fossiele brandstoffen te kunnen vervangen door duurzaam geproduceerde fossielvrije alternatieven zoals waterstof moet, gelet op de doorlooptijd van infrastructurele projecten, op zeer korte termijn worden gestart met de eerste projecten voor deze nieuwe nationale infrastructuur. In dit geval is daarom besloten om, vooruitlopend op het actualiseren van nationale belangen in het kader van de NOVI, maar niet los daarvan, op grond van het nationaal belang van dit waterstofnet, de RCRbevoegdheid voor de realisatie bij het Rijk te leggen. Het voornemen hiertoe is vooraf aan het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voorgelegd. Van uitholling van het integrale ruimtelijke beleid is dan ook geen sprake, aangezien de verwachte rol voor waterstof in de energiemix en de ruimtelijke aspecten daarvan worden meegenomen in de diverse scenariostudies om te komen tot een integraal ruimtelijk beleid.

Het besluit tot toepassen van de RCR legt bij het Rijk de bevoegdheid voor het doorlopen van de procedures om te komen tot een ruimtelijk besluit (het inpassingsplan dat ter plaatse van de beoogde waterstofleidingen en installaties de vigerende bestemmingsplannen zal vervangen) en voor het coördineren van de overige vergunningprocedures. Voor het opstellen van een inpassingsplan moet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Awb afdeling 3.4) worden doorlopen. Deze procedure borgt per project de zorgvuldige en transparante weging van andere belangen en opgaven en borgt tevens de mogelijkheden voor inspraak en participatie, en de communicatie hierover. In deze procedure worden ook de belangen van provincies, gemeenten en waterschappen op zorgvuldige wijze bij de besluitvorming betrokken.

Per project zullen alle onderzoeken, waaronder een MER, worden uitgevoerd die nodig zijn voor de onderbouwing van de vereiste besluiten en vergunningen. In het MER zullen ook mogelijke (tracé)varianten worden onderzocht, waaronder indien relevant het boven- én ondergronds plaatsen van leidingen en hulpmiddelen. Uit het onderzoek moet blijken welke (tracé)variant de voorkeur krijgt vanuit het belang van een goede ruimtelijke ordening, en onder welke voorwaarden.

In het aan de Tweede Kamer toegezonden rapport Hyway27 en de begeleidende brief (Kamerstuk II 32813, nr. 756) is beschreven dat naar verwachting het waterstofnetwerk voor een zeer groot deel door hergebruik van bestaande aardgasleidingen kan worden gerealiseerd. Daarnaast zullen er op sommige plaatsen nieuwe buisleidingen nodig zijn, met name in de industrieclusters of op plaatsen of tracés waar geen aardgasleiding aanwezig is of (tijdig) beschikbaar gemaakt kan worden.

Voor de verschillende deelprojecten die samen het landelijk transportnet zullen vormen, is per project sprake van een aantal tot vele betrokken gemeenten (liggend in een of meerdere provincies) die elk een of meerdere bestemmingsplannen zouden moeten aanpassen en deze aanpassingen inhoudelijk en procedureel op elkaar moeten afstemmen, en ook in afstemming de informatie en communicatie met de omgeving over de rechtsbescherming voor belanghebbenden en stakeholders van zienswijzen, inspraak en beroep moeten zekerstellen. Dit zou de projecten onnodig complex, ondoorzichtig en inefficiënt maken en het bovenlokale belang ervan miskennen. Om die reden is in de Elektriciteitswet artikel 20a geregeld dat uitbreidingen van het hoogspanningsnetwerk van rechtswege onder de RCR vallen, en is in de Gaswet artikel 39b geregeld dat dat uitbreidingen van het landelijk aardgastransportnet van rechtswege onder de RCR vallen. De huidige opgave voor een landelijk waterstoftransportnet is daarmee vergelijkbaar. Vanuit deze uitgangspositie vinden IPO en VNG het logisch om de regie hierover bij het Rijk te plaatsen.

Onder de RCR worden per project, na afstemming met betrokken provincies en gemeenten, alle besluiten die met elkaar samenhangen gelijktijdig in procedure gebracht en worden eventuele beroepsprocedures gelijktijdig doorlopen. Dit draagt bij aan de stroomlijning en versnelling van het proces zonder dat dit ten koste gaat van de zorgvuldigheid. De procedure voorziet ook in heldere communicatie over de inspraakmogelijkheden zodat goede toegang tot de rechtsbescherming is geborgd.

Naast de stroomlijning en versnelling van de procedures per project, is ook regie en afstemming van de planning en voortgang van de projecten in hun onderlinge samenhang nodig. Het transportnet kan immers pas als landelijk netwerk functioneren wanneer de verschillende regionale delen door landelijke transportleidingen met elkaar worden verbonden. Ook bij het landelijke aardgastransportnet en het hoogspanningsnetwerk is de rijkscoördinatie een geschikt instrument gebleken dat een belangrijke bijdrage levert aan het tijdig realiseren van een goed functionerende en betrouwbare nationale infrastructuur. Voor waterstofprojecten zal vanaf de start in de geest van de Omgevingswet sterk worden ingezet op betrokkenheid van de medeoverheden en participatie van de omgeving.

Met het oog op draagvlak is een belangrijk onderdeel van de huidige RCRprocedure, straks het projectbesluit onder de Omgevingswet, gericht op participatie. Daarnaast wordt intensief met belanghebbenden samengewerkt middels het Nationaal Waterstofprogramma (NWP). De ontwikkeling van infrastructuur voor waterstof maakt hier ook deel van uit. De Routekaart die hieruit voortkomt moet ook een gedragen beeld zijn van belanghebbenden en de overheid samen.

Het transportnet voor waterstof is bedoeld om de ontwikkeling van een duurzame waterstofmarkt te faciliteren. In tegenstelling tot grijze waterstof zal groene waterstof niet altijd op de locatie van gebruik worden geproduceerd en moet dus kunnen worden getransporteerd. Daarnaast heeft het transportnet een belangrijke functie voor de toekomstige leveringszekerheid omdat het de opslag van waterstof als CO2-vrij gas mogelijk maakt. Aan gebruikers kan hierdoor waterstof worden geleverd, ook als de productie ervan uit duurzame bronnen op sommige momenten achterblijft bij de vraag.

Dit sluit echter niet uit dat er grijze of blauwe waterstof door het transportnet kan stromen. De RCR ziet alleen op de ruimtelijke inpassing en de coördinatie van vergunningen die nodig zijn voor de aanleg van het waterstofnetwerk. De transitie van grijs en blauw naar groen loopt niet via sturing op toegang tot deze nieuwe infrastructuur, maar door prikkels gericht op verduurzaming van aanbod en vraag middels subsidies, heffingen en normeringen.

R.A.A. Jetten

Minister voor Klimaat en Energie

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.