Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Aanbiedingsbrief bij beantwoording Kamervragen over de Omgevingswet

Aanbiedingsbrief van minister Ollongren bij de Kamervragen over de brief van de minister voor Milieu en Wonen d.d. 1 april 2020 over onder meer het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

12 mei 2020

Datum 12 mei 2020

Betreft Beantwoording Kamervragen over de Omgevingswet (33118)

Hierbij bied ik u de beantwoording aan van de door u gestelde vragen over de brief van de minister voor Milieu en Wonen d.d. 1 april 20201 over onder meer het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet (33 118-139).

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

drs. K.H. Ollongren

Vragen en opmerkingen over de brief van de minister voor Milieu en Wonen d.d. 1 april 2020 inzake de inwerkingtreding van de Omgevingswet (33118-139)

Vragen van de leden van de VVD-fractie

  • [1]

    De leden van de VVD-fractie vragen om te bevestigen dat het bij het uitstel niet gaat over de vraag óf het stelsel in werking treedt maar wanneer.

Ik kan dit bevestigen. Ik zie bij alle partners in het land dat nog steeds de wens bestaat, er grote bereidheid is en ook de noodzaak om de Omgevingswet in te voeren wordt gedeeld.

  • [2]

    De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het voornoemde ontwerp van het KB inzake inwerkingtreding nu wordt voorgehangen.

Het kabinet streeft ernaar om het ontwerp van het inwerkingtredings-KB kort na het zomerreces bij beide Kamers voor te hangen. Het precieze moment is daarbij afhankelijk van de voortgang van de behandeling van de aanvullingsregelgeving over natuur in de Eerste Kamer en vervolgens de duur van de daarop volgende advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerp van het Aanvullingsbesluit natuur. Als beide zijn afgerond, kan het ontwerp van het inwerkingtredings-KB worden voorgehangen.

  • [3]

    De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de minister verwacht dat de nieuwe Omgevingswet nu wel in werking kan gaan treden, en wanneer zij verwacht dit te kunnen communiceren richting de Kamer.

De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei van dit jaar met een voorstel te komen voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding.

  • [4]

    De leden van de VVD-fractie vragen om aan te geven hoe in het licht van de COVID-19 bestrijding voor de komende periode gebruikerstests worden ingeregeld.

De ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) loopt zo veel als mogelijk door onder de nieuwe omstandigheden. Naar zijn aard leent het Digitaal Stelsel Omgevingswet zich goed om op afstand en in digitale omgevingen aan en mee te werken. Dit geldt zowel voor het ontwikkelen, het testen als voor de implementatie van het systeem. De bestaande Agile werkwijze van het DSO, waarbij volgens vaste cycli werkende software wordt opgeleverd en teams op en vaste frequente op een fysieke plek samenkomen voor demonstratie aan gebruikers, afstemming en samenwerking, is direct omgezet naar een digitale Agile werkwijze. Hoewel het gemis aan fysieke ontmoetingen en de dynamiek van groepssessies op locatie wel enig efficiency verlies laten zien, laten de afgelopen weken zien dat er goede voortgang wordt geboekt in het ontwikkelen en aansluiten. Resultaten van de afgelopen weken laten zien dat de nieuwe manier van werken geen negatieve invloed lijkt te hebben op het ontwikkel en aansluittempo. Ook de voorbereidingen voor implementatie gaan volop door: de geplande regionale sessies zijn inmiddels online gehouden en er komen steeds meer webcolleges en webinars beschikbaar die bevoegd gezagen gebruiken in hun voorbereiding op de Omgevingswet. Voordeel daarbij is dat de nieuwe werkwijze geen beperkingen oplegt aan de hoeveelheid deelnemers die kan deelnemen aan bijeenkomsten. Ook maakt deze digitale werkwijze het mogelijk om eenvoudig presentaties en demo’s op te nemen voor verdere verspreiding. Ik tref nu al de voorbereidingen om deze nieuwe geziene kansen ook in het post-Corona tijdperk te blijven benutten.

Onderdeel van die ontwikkeling van het DSO zijn de gebruikerstesten waarbij de input van toekomstige gebruikers wordt geïnventariseerd en gebruikt om het DSO te verbeteren en klaar te maken voor de invoering. Om te zorgen dat hierbij vanuit huis kan worden gewerkt is een gespecialiseerd bureau in de arm genomen. De gebruikerstesten en evaluaties vinden doorgang. De gebruikerstest van 16 maart 2020 is al vanaf thuislocaties van de gebruikers succesvol uitgevoerd. Waar nodig wordt daarvoor ook extra begeleiding en voorbereidingen getroffen. Deze testen leveren waardevolle inzichten op over de werking en het gebruik van het digitaal stelsel door verschillende doelgroepen. Ik vind het daarom van groot belang dat ze ook in deze tijd doorgang vinden.

Op 30 april gaat bijvoorbeeld een panel van taalambassadeurs onder begeleiding van Stichting ABC (stichting van en voor laaggeletterden in heel Nederland) testen of de teksten in het DSO begrijpelijk zijn voor laaggeletterden en bekijken waar deze verder verbeterd kunnen worden. De taalambassadeurs zijn ervaringsdeskundigen op het gebied van laaggeletterdheid. Aanvankelijk was er een fysieke bijeenkomst georganiseerd, maar deze test zal nu online plaatsvinden.

  • [5]

    De leden van de VVD-fractie vragen of de minister kan toezeggen dat er gebruikerstests georganiseerd worden voor de doelgroep van zakelijke gebruikers.

Dergelijke tests vinden nu al plaats, omdat het van groot belang is dat deze ook met representanten van de zakelijke gebruikers worden gedaan. Dit is vaak een frequente DSO- gebruiker die een heel ander profiel en behoefte heeft dan de incidentele gebruiker. In mei 2019 heeft een eindgebruikerstest plaatsgevonden met zakelijke gebruikers, waarvan de resultaten zijn meegenomen in de ontwikkeling van het DSO-LV. Ook dit jaar zal na de zomer een specifieke test voor zakelijke gebruikers plaatsvinden.

Naar aanleiding van de Tweede Kamer-motie van de leden Bisschop en Ronnes over een MKB- toets1 zijn met MKB-Nederland en VNO-NCW afspraken gemaakt over de wijze waarop uitvoering gegeven zal worden aan deze motie. Gekozen is voor een gezamenlijke aanpak in drie fasen. De eerste fase is medio vorig jaar afgerond en bestond uit een algemene presentatie over het DSO voor ca. 50 ondernemers. In de tweede fase, die nu loopt, zal worden geoefend in het DSO op basis van een praktijkcasus. Inzichtelijkheid en gebruiksgemak staan daarin centraal. De casus wordt momenteel voorbereid met enkele ondernemers uit de MKB-hoek. In de derde en laatste fase is het DSO nagenoeg afgerond en zal er op grotere schaal met ondernemers getest en geoefend worden.

Vragen van de leden van de PVV-fractie

  • [6]

    /[7] De leden van de PVV-fractie vragen waarom de minister in februari in de Eerste Kamer zei dat er nog voldoende vertrouwen was in de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021, terwijl binnen het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties volgens het NRC-artikel van 1 april duidelijk was dat de geplande invoering vrijwel onhaalbaar was. De leden van de PVV-fractie vragen vervolgens waarom het uitstel pas formeel werd aangekondigd nadat de pers over de interne zorgen had bericht.

Ik herken de berichtgeving uit het NRC-artikel2 niet dat binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties begin dit jaar allang duidelijk was dat de geplande invoering vrijwel onhaalbaar was. Ik schets u graag langs welke lijnen in tot die conclusie heb moeten komen.

In mijn voortgangsbrief van november 2019 is al beschreven dat het streven was om voor deze zomer van 2020 definitief met uw kamer te bepalen of inwerkingtreding per 1 januari 2021 haalbaar was.3 Beoordeling van de haalbaarheid van die datum zou plaats vinden aan de hand van de volgende elementen: mate van stabiliteit van de wetgeving, de voortgang van de implementatie op de minimale vereisten bij de bevoegde gezagen en de voortgang op het DSO.

Ten aanzien van de ontwikkeling van de STOP-TPOD standaard en de aanpassing van software door lokale overheden lag er eind vorig jaar al een stevige uitdaging. De planning werd haalbaar geschat maar was niet ruim bemeten. De rek was er eind vorig jaar al uit. Dit vormde mede de aanleiding om een Quick Scan te initiëren om de samenwerking tussen onderdelen die aan de STOP-TPOD standaard werken te verbeteren. De acties die naar aanleiding van deze Quick Scan genomen zijn gaven het vertrouwen dat 1 januari 2021 in beeld bleef.

In de diverse debatten in januari over de Invoeringswet en de aanvullingswetgeving heb ik steeds benadrukt dat die debatten over de wetgeving die voorlag gingen en dat we aparte te spreken kwamen over de inwerkingtredingsdatum. Wat die datum zou worden, zou voor de zomer aan de hand van de voortgang van de implementatie worden bepaald. Met uw kamer zal hierover gesproken worden aan de hand van de voorhang van het ontwerp inwerkingtredings-KB. In het debat in de Eerste Kamer is ook gewisseld dat de invoering van zo’n omvangrijk project maar een keer goed gedaan kan worden. En dat dat kan betekenen dat de inwerkingtredingsdatum naar achter moet worden geschoven als de inschatting is dat het nog niet klaar is.

1 Kamerstukken II 2018/19, 34 986, nr. 59

2 NRC.nl, 1 april 2020, 'Ministerie hield zorgen over Omgevingswet achter' (https://www.nrc.nl/nieuws/2020/04/01/ministerie-hield-zorgen-over-omgevingswet-achter-a3995539) 3 Kamerstukken II 2019/2020, 33118, nr. 123

Gedurende de implementatiefase van de Omgevingswet heb ik u geïnformeerd over en deel ik externe onderzoeken naar de voortgang van de implementatie van het DSO. Zo heb ik de afgelopen periode een drietal onderzoeken aan de kamer gestuurd over de voortgang van de landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV).

De eerste fase van de toetsing van het DSO-LV bestond uit het opleveren van het statusrapport met betrekking tot de gereedheid voor aansluiten, vullen en oefenen van het DSO-LV. Het statusrapport vormde een eerste stap in beantwoording van de vraag of het DSO-LV per eind 2019 voldoende stabiel is om in 2020 te kunnen aansluiten en oefenen. Het statusrapport is op 16 december 2019 aan uw kamer aangeboden.

Als tweede fase van dit traject heeft de onafhankelijke Audit Dienst Rijk (ADR) op basis van het statusrapport een rapport van bevindingen opgesteld waarvoor de ADR heeft gekeken naar de onderliggende bewijsvoering bij het statusrapport. Dit ADR-rapport heeft uw kamer op 12 december 2019 ontvangen.

De derde stap in de evaluatie en beoordeling van het DSO bestaat uit een Gateway review waarin nader is ingegaan op de implementatie van het DSO: de fase van aansluiten, oefenen en vullen van het DSO-LV. De Gateway review heeft plaatsgevonden in februari 2020. De Gateway review en de beleidsreactie daarop zijn op 1 april 2020 met uw Kamer gedeeld. Deze review heb ik expliciet gericht op de implementatie van het DSO om ook daar de haalbaarheid te bepalen. De review doet stevige aanbevelingen om 1 januari 2021 in zicht te houden.

De uitkomsten van de Gateway Review en andere ontwikkelingen zoals de vertraging rondom het beschikbaar komen van de standaard voor publicatie van omgevingsdocumenten, de verwerving van lokale software en voortgang van de behandeling van de wetgeving gaven begin april aanleiding om de beoogde inwerkingtredingsdatum te heroverwegen. Gecombineerd met de extra inspanningen en aanpassingen in het dagelijkse werk die de gevolgen van de bestrijding van het Coronavirus van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen vragen, is de haalbaarheid van 1 januari 2021 in het geding gekomen.

[8/9/10/11]

De leden van de PVV-fractie vragen waarom deze ‘interne grote zorgen’ niet direct met de Kamer gedeeld zijn, maar werden ‘verzwegen’. De leden van de PVV-fractie stellen een aantal vragen die gaan over de vermeende problemen in de samenwerking tussen organisaties zoals dit is opgetekend in het NRC.

Het beeld dat de leden van de PVV-fractie schetsen dat zorgen zouden zijn verzwegen, wordt niet gedeeld.

Het NRC-artikel refereert aan een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden geanalyseerd.

Ten aanzien van de Quick scan sluit ik aan bij de kabinetsbrede lijn rondom het openbaar maken van documenten naar aanleiding van de moties Omtzigt. Het kabinet heeft de aangenomen moties

- Omtzigt met betrekking tot artikel 68 Grondwet nog in beraad, in afwachting van het advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid. Na publicatie van dit advies zendt het kabinet uw Kamer een nadere kabinetsreactie. Conform de kabinetsbrede lijn beschrijf ik in dit antwoord de inhoud van de Quick scan.

Het gaat hier om een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden geanalyseerd. De STOP-TPOD standaard is een belangrijke bouwsteen voor het digitale stelsel. Deze Quick Scan is in opdracht van mijn ministerie uitgevoerd, omdat er eerder vertragingen in de oplevering van deze standaard waren geconstateerd, waarover ik beide Kamers ook heb geïnformeerd. De Quick scan had tot doel om alle aspecten – inhoud en proces - van het werken aan de STOP-TPOD standaard onder de loep te nemen. Dit om te voorkomen dat er verdere vertraging bij de oplevering van de standaard zou ontstaan door een herhaling van eerdere problemen. De Quick scan is vervolgens met betrokkenen gedeeld en gebruikt om binnen de interne werkprocessen tot noodzakelijke verbetering te komen.

Daarnaast beschrijf ik welke conclusies en aanbevelingen de scan bevat en hoe ik daarmee ben omgegaan. Het ging dus om de analyse op het ontwikkelen van de publicatie STOP-TPOD standaard en de Landelijke voorziening voor bekend maken en beschikbaar stellen van documenten (LVBB). Deze twee voorzieningen worden gebruikt door het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) en zijn van belang voor de werking van dat stelsel.

In de Quick scan werd geconcludeerd dat:

• Als de bestaande planningen van het programma, de ontwikkelpartners en de bevoegde gezagen en de leveranciers naast elkaar werden gelegd, inwerkingtreding per 1 januari 2021 niet haalbaar zou zijn. De auteur van de Quick scan kwam tot een inschatting dat bij continuering van de werkwijze van dat moment die gehanteerd werd voor de STOP-TPOD standaard en de LVBB de inwerkingtreding van de Omgevingswet pas op 2023 mogelijk zou zijn.

• Het ontbrak aan een gedeeld totaal overzicht.

• Het eigenaarschap van de problematiek in de keten was versnipperd en de complexiteit was groot.

• Het parallel ontwikkelen van de software en standaarden met de wetgeving had ertoe geleid dat substantiële wijzigingen in de standaard en software nodig zijn geweest.

• Er was spanning tussen de verschillende onderdelen van BZK die aan deze producten werken.

• De verschillende rollen en verantwoordelijkheden van het onderdeel van BZK dat werkt aan de LVBB en STOP-TPOD standaard waren onvoldoende helder belegd.

• Het beheer van de LVBB en STOP-TPOD standaard was nog niet belegd.

In de Quick scan werden de volgende aanbevelingen gedaan:

• Onderzoek het (tijdelijk) continueren in de Omgevingswet van de bestaande uitzondering op de Bekendmakingswet.

• Onderzoek mogelijke complexiteitsreducties van de STOP-TPOD standaard en de LVBB.

• Werk vanuit hetzelfde gedachtenkader en verbeter de onderlinge verhoudingen.

• Kom tot een samenhangende roadmap met de belangrijkste stakeholders.

De aanbevolen inhoudelijke vereenvoudiging is bereikt door complexiteit van ontwerpeisen op het gebied van mutaties, geografische informatieobjecten, synchroniciteit en validaties te beperken tot datgene wat strikt noodzakelijk is om de Omgevingswet inwerking te kunnen laten treden en de realisatie ervan te faseren. Het door de auteur aanbevolen in stand houden van de uitzonderingspositie in de Bekendmakingswet is onderzocht en niet overgenomen. Deze aanbeveling zou in dit stadium de haalbaarheid van de planning eerder bemoeilijken dan versnellen en daarnaast een aantal voordelen van het DSO ten opzichte van het huidige situatie te niet doen.

De aanbevelingen uit de Quick scan om de samenwerking en werkprocessen te verbeteren zijn ook ter harte genomen. Medio januari 2020 zijn er betere afspraken gemaakt over de samenwerking tussen de verschillende onderdelen binnen mijn ministerie en relevante externe partners. Deze samenwerkingsafspraken hebben geleid tot een gedeeld eindbeeld van het bij inwerkintreding op te leveren resultaat in de planketen, een aangescherpte verdeling van de verantwoordelijkheden en procesafspraken om tot effectievere ketensamenwerking te komen. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in een gezamenlijke en samenhangende roadmap. Ook zijn inmiddels de noodzakelijke stappen gezet om het beheer van het LVBB en de STOP-TPOD standaard binnen mijn ministerie structureel te beleggen.

De verbeterde samenwerking heeft er onder meer in geresulteerd dat de STOP-TPOD standaard

1.0 op 3 april 2020 is opgeleverd en gepubliceerd. Het is nu van belang dat de leveranciers en de bevoegde gezagen op basis van deze standaard aan de gang kunnen met ontwikkeling van de lokale software van de planketen. De stappen die sinds januari zijn gezet om de planketen te stabiliseren, zijn betrokken bij de Gateway review, waarvan de resultaten op 1 april jongstleden met uw Kamer zijn gedeeld.

[12]

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of de geplande inwerkingtreding van de wet wellicht wel mogelijk was geweest als de minister zorgen en problemen over het DSO tijdig had gesignaleerd, met de Kamer had gedeeld en opgelost.

U bent de afgelopen periode zeer regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang van het DSO en specifiek over de extra aandacht die moest worden gegeven aan de ontwikkeling van de STOP-TPOD standaard. In de voortgangsbrieven van 27 juni 20194 en 29 november 20195 is gemeld dat de ontwikkeling van die standaard vertraging opliep en uitgelegd dat het synchroon brengen van de Landelijke Voorziening Bekend maken en Beschikbaar stellen (LVBB) en de landelijke Voorziening DSO (DSO-LV) extra aandacht behoefde. Daarbij is tevens aangegeven dat de vertraagde oplevering van de STOP-TPOD standaard impact heeft gehad op de voortgang van andere onderdelen van het DSO en op de tijd die beschikbaar is voor de implementatie in de uitvoeringspraktijk. De gezamenlijke conclusie met de bestuurlijke partners was eind vorig jaar dat de planning van inwerkingtreding per 1 januari 2021 nog steeds haalbaar was, maar de rek er in belangrijke mate uit was, waardoor nieuwe vraagstukken niet zonder meer binnen de planning opgevangen zouden kunnen worden. De maatregelen die begin dit jaar genomen zijn naar aanleiding van de Quick scan gaven het vertrouwen om inwerkingtreding per 1 januari 2021 binnen bereik te houden. In de afgelopen periode is geoefend met de 0.98-versie van de STOP- TPOD standaard, maar is de eerder opgelopen vertraging niet ingelopen. Naast de corona-crisis is dit één van de argumenten geweest voor het uitstel.

[13/14] De leden van de PVV-fractie vragen op welke termijn de minister verwacht – alles overwegende – dat de Omgevingswet in werking zal treden en hoeveel uitstel nodig is om alle problemen op te lossen. En de leden van de PVV-fractie vragen te reageren op de stelling in het NRC dat de corona-uitbraak als dankbaar excuus voor uitstel wordt gebruikt.

De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum van inwerkingtreding te komen.

Het beeld van een dankbaar excuus wordt niet herkend. De effecten van de maatregelen om het coronavirus tegen te gaan hebben bijgedragen aan de noodzaak tot uitstel maar zijn, zoals in de brief van 1 april6 is aangegeven, niet de enige reden.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

  • [15]

    De leden van de CDA-fractie vragen of invoering wel doorgang had gevonden als geen sprake was geweest van de coronacrisis.

Dat is een terechte vraag. Er was zeker een kans geweest dat zonder de coronacrisis uitstel ook noodzakelijk was geweest. In het antwoord op de vragen [12] van leden van de PVV-fractie is hier nader op ingegaan.

  • [16]

    De leden van de CDA-fractie vragen of alle deelnemers nog voor de volle 100% achter de invoering van de Omgevingswet staan.

Uit contacten met ambtenaren en bestuurlijke partners blijkt een groot draagvlak voor een snelle invoering van de Omgevingswet. Dit geldt ook voor belangrijke maatschappelijke partners als

VNO-NCW en de Nederlandse vereniging voor duurzame energie (NVDE). De vraag is voor hen niet of, maar wanneer de wet in werking kan treden. Ze zien de Omgevingswet als belangrijk instrument om maatschappelijke opgaven zoals woningbouw, mobiliteit en de energietransitie vorm te geven. In het debat over de Invoeringswet in de Eerste Kamer is ook steeds gesproken over het wegingsmoment dat er medio dit jaar zou zijn om te bepalen wanneer de wet in werking zou kunnen treden. Verschillende ontwikkelingen maakten dat het van belang was om begin april al duidelijk te maken dat inwerkingtreding op 1 januari 2021 niet reëel was. Pas als de bestuurlijke partners en ik er voldoende vertrouwen in hebben, wordt het ontwerp KB met een voorgestelde datum voor inwerkingtreding bij beide kamers voorgehangen. In het debat in de Eerste Kamer is ook gewisseld dat de invoering van zo’n omvangrijk project maar een keer goed gedaan kan worden. En dat dat kan betekenen dat de inwerkingtredingsdatum naar achter moet worden geschoven als de inschatting is dat het nog niet klaar is.

4 Kamerstukken II 2018/19, 33 118, nr. 119

5 Kamerstukken II 2019/2020, 33 118, nr. 123

6 Kamerstukken II 2019/20, 33 118, nr. 139

  • [17]

    [17]

De leden van de CDA-fractie hebben door signalen van andere overheden vernomen dat de participatie (zoals inspraak bijeenkomsten) tot problemen leidt vanwege de corona-maatregelen. Zij vragen op welke wijze andere overheden inspraakavonden hadden moeten organiseren als er geen sprake zou zijn geweest van uitstel. Decentrale overheden zoeken nu naar manieren om participatie bij bijvoorbeeld bestemmingsplanwijzigingen digitaal of anderszins vorm te geven. Die beweging was al gaande in verband met het DSO. Digitale sociale netwerken zoals mijnbuurtje.nl, waarbij ambassadeurs (oudere) mede-inwoners via buurtsites betrekken bij besluitvorming en ontwikkelingen in verschillende domeinen, zijn in deze tijden uitermate geschikt om betrokkenheid te behouden. Papieren huis-aan-huis oplossingen kunnen nu tijdelijk ook in beeld zijn. Zo kan men kinderen en hun ouders laten meedenken over de vernieuwing van een speeltuintje door een knipblad met een retourenvelop. Een Haarlemse ontwikkelaar informeerde de buurt via een onlinepresentatie met vragenronde. Alle buurtbewoners kregen een uitnodiging in de bus met de link en instructies voor een onlinebijeenkomst. De ontwikkelaar en stedenbouwkundige presenteerden het plan. Buurtbewoners stelden hun vragen via de chat en reageerden achteraf positief.

Overheden hoeven met participatie(beleid) niet te wachten op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Vanuit het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet wordt onverminderd ingezet op kennisdeling over de Omgevingswet, inclusief participatie, via webinars, webcolleges en een animatiefilmpje over participatie voor een breed publiek. Serious gaming over de Omgevingswet bestond ook al langer en is ontsloten via www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl.

  • [18]

    De leden van de CDA-fractie vragen wanneer ze kunnen vernemen wat de nieuwe datum van inwerkingtreding zal zijn.

De inzet is om samen met bestuurlijke partners de tweede helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding te komen.

  • [19]

    De leden van de CDA-fractie vernemen graag of het voor vooruitlopende gemeentes mogelijk is om door hen gemaakte plannen op basis van de nieuwe regelgeving door te zetten op basis van de Crisis- en herstelwet en of de regering bereid is om hiervoor een spoedaanpassing van de Crisis- en herstelwet te doen.

Diverse gemeenten en provincies lopen vooruit op de Omgevingswet door middel van de Crisis- en herstelwet. Om alvast aan de slag te gaan in de geest van de Omgevingswet stellen de gemeenten bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte op. De provincie Noord-Brabant heeft een omgevingsverordening met een bredere reikwijdte opgesteld. Deze pilots lopen ook met het uitstel van de Omgevingswet door. We streven naar een realistisch maar zo kort mogelijk uitstel van de Omgevingswet. Met de relatief korte procedure van de ministeriele regeling onder de Crisis- en herstelwet kunnen ook nog steeds nieuwe gebieden worden aangewezen. De verwachting is dat nog voor de zomer de zesde ministeriële regeling in werking kan treden. Zo kunnen gemeenten en provincies blijven oefenen met het werken in de geest van de Omgevingswet in voorbereiding op de inwerkingtreding daarvan. Een spoedaanpassing van de Crisis- en herstelwet is daarvoor niet nodig.

  • [20]

    De leden van de CDA-fractie zien graag een overzicht tegemoet van alle voorgenomen wijzigingen van het Omgevingswetstelsel die reeds zijn aangekondigd in Kamerbrieven en debatten.

In het antwoord op deze vraag is het van belang om onderscheid te maken tussen de bouw van het stelsel en het beheer en de verdere ontwikkeling daarvan.

  • Bouw van het stelsel

De bouw van het stelsel bestaat uit het hoofdspoor (Omgevingswet, de vier AMvB’s en de Omgevingsregeling), het invoeringsspoor en de aanvullingssporen Bodem, Geluid, Natuur en Grondeigendom. In aanvulling daarop zijn er enkele regelgevingsvoornemens relevant om het stelsel te completeren en in werking te laten treden. Die worden hieronder behandeld. Daarnaast zijn er bij de parlementaire behandeling enkele specifieke wijzigingen van onderdelen van het stelsel aangekondigd.

Wijzigingen die het stelsel completeren

Er zijn op dit moment twee wetswijzigingen in procedure die het stelsel completeren. Ten eerste is dat het voorstel voor de Wet elektronische publicaties.7 Dat wetsvoorstel bevat onder meer regels over de elektronische bekendmaking van regelingen en besluiten. Het wijzigt algemene wetten als de Bekendmakingswet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en brengt de relevante bepalingen van de Omgevingswet daarmee in lijn. Dit voorstel is in behandeling bij de Eerste Kamer. Deze wetswijziging gaat vergezeld van gedelegeerde regelgeving in de vorm van een AMvB en een ministeriële regeling.

Het tweede voorstel betreft een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht.8 Dat voorstel voorziet onder andere in een nieuwe algemene coördinatieregeling in de Awb en vult hoofdstuk 16 (procedures) van de Omgevingswet aan. Dit voorstel is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer.

Wijzigingen die voortvloeien uit de debatten over de stelselherziening

In de debatten over de stelselherziening zijn enkele wijzigingen van het stelsel aangekondigd. De leden noemen al de AMvB ter uitwerking van het amendement-Ronnes over de publiekrechtelijk afdwingbare regeling voor financiële bijdragen9 en de uitwerking van de aangenomen motie van het lid Rietkerk c.s. over de aanwijzingsbevoegdheid van provincies in omgevingsverordening voor industrieterreinen10. De ontwerp-AMvB wordt op dit moment ambtelijk voorbereid en zal voor de zomer in consultatie worden gebracht. Daarna volgt de voorhang bij het parlement. Gestreefd wordt om de motie Rietkerk uit te voeren via een nota van wijziging op het voorstel voor de Verzamelwet IenW 2019, dat momenteel bij de Tweede Kamer aanhangig is.11

  • Beheer en ontwikkeling van het stelsel

De wereld buiten het stelsel van de Omgevingswet staat niet stil. Diverse andere lopende of inmiddels vastgestelde wijzigingen zullen onderdeel worden van het nieuwe stelsel. De achtergrond daarvan varieert van technische wijzigingen en de implementatie van Europese wet- en regelgeving tot nieuwe beleidswijzigingen. Deze wijzigingen zorgen ervoor dat het stelsel bij inwerkingtreding actueel is. Daarnaast zijn er maatschappelijke opgaven binnen de diverse beleidsterreinen van het nieuwe stelsel die aanleiding kunnen geven voor aanvulling of wijziging van het nieuwe stelsel. Deze opgaven zijn ook terug te vinden in de Nationale omgevingsvisie (NOVI). Het beheer en de verdere ontwikkeling van het stelsel is een normaal onderdeel van vitale wetgeving. Deze kunnen doorgang vinden parallel aan de bouw van het nieuwe stelsel. De bouw van het stelsel is daar niet van afhankelijk. De nieuwe beleidsontwikkelingen kunnen wel profiteren van de structuur die het nieuwe stelsel biedt. Zo kan daarbij gebruik worden gemaakt en zo nodig worden voortgebouwd op de geharmoniseerde instrumenten en begrippen van het nieuwe stelsel zoals dat nu ook gebeurd ten behoeve van de stikstofproblematiek.

7 Het bij koninklijke boodschap van 6 juni 2019 aangeboden voorstel van wet tot wijziging van de Bekendmakingswet en andere wetten in verband met de elektronische publicatie van algemene bekendmakingen, mededelingen en kennisgevingen (Wet elektronische publicaties) (Kamerstukken 35218).

8 Het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 aangeboden voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Kamerstukken 35256).

9 Kamerstukken II 2019/20, 35 133, nr. 34.

10 Kamerstukken I 2019/20, 35 054, I.

11 Het bij koninklijke boodschap van 24 oktober 2019 aangeboden voorstel van wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Arbeidstijdenwet (Verzamelwet IenW 2019) (Kamerstukken 35319).

Wijzigingen die ervoor zorgen dat het stelsel bij inwerkingtreding actueel is

Voorbeelden van wijzigingen die ervoor zorgen dat het stelsel actueel blijft, zijn wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), onder andere over bijna energie-neutrale nieuwbouw (BENG) en de implementatie van de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen, zie Stb. 2019, 501 en Stb. 2020, 84. Andere voorbeelden zijn de bij uw Kamer voorgehangen wijzigingsbesluiten, zoals de wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.12 Deze wijzigingsbesluiten zorgen ervoor dat de nieuwe regelgeving bij inwerkingtreding van het stelsel inhoudelijk gelijk is aan de huidige regelgeving of voorzien in noodzakelijke omzetting van Europese wet- en regelgeving.13 Daar zijn dan geen nieuwe wijzigingssporen meer voor nodig. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de regels over de aanpak van stikstofemissies die zijn opgenomen in de Spoedwet aanpak stikstof. Ook die wet bevat al een wijziging van de Omgevingswet. Op die manier is het stelsel bij inwerkingtreding actueel.

Regelgevingsvoornemens in verband met maatschappelijke opgaven of verdere ontwikkeling van het stelsel

Het stelsel is een levend stelsel, dat kan worden benut voor diverse maatschappelijke opgaven.

In dit verband kan worden gedacht aan regelgevingsvoornemens in relatie tot het nieuwe stelsel die voortvloeien uit Europese regelgeving of het klimaatakkoord14 of wijzigingen in verband met de verdere aanpak van stikstof.15 Deze wijzigingen zullen wanneer daartoe wordt besloten, een eigen regelgevingstraject doorlopen en zijn onderdeel van de reguliere politieke besluitvorming. De inwerkingtreding van het stelsel van de Omgevingswet is hier niet van afhankelijk.

Tot slot zijn in de memorie van toelichting van de Omgevingswet volgende modules geschetst van onderwerpen, waarmee het stelsel van de Omgevingswet aangevuld kan worden. Hiervoor zijn in de wet enkele hoofdstukken gereserveerd. Ook deze onderwerpen voor de verdere ontwikkeling van het stelsel zullen onderdeel zijn van zelfstandige besluitvorming. Vervolgens zullen de daaruit voortvloeiende regelgevingsvoornemens aan het parlement worden voorgelegd.

  • [21]

    De leden van de CDA-fractie vragen of er een minimale tijdsduur is die moet zitten tussen de afronding van de regelgeving en de datum van inwerkingtreding.

In de Aanwijzingen voor de regelgeving is een minimale tijdsduur van drie maanden opgenomen (4.17, vierde lid). Uiteraard zal per geval een afweging moeten worden gemaakt.

De stelselherziening van het omgevingsrecht kent een lange voorgeschiedenis waarin de regelgeving stap voor stap tot stand gekomen is. Zo is de Omgevingswet in 2016 in het Staatsblad gepubliceerd. De vier AMvB’s op grond van de Omgevingswet in 2018. Ook dit jaar zijn weer onderdelen van het stelsel gereedgekomen, zoals de Invoeringswet en de aangenomen Aanvullingswetten. De uitvoeringspraktijk kan daar al kennis van nemen. Dat geldt ook voor de ontwerpregelgeving die nog in procedure is. Zo zijn de ontwerpen van het Invoeringsbesluit en de Aanvullingsbesluiten op internet geconsulteerd en ook aan het parlement gezonden. Deze versies zijn daarmee openbaar. Daarnaast zijn op www.omgevingswetportaal.nl geconsolideerde versies beschikbaar die een beeld geven hoe de regelgeving van het nieuwe stelsel eruit komt te zien.

Deze versies bieden belangrijke informatie voor de voorbereiding op de invoering van het stelsel. De gefaseerde totstandkoming en de beschikbaarheid van ontwerpversies maakt dat de periode tussen de afronding van de laatste ministeriële regeling en de datum van inwerkingtreding niet heel lang hoeft te zijn. De inzet is om uiterlijk eind dit jaar de wet- en regelgeving afgerond te hebben.

12 Ontwerpbesluit inhoudende wijziging Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen), Kamerstukken II 2018/19, 29 383, nr. 327.

13 Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de implementatie van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442 tot vaststelling van BBT-conclusies voor grote stookinstallaties en omzetting van de regels over toiletlozingen van pleziervaartuigen en de monitoring van luchtkwaliteit, Kamerstukken II 2019/20, 33118, nr. 140.

14 Brief van 3 juli 2019 van de Minister van EZK, Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 348, p. 3.

15 Brief van 24 april 2020 van de Minister van LNV, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2020/04/24/voortgang-stikstofproblematiek- structurele-aanpak

Vragen van de leden van de D66-fractie

  • [22]

    De leden van de D66-fractie vragen hoe groot naar verwachting het aantal bevoegde gezagen is dat in het laatste kwartaal van 2020 nog niet is aangesloten op DSO-LV, en wat de consequenties hiervan zijn, gegeven dat dit een belangrijke randvoorwaarde is voor de werking van het DSO.

Van de bevoegde gezagen heeft 85 procent zich aangemeld om met hun lokale vergunningensystemen aangesloten te worden op DSO-LV. De verwachting dat vrijwel alle bevoegde gezagen op tijd hun lokale systemen op orde zullen hebben en aangesloten zullen zijn om aanvragen en meldingen te kunnen ontvangen, is onveranderd. Voor de partijen die onverhoopt toch niet in staat blijken te zijn hun zaken tijdig in gereedheid te krijgen, wordt bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Via de voortgangsrapportages zullen we uw Kamer blijven berichten over het aantal ingeplande en aangesloten bevoegde gezagen.

  • [23]

    De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn er meer duidelijkheid wordt verwacht rondom aanvullende mogelijkheden tot oefenen die binnenkort worden verwacht.

Over het oefenen zal op korte termijn meer duidelijkheid komen. De eerste enkelvoudige oefencases zijn al gepubliceerd. De enkelvoudige oefencases worden op dit moment met een beperkt aantal bevoegd gezagen ‘gefinetuned’ waarna ze breed beschikbaar komen voor alle overheden om zelf of onder begeleiding mee aan de slag te gaan.

In nauwe samenwerking met vertegenwoordigers van alle overheden wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een set complexe en meervoudige cases. Dit stelt overheden in staat om omgevingswetprocessen waar meerdere overheden bij betrokken zijn te simuleren. Voorbeelden daarvan zijn: een melding van een activiteit door een glastuinbouwbedrijf, of een vergunningaanvraag voor het opslaan van mest door een veehouderij, waarbij gemeente en waterschap ieder voor een activiteit bevoegd gezag zijn en er één vergunning moet worden verleend. Ook beperkt het oefenen zich niet tot het DSO, maar heeft het nadrukkelijk ook het doel om bezig te zijn met de bredere inrichting van organisatie- en werkprocessen in het kader van de Omgevingswet.

Via onder meer de implementatiepagina op www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl, de koepels van gemeenten, provincies en waterschappen en via de regionale implementatieondersteuners (RIO’s) zal worden gecommuniceerd over het oefenaanbod.

  • [24]

    De leden van de D66-fractie vragen de regering om te reflecteren op het bericht dat momenteel slechts één gemeente beschikt over een correct werkende aansluiting voor het publiceren van omgevingswetbesluiten. Tevens vragen de leden welke acties worden ondernomen om dit aantal te verhogen.

Om te kunnen aansluiten op de landelijke voorziening van het DSO heeft een gemeente eigen, lokale software nodig. De software voor het kunnen publiceren van omgevingswetbesluiten moet worden gebaseerd op de zogenaamde STOP-TPOD standaard. De definitieve versie daarvan is begin deze maand beschikbaar gekomen. Dat betekent dat we in de komende maanden een snelle toename van het aantal aanmeldingen voor aansluitingen zullen gaan zien.

Een enkele gemeente heeft samen met hun softwareleverancier de eerdere versie van de standaard gebruikt om ervaring op te doen en zich voor te bereiden. Deze ervaringen met de eerdere versie van de standaard zijn gebruikt om de definitieve standaard te verbeteren en af te bouwen. Het is derhalve begrijpelijk dat er nog weinig bevoegd gezagen zijn aangesloten op de planvormingsketen. Wel zien we iedere week een toename in het aantal gemeenten dat zich aanmeldt voor aansluiting. Zowel via de VNG als via het Programma Aan de Slag worden gemeenten en hun leveranciers actief benaderd om aan te sluiten op het DSO. Via de aansluitmonitor bericht ik u maandelijks over de actuele stand van zaken. Uit de maandrapportage van april die separaat aan u wordt toegezonden, blijkt dat zich 307 gemeenten hebben aangemeld voor aansluiting.

  • [25]

    De leden van de D66-fractie vragen of er nader uiteengezet kan worden wat er onder de ‘gedifferentieerde’ aanpak wordt verstaan. Daarnaast vragen zij of er voldoende capaciteit beschikbaar is bij leveranciers voor de softwarekoppelingen aan de verschillende ketens.

Met de term ‘gedifferentieerde aanpak’ wordt bedoeld dat goed wordt gekeken naar de verschillende kenmerken en behoeften van ieder bevoegd gezag en zijn eventuele softwareleveranciers. Niet alle bevoegde overheden hoeven immers op alle ketens van het DSO aan te sluiten. Zo zullen omgevingsdiensten bijvoorbeeld vanwege de aard van hun werk vaak kunnen volstaan met een aansluiting op de vergunningenketen.

Bovendien hebben niet alle bevoegde overheden dezelfde planning. Provincies zullen bijvoorbeeld al voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet hun omgevingsverordeningen bekend maken. Zij moeten dus eerder succesvol zijn aangesloten op de publicatieketen dan gemeenten en waterschappen. Dit komt doordat voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening overgangsrecht van toepassing is. Daar komt bij dat overheden voor de verschillende ketens van het DSO (bekend maken van omgevingswetbesluiten, ontvangen van vergunningaanvragen en meldingen en het maken en uploaden van vragenbomen) door verschillende softwareleveranciers worden bijgestaan, die ieder ook hun eigen planning hanteren. Dit alles maakt een ‘gedifferentieerde aanpak’ noodzakelijk, die is toegesneden op de behoeften van bevoegde overheden en softwareleveranciers.

De betreffende leveranciers beschikken over voldoende capaciteit, die gedurende het jaar wordt ingezet om alle bevoegde overheden, die moeten of willen aansluiten, te bedienen. Hierbij is de planning van het bevoegde gezag en zijn leveranciers bepalend.

  • [26]

    De leden van de D66-fractie vragen hoeveel gemeentes en provincies een omgevingsvisie hebben opgesteld.

Voor de provincies is het opstellen van een omgevingsvisie een van de minimale eisen waar zij bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet aan moeten voldoen. Daarom wordt dit in de implementatiemonitor bijgehouden. Omdat het opstellen van een omgevingsvisie voor gemeenten ook na de inwerkingtreding kan gebeuren, is dit nu niet in de monitor opgenomen.

Uit de implementatiemonitor van september 201916 blijkt dat 8 van de 12 van de provincies op dat moment een visie heeft vastgesteld of ter inzage gelegd. Op dat moment was bekend dat alle 12 provincies bezig waren met de voorbereiding van een visie conform de wet of deze al hadden vastgesteld en was de verwachting dat alle provincies aan dit criterium zullen voldoen op 1-1- 2021. In juni 2020 zijn de resultaten van het nieuwe halfjaarlijkse onderzoek beschikbaar.

  • [27]

    De leden van de D66-fractie vragen wat de eventuele financiële gevolgen zijn van het uitstellen van de inwerkingtreding voor het Rijk en de overige bestuurslagen die onder de Omgevingswet gaan vallen.

Uitstel van de inwerkingtreding zal geld kosten. De kosten van uitstel worden bepaald door de mate van uitstel van de inwerkingtreding. De duur van het uitstel is echter nog niet bepaald. In de brief van 1 april 202017 is aangegeven dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet op een later tijdstip dan 1 januari 2021 zal gaan plaatsvinden. En dat, na overleg met de bestuurlijke partners, tot een voorstel voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum zal worden gekomen. Omdat die termijn nog niet bekend is, kunnen de financiële gevolgen nog niet worden aangeven.

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

  • [28]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de voor- en nadelen van uitstel en afstel van de invoering.

Zoals beschreven in de brief van 1 april 202018 is uitstel nodig. Dat is geen afweging van voor- en nadelen, maar een keuze voor verantwoorde invoering. In deze brief zijn vier overwegingen genoemd, die in combinatie hiertoe leiden. Ten eerste bevestigde de Gateway Review van eind februari 2020 de noodzaak van een goede implementatie waartoe nog stevige stappen gezet moeten worden. Ten tweede is er sprake van eerdere (ook aan de Kamer gemelde) vertraging rondom het beschikbaar komen van de standaard voor publicatie van omgevingsdocumenten en de verwerving van lokale software, die niet kon worden ingelopen en die ervoor zorgde dat de rek uit de planning was. Een derde overweging is de voortgang van de behandeling van de wetgeving die belangrijk is omdat de uitvoeringspraktijk tijdig kennis moet kunnen nemen van de wetgeving en de definitieve regelgeving pas onderdeel kan zijn van het DSO. En tot slot de samenloop van de grote inzet die nodig is om de Omgevingswet te implementeren met de uitvoering van maatregelen in verband met de bestrijding van het coronavirus. Om deze redenen is tot uitstel besloten.

16 Bijlage bij Kamerstukken 2019/20, 33 118, nr. 123

17 Kamerstukken II 2019/20, 33 118, nr. 139

18 Kamerstukken II 2019/20, 33 118, nr. 139

  • [29]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook naar de voor- en nadelen van afstel van de invoering van de wet en in dat verband wat er mis zal gaan als het huidige stelsel in stand zou blijven.

De redenen voor de invoering van de Omgevingswet gelden onverkort. Op dit moment is er feitelijk geen sprake van een stelsel van omgevingsrecht, maar van een veelheid aan uiteenlopende regels, zowel op Rijks- als decentraal niveau, die voor niemand te overzien zijn. De huidige regelgeving kent uiteenlopende instrumenten, vereisten, procedures en begrippen. De Omgevingswet zorgt ervoor dat het omgevingsrecht inzichtelijker, voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik wordt. Ook draagt het nieuwe stelsel bij aan de steeds belangrijker wordende samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving. In een klein land is de integrale benadering van opgaven op het gebied van wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur en cultureel erfgoed van groot belang voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Verder dragen de instrumenten van het nieuwe stelsel bij aan een efficiëntere aanpak van de maatschappelijke opgaven, zoals de energietransitie. De Omgevingswet geeft gemeenten de mogelijkheid om regels over meer onderwerpen te stellen (zoals bijvoorbeeld over geluid) en deze regels samenhangend en afgestemd op locaties in een omgevingsplan te bundelen. Hierdoor ontstaat een betere uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en kan bovendien overbodige regeldruk beter worden voorkomen. Niet voor niets zijn er een groot aantal gemeenten die experimenteren via de Crisis- en herstelwet met het bestemmingsplan verbrede reikwijdte, de voorloper van het omgevingsplan.

  • [30]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de minister bereid is om op specifieke punten nog met aanpassingen en verbeteringen van het stelsel te komen.

In het antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie [20] is geschetst welke wijzigingen nog in het stelsel zullen worden aangebracht. Zo is beschreven welke wijzigingen in procedure zijn om de bouw van het stelsel te competeren. Ook zijn enkele wijzigingen genoemd die voortvloeien uit de parlementaire behandeling van onderdelen van de stelselherziening. Daarnaast is aangegeven dat het stelsel een levend stelsel is, dat kan worden benut voor diverse maatschappelijke opgaven, bijvoorbeeld ter uitvoering van het klimaatakkoord of de verdere aanpak van stikstof. Dat kan ook tot wijziging of aanvulling van het stelsel leiden. De Omgevingswet is toekomstvaste wetgeving. De mate waarin rijk of provincie onderwerpen naar zich kunnen toetrekken wordt bepaald door de begrippen ‘nationaal belang’ en ‘provinciaal belang’ en door de vraag of gemeenten deze belangen het beste kunnen behartigen. Deze weging kunnen rijk, provincies en gemeenten maken.

Daarnaast wordt vijf jaar na inwerkingtreding de wetgeving geëvalueerd. Dat kan uiteraard ook tot aanpassingen leiden. Tussentijds worden de effecten van de wet gemonitord. Als daarbij blijkt dat het noodzakelijk is om aanpassingen te doen, dan wacht ik daar niet mee tot de formele evaluatie.

  • [31]

    De leden van de GroenLinks-fractie willen graag een beschrijving van de gang van zaken rondom het besluit om de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2021 uit te stellen.

Ik ben daar in mijn reactie op de vraag van de PVV nader op ingegaan (nr 6/7). In december zijn beide Kamers geïnformeerd19 over de inschatting dat inwerkingtreding op de beoogde datum wenselijk en haalbaar leek. Ook is in die brief beschreven dat rond de zomer 2020 nogmaals een afweging zou worden gemaakt. Zoals in het antwoord op de vragen [6 en 7] uiteen is gezet, moest begin april de conclusie worden getrokken dat uitstel verstandig en verantwoord is.

De uitkomsten van de Gateway Review en andere ontwikkelingen zoals de vertraging rondom het beschikbaar komen van de standaard voor publicatie van omgevingsdocumenten, de verwerving van lokale software en voortgang van de behandeling van de wetgeving gaven begin april aanleiding om de beoogde inwerkingtredingsdatum te heroverwegen. Gecombineerd met de extra inspanningen en aanpassingen in het dagelijkse werk die de gevolgen van de bestrijding van het Coronavirus van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen vragen, is de haalbaarheid van 1 januari 2021 in het geding gekomen.

19 Kamerstukken II 2019/20, 33 118, nr. 123

  • [32]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer de minister met de bestuurlijke partners overlegt over de nieuwe inwerkingtredingsdatum en wat haar inzet is.

De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding te komen. De inzet daarbij is dat er voldoende tijd is om een zorgvuldige inwerkingtreding van de Omgevingswet voor te bereiden, maar dat we ook de energie en de steun die er is voor de Omgevingswet vasthouden. Vanuit die uitgangspunten streven de bestuurlijke partners en ik naar een zo kort mogelijk termijn.

  • [33]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de financiële aspecten van de invoering van de Omgevingswet.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er nog binnen de budgetten wordt gewerkt en of er overschrijdingen zijn. Ook vragen ze of de minister decentrale overheden gaat compenseren voor extra kosten en nu al een financieel beeld gegeven kan worden.

Met de bestuurlijke partners is de afspraak gemaakt dat overheden de eigen invoeringskosten betalen maar ook dat er geen korting op de fondsen zal plaatsvinden vanwege de structurele baten die per saldo na de inwerkingtreding verwacht worden. In die zin zijn er geen budgetten die verstrekt zouden zijn om de invoeringskosten op lokaal niveau te financieren en die al dan niet overschreden zouden kunnen zijn.

Dit neemt niet weg dat uitstel tot kosten zal leiden. Deze kosten worden bepaald door de mate van uitstel van de inwerkingtreding. De duur van het uitstel is echter nog niet bepaald. In mijn brief van 1 april heb ik aangegeven dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet op een later tijdstip dan 1 januari 2021 zal gaan plaatsvinden. En dat ik na overleg met de bestuurlijke partners met een voorstel voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum zal komen. Daarnaast werken Rijk en koepels momenteel nauw samen om een integraal financieel beeld van de stelselherziening op te stellen door middel van onafhankelijke onderzoeken. Het beeld dat hieruit ontstaat vormt de start voor een monitoringinstrument waarin in kaart moet worden gebracht wat de daadwerkelijke effecten van het stelsel zijn. Deze monitor vormt een basis voor een eerste financiële evaluatie die in het Beheerakkoord afgesproken is voor 2022 en voor een tweede evaluatie die vijf jaar na inwerkingtreding zal plaatsvinden.

Deze afspraak is in 2016 gemaakt in het bestuursakkoord, eind 2018 herbevestigd in de Beheerovereenkomst DSO en op 8 april 2020 tijdens een bestuurlijk overleg met de koepels nogmaals herbevestigd. Tevens hebben de partijen tijdens dit bestuurlijk overleg de bereidheid uitgesproken in het kader van de eerste financiële evaluatie in 2022 naar oplossingen te zoeken ingeval de transitiekosten ten gevolge van buiten de invloedssfeer van de bestuursorganen liggende factoren substantieel hoger blijken uit te vallen in relatie tot de verwachte baten.

Er zijn nu nog geen resultaten beschikbaar van de onafhankelijke onderzoeken die worden verricht om het integrale financiële beeld op te kunnen stellen. Voorafgaand aan het debat over het ontwerp van het inwerkingtredings-KB zal het parlement worden geïnformeerd over de stand van zaken in het onderzoek naar het integrale financiële beeld. In het najaar komen definitieve resultaten beschikbaar.

  • [34]

    De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten wat de budgettaire gevolgen van het nu door de minister aangekondigde uitstel zijn.

Zoals in het antwoord op vraag [27] reeds is aangegeven, is het op dit moment nog niet duidelijk wat de nieuwe inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet zal zijn en ook nog niet tot welke kosten het uitstel leidt.

  • [35]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de extra kosten zijn die nu gemaakt moeten worden om het DSO alsnog te vervolmaken.

Er worden geen extra kosten voorzien voor het vervolmaken van het DSO-LV. De ontwikkeling van het DSO Basisniveau blijft binnen de oorspronkelijke raming van € 142 miljoen inclusief risicoreservering.

  • [36]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer verwacht wordt dat het DSO af is.

Er wordt volop doorgewerkt aan het in 2020 tijdig opleveren van het basisniveau DSO-LV. Het uitstel van de inwerkingtreding heeft geen invloed op deze huidige inzet en planning van de bouw van DSO-LV.

In januari van dit jaar is er een versie van het DSO-LV opgeleverd, dat klaar is voor aansluiten, vullen en oefenen. Daar maken overheden nu ook in toenemende mate gebruik van. De laatste onderdelen van het DSO-LV die nodig zijn voor inwerkingtreding van de wet, worden in de loop van dit jaar opgeleverd, en zullen op 1 januari 2021 volledig beschikbaar zijn.

  • [37]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet voor zich ziet met betrekking tot (organisatorische) vangnetopties voor overheden die niet op tijd kunnen aansluiten op DSO-LV. Ik streef ernaar dat iedereen die dat moet of wil, aangesloten is. Mocht dat onverhoopt ondanks alle inspanningen niet lukken, dan zoek ik naar oplossingen daarvoor. We zijn met de koepels in gesprek hoe die oplossingen eruit kunnen zien. Deze oplossingen kunnen organisatorisch van aard zijn (bijvoorbeeld een centrale organisatie die taken voor een bevoegd gezagen kan afhandelen), of technisch. De mate van uitstel zal ook bepalen welke oplossingen nodig en opportuun zijn.

  • [38]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de verwachtingen die de minister had bij de Gateway Review en de concrete acties die daaraan verbonden worden. Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie in hoeverre de mede-overheden klaar zijn voor de Omgevingswet.

De Gateway Review maakt onderdeel uit van de gefaseerde toetsing van het DSO. [1] De eerste stappen daarin waren gericht op de centrale ICT voorziening (het DSO-LV). De Gateway Review is het eerste onderzoek geweest dat nadrukkelijk heeft gekeken naar de implementatieopgave van het DSO bij bevoegd gezagen en de voortgang daarbij. Die implementatie-opgave bestaat eruit dat de bevoegd gezagen met hun eigen systemen op de centrale voorziening aansluiten. Deze review maakt nogmaals duidelijk dat de implementatie van het DSO een omvangrijke opgave in zichzelf is, waarbij niet alles zo snel gaat als gewenst. Ook bleek dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om de implementatie van het DSO goed te laten verlopen. De Gateway Review was dan ook aanleiding voor het nemen van diverse maatregelen om de ondersteuning van bevoegd gezagen bij de implementatie te intensiveren. Daarmee worden de mede-overheden geholpen om klaar te zijn voor de Omgevingswet.

  • [39]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet de analyse deelt dat de inschattingen over de implementatie van het DSO uit januari achterhaald worden door de Gateway Review.

Die analyse wordt niet gedeeld. De Gateway review doet stevige aanbevelingen maar wel met als doel om 1 januari 2021 in zicht te houden. Ook in januari was het beeld al dat de rek uit de planning was maar 1 januari 2021 nog wel haalbaar was. In antwoord op de vragen van de leden van de PVV-fractie heb ik deze analyse nader toegelicht. [6/7]

  • [40]

    De leden van de GroenLinks-factie vragen naar de wijze waarop de minister de Eerste en Tweede Kamer procesmatig en inhoudelijk de mogelijkheid zal geven om met de regering te spreken over de kwaliteit en implementatie van het DSO.

In de recente debatten, brieven en antwoorden op vragen vanuit zowel de Eerste als Tweede Kamer is inhoudelijk en procesmatig ingegaan op de kwaliteit en implementatie van het DSO. Zoals in de brief van 1 april20 is toegezegd, wordt u, in aanloop naar de voorhang van het ontwerp van het inwerkingtredings-KB, maandelijks geïnformeerd over de voortgang van de wetgeving, de implementatie en het DSO. Vervolgens kan bij de voorhang van het ontwerp inwerkingtredings-KB het debat worden gevoerd over de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Daarbij kan ook gesproken worden over de stand van de implementatie en het DSO.

  • [41]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of alle onderdelen van het DSO voor invoeringsmoment en uitbouw in functionaliteit of inhoud hetzelfde blijven.

De basisversie van de landelijke voorziening DSO (DSO-LV) is ongewijzigd. Anders gesteld: dat er meer aandacht en focus uit moet gaan naar de implementatie heeft geen gevolgen voor de functionaliteit of inhoud van het DSO-LV. Voor de uitbouw geldt dat daar onder meer goed wordt gekeken naar de daadwerkelijke behoeften van gebruikers en op basis daarvan interbestuurlijk kan worden besloten tot aanvullingen in functionaliteit in inhoud. Kortheidshalve wordt verwezen naar eerdere beantwoording [36].

[1] Kamerstukken I 2019/20, 34 986, K

20 Kamerstukken II 2019/20, 33 118, nr. 139

  • [42]

    De leden van de GroenLinks-fractie willen weten wat de nieuwe termijnen zullen zijn voor het voldoen aan de minimumcriteria voor inwerkingtreding van de Omgevingswet die de bestuurlijke koepels met elkaar hebben afgesproken, nu de inwerkingtreding van de wet wordt uitgesteld. Ook vragen ze zich af of er nieuwe afspraken gemaakt worden over de content.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen terecht dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt uitgesteld. Een nieuwe datum moet nog worden bepaald. Die nieuwe datum zal het moment zijn waarop voldaan moet zijn aan de minimumcriteria. De minimumcriteria blijven hetzelfde, ook voor zover deze gaan over de content van het DSO. Dit betekent dat de volgende content bij inwerkingtreding van de Omgevingswet in ieder geval in DSO-LV dient te staan:

- Omgevingsregeling

- Provinciale omgevingsverordeningen en omgevingsvisies

- Bruidsschat voor gemeenten en waterschappen

- Vragenbomen voor het aanvragen van vergunningen en doen van meldingen voor activiteiten die worden geregeld in rijksregelgeving (Besluit activiteiten leefomgeving en Besluit bouwwerken leefomgeving), de bruidsschat en de provinciale verordeningen

- Huidige bestemmingsplannen e.d. die opgaan in het omgevingsplan. De nog geldige inhoud van www.ruimtelijkeplannen.nl wordt na inwerkingtreding va de Omgevingswet via DSO-LV getoond.

  • [43]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de kennisgeving afwijkvergunning en TPOD en dat daar in 2020 mee gestart wordt, afwijkt van eerdere planningen.

De toepassingsprofielen voor omgevingsdocumenten (TPODs) zijn een essentieel onderdeel om omgevingsdocumenten digitaal op de kaart te kunnen tonen. Elk type omgevingsdocument kent zijn eigen toepassingsprofiel. Sinds oktober 2019 is de 0.98 versie van de STOP-TPOD standaard en de TPODs beschikbaar en sinds begin januari 2020 is dit in DSO geïmplementeerd om mee te oefenen en op aan te sluiten. De kennisgeving afwijkvergunning maakt geen deel uit van de scope van het basisniveau. Met de bestuurlijke partners is echter geconstateerd dat deze nodig is om het bestaande voorzieningenniveau te handhaven. De TPOD kennisgeving afwijkvergunning wordt daarom versneld als eerste onderdeel van de uitbouw van DSO meegenomen. De verwachting is dat deze voor inwerkingtreding beschikbaar zal zijn.

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het klopt dat de STOP-TPOD standaard later beschikbaar is gekomen dan eerder werd gecommuniceerd.

Er is inderdaad vertraging opgelopen met deze standaard. Dat is reeds in de voortgangsbrieven van 27 juni 201921 en 29 november 201922gemeld. Op 3 april is de standaard opgeleverd.

Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie in hoeverre de oorspronkelijke planning over de oefentijd gehaald is met betrekking tot het DSO-LV, TPOD en afwijkvergunning.

De oorspronkelijke planning was één jaar de tijd voor aansluiten, vullen en oefenen. Met het aanleveren van vragenbomen en het behandelen van vergunningsaanvragen en meldingen kan sinds begin van dit jaar geoefend worden. Met het publiceren en wijzigen van omgevingswetbesluiten kan dit door de eerder gemelde vertraging in oplevering van de STOP- TPOD standaard zeer beperkt. Bij dat laatste zou dus bij een inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021 inderdaad geen sprake zijn geweest van 1 jaar oefentijd. De TPOD kennisgeving afwijkvergunning maakt geen onderdeel uit van het basisniveau, en valt daarmee ook buiten de geplande oefentijd voor het basisniveau. Desalniettemin vinden de bestuurlijke partners en ik het belangrijk dat deze TPOD wel voor inwerkingtreding beschikbaar is.

  • [44]

    De leden van de GroenLinks-fractie willen weten wat bedoeld wordt met technische of organisatorische workarounds, voor het geval dat niet alle overheden tijdig zijn aangesloten op alle voor hen relevante onderdelen van het DSO.

21 Kamerstukken II 2018/19, 33 118, nr. 119

22 Kamerstukken II 2019/2020, 33 118, nr. 123

Bij vergelijkbare vragen van de leden van de GroenLinks-fractie [37] is hierop geantwoord.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de gevolgen zijn die verwacht worden voor burgers en bedrijven, indien van deze vangnetopties of workarounds gebruik wordt gemaakt.

De vangnetopties waarover overlegd wordt met de koepels worden zo ingericht dat er geen gevolgen zijn voor burgers en bedrijven: zij kunnen te allen tijde een vergunningaanvraag of melding indienen, en knnisnemen van en participeren bij Omgevingswetbesluiten.

  • [45]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel decentrale overheden moeite hebben binnen planning en budget marktpartijen in te schakelen voor de ondersteuning van hun implementatie.

Op dit moment zijn er met betrekking tot de koppeling in de vergunningenketen geen signalen dat bestuursorganen tevergeefs bij leveranciers aankloppen om “geholpen” te worden en dat ze niet binnen budget kunnen blijven.

  • [46]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar een nadere toelichting op wat wordt verstaan onder interbestuurlijke afstemming en samenwerking op operationeel, tactisch en strategisch niveau zoals genoemd in de beleidsreactie op de Gateway Review.

Kortheidshalve verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 25 januari 201923, waarin de verschillende taken op de verschillende niveaus zijn beschreven.

Op al deze niveaus vindt samenwerking met interbestuurlijke partijen plaats. Het gaat bijvoorbeeld op operationeel niveau om de inbreng van wensen van het bevoegd gezag als gebruiker rond de werking van het DSO, op tactisch niveau om de prioritering door bestuurlijke partners van wat wanneer wordt ontwikkeld en op strategisch niveau vindt deze afstemming en samenwerking plaats om te komen tot de opdrachtverlening en kaderstelling rond het beheer en de doorontwikkeling van DSO-LV.

  • [47]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Kamer de (fit-gap) analyses kan ontvangen waar op blz. 10 van het rapport Gateway Review naar verwezen wordt.

Ik neem aan dat de leden van GL hierbij doelen op de passage in opvolging van de aanbeveling 6 (bijlage 1B, opvolging aanbevelingen Gateway), waar inderdaad wordt gesproken over fit-gap analyses tussen huidige voorzieningen en het DSO. De samenvatting van rapport hierover is sinds begin 2019 openbaar beschikbaar op de website van aan de slag met de Omgevingswet en is als bijlage bij deze antwoorden meegezonden.

  • [48]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de minister kan aangeven of in de concretisering van de vulstrategie duidelijkheid komt over wie, wat, wanneer, precies moet doen. De vulstrategie wordt momenteel opgesteld. Deze beschrijft in detail welke vulling het Rijk moet aanleveren, en wat de overheden aanleveren. Vanuit het Rijk is dit de rijksregelgeving zelf, inclusief de vragenbomen voor het aanvragen en melden van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Omgevingswet, inclusief de invoerings- en aanvullingswetgeving. Daarnaast levert het Rijk de zogenaamde bruidsschat, waarin zij de regels klaarzet die wegens de wet naar de lokale overheden worden overdragen. Dit betreft zowel de juridische regels, als de belangrijkste vragenbomen die daaruit voortvloeien.

Voor de overheden beschrijft de vulstrategie welke informatie er beschikbaar gemaakt moet zijn op de datum van inwerkingtreding, conform het wettelijk minimum. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de provinciale verordeningen. Decentrale overheden zijn zelf verantwoordelijk voor het maken van vragenbomen voor activiteiten waar zij zelf een vergunning- of meldingsplicht voor instellen. Ook hier is al mee gestart, zo ontwikkelt VNG voor de gemeenten een database met voorbeeldvragenbomen voor veel voorkomende activiteiten.

Voor het maken van de vragenbomen en kunnen oefenen met de nieuwe regels is het belangrijk dat ook het voorstel voor de Aanvullingswet natuur spoedig wordt behandeld, zodat ook hiervoor op tijd vragenbomen kunnen worden gemaakt. Dat kan immers pas als het aanvullingsbesluit definitief is, dus na verwerking van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Het ontwerpbesluit kan niet eerder naar de Raad van State dan nadat de voorhang in de Eerste Kamer is afgerond.

23 Kamerstukken II 2018/19, 33 118, nr. 116

De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder of de minister de opvatting van het reviewteam onderschrijft dat er minimaal een half jaar moet zitten tussen inwerkingtreding en het kenbaar en digitaal beschikbaar zijn van de gehele Omgevingswet met bijbehorende regelgeving en concept- provinciale verordeningen. Ook vragen zij waar volgens de minister nu het grootste knelpunt zit. Zoals in het antwoord op de leden van de CDA-fractie [21] is beschreven, kent de stelselherziening een gefaseerde totstandkoming. Een groot deel van de regelgeving van het nieuwe stelsel is nu reeds kenbaar en stabiel. Zoals in dat antwoord is aangegeven bepalen de Aanwijzingen voor de regelgeving dat er een minimumtermijn van drie maanden moet zitten tussen de publicatie en de inwerkingtreding. Digitale beschikbaarheid geschiedt via het DSO of voor de Omgevingswet (en de invoeringswet en aanvullingswetten) via www.officiëlebekendmakingen.nl. Belangrijk hiervoor is dat de omgevingsverordeningen en de wetgeving worden afgerond.

  • [49]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of bij het opstellen van de oefenstrategie meer aandacht kan worden gegeven aan transponeringstabellen van oude naar nieuwe wetgeving, en wat deze betekenen voor verschillende thema’s of trajecten.

Deze tabellen zijn beschikbaar: de bijlagen van de Memorie van Toelichting bij de Invoeringswet24 bevatten transponeringstabellen voor alle wetten die door de Omgevingswet worden ingetrokken of ingrijpend worden gewijzigd, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Bovendien wordt via het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet en de koepels veel informatie verstrekt over het overgangsrecht uit de Invoeringswet, hoe dit in elkaar zit en wat het betekent voor lopende procedures.

  • [50]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe geborgd wordt dat het uitstel van de Omgevingswet geen vertraging veroorzaakt voor de transitievisies warmte en regionale energiestrategieën.

Het is inderdaad van belang dat uitstel van de Omgevingswet geen vertraging veroorzaakt bij de energietransitie. De Omgevingswet bevat goede instrumenten om deze transitie vorm te geven. Tot die tijd zal met het huidig wettelijk instrumentarium worden gewerkt. Daarbij zijn er overgangsrechtelijke voorzieningen getroffen. De regionale energiestrategieën (RES’en) zijn interbestuurlijke regionale (ambitie)documenten. De afspraken in de RES 1.0 zullen verankerd worden in de instrumenten van de Omgevingswet, bijvoorbeeld omgevingsvisies, omgevingsplannen, omgevingsverordeningen en programma’s. Als gevolg van het coronavirus is besloten de deadline van de RES 1.0 met vier maanden te verruimen (van 1 maart 2021 naar 1 juli 2021). Het verankeren van de RES in het instrumentarium van de Omgevingswet zal na inwerkingtreding van de Omgevingswet plaatsvinden. Tot inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt verankering plaats in bestaande instrumenten onder de Wet ruimtelijke ordening. Indien het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet beperkt blijft zal dit bijna niet nodig zijn.

De transitievisies warmte dienen uiterlijk 31 december 2021 te zijn vastgesteld. Als de Omgevingswet voor die datum in werking treedt, kunnen gemeenten hun transitievisie warmte vaststellen als programma op grond van de Omgevingswet. Als de Omgevingswet na die datum inwerking treedt, betekent dit dat gemeenten deze niet op grond van de Omgevingswet kunnen vaststellen. Zij kunnen dat echter wel doen op grond van hun autonome bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsplannen. Als een transitievisie warmte wordt vastgesteld die voldoet aan de eisen voor een programma onder de Omgevingswet, komt de transitievisie warmte te gelden als een programma onder de Omgevingswet. Vereist is wel dat het document formeel is vastgesteld door het college, een uitwerking van het beleid bevat met concrete maatregelen en dat – indien nodig – een milieueffectrapportage is opgesteld. Dit gebeurt op basis van overgangsrecht in de (reeds aangenomen) Invoeringswet Omgevingswet. Daarmee krijgt het document dezelfde status als een document dat op grond van de Omgevingswet is vastgesteld.

  • [51]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of andere transities (zoals de wijkgerichte aanpak bij het uitvoeren van het klimaatakkoord gebouwde omgeving, het aardgasvrij maken van wijken) mogelijk ook vertraging oplopen en naar de mogelijkheden om vertraging te voorkomen.

De Omgevingswet biedt zoals eerder aangegeven waardevolle instrumenten om de energietransitie vorm te geven. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan met toepassing van het huidige recht worden besloten over projecten die nodig zijn voor bijvoorbeeld de energietransitie. Voor de structurele inbedding van de wijkgerichte aanpak, waaronder de transitievisies warmte, is in het Klimaatakkoord afgesproken dat deze wordt vormgegeven aan de hand van de instrumenten onder de Omgevingswet. Hierbij is 1 januari 2021 als beoogde datum genoemd. Deze datum is niet haalbaar gebleken. Het kabinet beziet de juridische inbedding van de transitievisies warmte nog.

24 Kamerstukken II 2017/18, 34 986, nr. 3

  • [52]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder wat het uitstel betekent voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), die gekoppeld aan de Omgevingswet ook in zou gaan per 1/1/2021?

De beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021 voor de Wkb is niet meer mogelijk. Het streven is om uw Kamer vóór de zomer van 2020 te informeren over een definitieve invoeringsdatum van de Wkb. Zie ook de brief “Beantwoording vragen van het lid Ronnes (CDA) over de voorbereidingen op de implementatie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen”.25

  • [53]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of concreet kan worden aangegeven wat dit uitstel betekent voor de deadline van het opstellen van de omgevingsvisie voor 1-1-2024 en voor het opstellen van het omgevingsplan voor 1-1-2029.

Hierover wordt overlegd met de VNG. In de brief waarin een voorstel gedaan wordt voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum wordt hierop teruggekomen.

  • [54]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer ze de stand van zaken van de financiële analyse kunnen ontvangen.

Samen met de koepels wordt hard gewerkt aan het opstellen van een gezamenlijk gedragen integraal financieel beeld van de stelselherziening. Dit proces wordt zorgvuldig doorlopen en er worden meerdere onafhankelijke onderzoeken gedaan. De inzichten die op dat moment beschikbaar zijn, zal ik voorafgaand aan het debat over het ontwerp van het Inwerkingtredings-KB de Kamer doen toekomen.

  • [55]

    De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat de Raad van State advies moet geven over de vier Aanvullingsbesluiten en het Invoeringsbesluit en deze adviezen verwerkt moeten zijn in de besluiten, voordat het inwerkingtredings-KB kan worden voorgehangen. Zij vragen verder hoe haalbaar de minister het acht dat dit op tijd gereed is om het inwerkingtredings-KB nog voor het zomerreces te kunnen voorhangen bij beide Kamers.

Het klopt dat de ontwerpbesluiten voor advies worden voorgelegd aan Afdeling advisering van de Raad van State. Dit is op dit moment al gebeurd bij de ontwerpen van het Invoeringsbesluit en de Aanvullingsbesluiten geluid, bodem en grondeigendom. Dat is nog niet het geval bij het ontwerp van het Aanvullingsbesluit natuur aangezien de voorhangprocedure in de Eerste Kamer nog niet is afgerond. Het kabinet hoopt dan ook op een spoedige behandeling door de senaat. De Eerste Kamer besluit hierover op 12 mei aanstaande. Zolang de Afdeling advisering van de Raad van State nog geen advies over het ontwerp van het Aanvullingsbesluit natuur heeft uitgebracht zal het ontwerp van het inwerkingtredings-KB niet aan het parlement worden voorgelegd. Dit betekent dat het inwerkingtredings-KB waarschijnlijk niet voor het zomerreces bij het parlement kan worden voorgehangen. Het kabinet streeft ernaar om het ontwerp van het inwerkingtredings-KB kort na het zomerreces bij beide Kamers voor te hangen. Het is niet nodig dat de adviezen van de Raad van State al zijn verwerkt voordat het ontwerp van het inwerkingtredings-KB kan worden voorgehangen.

  • [56]

    De leden van de GroenLinks-fractie verzoeken naar aanleiding van het NRC-artikel van woensdag 1 april om alle relevante documenten die gaan over de invoering en over het mogelijk uitstel van invoering met de Kamer te delen.

De afgelopen periode bent u voortdurend geïnformeerd over de voortgang van de invoering van het stelsel. Dat gebeurt half jaarlijks in de voortgangsbrieven en aanvullend daarop in toetsingsdocumenten over de voortgang van het DSO zoals het zogenaamde feitenrelaas26 dat ook naar beide Kamers is gestuurd en rapport van bevindingen van de Audit Dienst Rijk27 daar op.

De Gateway Review over de implementatie van het DSO en de beleidsreactie daarop is op 1 april met uw kamer gedeeld, en is mede reden geweest om niet langer vast te houden aan de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021.

25 Kamerstukken II 2019/20, aanhangsel 2506

26 https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2019D47867&did=2019D47867

27 https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2019Z25694&did=2019D52783

[57 en 58]

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de ambtelijke inventarisatie, waar in het NRC-artikel naar wordt verwezen ten tijde van de behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet in de Eerste Kamer bekend was. Ze vragen of deze informatie met beide Kamers gedeeld had moeten worden. Ook willen ze weten hoe in de toekomst wordt gewaarborgd dat dergelijke informatie het parlement bereikt.

Deze vragen zijn eerder beantwoord naar aanleiding van vergelijkbare vragen van de leden van de PVV-fractie [8/9/10/11].

Vragen van de leden van de SP-fractie

  • [59]

    De leden van de SP-fractie vragen de regering te reflecteren op het niet toezenden van de Quick scan in relatie tot de informatieplicht van de regering aan beide Kamers en vragen de regering of zij de visie deelt dat zij met name in relatie tot behandeling van de Omgevingswet in de Eerste Kamer in gebreke is gebleven.

Deze vragen van de leden van de SP-fractie zijn reeds beantwoord bij vergelijkbare vragen [8/9/10/11] van de leden van de PVV-fractie.

  • [60]

    De leden van de SP-fractie vragen naar de behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet in de Eerste Kamer en uitspraken van de minister van Milieu en Wonen tijdens dat debat. De minister heeft in dat debat gezegd dat het DSO op schema loopt. Zij vragen op welke informatie de minister zich baseerde en wat het verschil is met de huidige informatie. Zij vragen die informatie te verstrekken.

De Kamer is geïnformeerd over de voortgang van het DSO-LV, op basis van de informatie die ten tijde van de plenaire behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet in de Eerste Kamer op 27 en 28 januari 2020 beschikbaar was. Belangrijkste bron daarbij was het zogenaamde feitenrelaas 28 dat ook naar beide Kamers is gestuurd en rapport van bevindingen van de Audit Dienst Rijk29 daar op. De minister stelde dat het DS-LV beschikbaar was voor aansluiten vullen en oefenen en daarmee het jaar 2020 benut zou kunnen worden als voorbereidings-, oefenings- en implementatiejaar.

Op het moment van de Kamerbehandeling was de Gateway Review nog niet gestart. Waar het feitenrelaas zich focust op de stand van zaken bij de ontwikkeling van de centrale component van het Digitale stelsel, gaat de Gateway Review vooral in op de implementatiekant van het stelsel. De Gateway Review en de beleidsreactie daarop is op 1 april met uw kamer gedeeld30, en is mede reden geweest om niet langer vast te houden aan de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021.

  • [61]

    De leden van de SP-fractie vragen de regering of de kosten en baten voor decentrale overheden zoals die in het verleden zijn geschetst nog reëel zijn. Zij vragen de regering hierover duidelijkheid te geven in het overzicht over de financiële aspecten van de invoering dat beloofd is voorafgaand aan behandeling van het inwerkingtredingsbesluit. Zij vragen of een transitiefonds nog steeds niet noodzakelijk is.

Op de vraag van de leden van de SP-fractie over de financiële gang van zaken wordt verwezen naar het antwoord op een vraag van de leden van de GroenLinks-fractie [33]. In dit antwoord is het proces beschreven waarin Rijk en koepels zich thans bevinden met betrekking tot de uitwerking van eerder gemaakte financiële afspraken. Op dit moment geldt dat Rijk en koepels nauw samen werken om een integraal financieel beeld van de stelselherziening op te stellen door middel van onafhankelijke onderzoeken. Dit beeld is er nu nog niet.

  • [62]

    De leden van de SP-fractie vragen wat ‘aanmelden’ betekent en waarom dit relevant is voor de voortgang.

Elk bevoegd gezag meldt zich aan voor het aansluiten op DSO-LV. Via deze aanmelding geven zij per keten door met welke techniek, met welke leverancier en op welk tijdstip zij deze aansluiting gaan realiseren. Hiermee geven zij dus ook aan dat ze aan alle voorwaarden voldoen om aangesloten te kunnen worden. Het centrale aansluitteam maakt op basis van deze informatie afspraken met leveranciers om het bevoegde gezag daadwerkelijk aan te sluiten. Deze planning maakt het mogelijk om piekmomenten te onderkennen en eventueel te spreiden.

  • [63]

    De leden van de SP-fractie vragen of de financiële kant van de invoering in de beloofde maandelijkse voortgangsbrieven over het DSO betrokken wordt.

In de maandelijkse voortgangsrapportages ligt het accent op de kwantitatieve voortgang bij het aansluiten op het DSO. De hiermee samenhangende invoeringskosten, die zowel bij het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet als de koepels en de specifieke bevoegd gezagen gemaakt worden, worden niet overkoepelend bijgehouden en worden dus niet meegenomen in deze rapportage.

De invoeringskosten maken wel deel uit van het onderzoek naar het integrale financiële beeld van de stelselherziening die Rijk en koepels laten uitvoeren. Voorafgaand aan het debat over het ontwerp van het inwerkingtredings-KB zal het parlement worden geïnformeerd over de stand van zaken in het onderzoek naar het integrale financiële beeld. In het najaar komen de definitieve resultaten hiervan beschikbaar. Deze resultaten vormen de input voor een monitoringsinstrument ten behoeve van de eerste financiële evaluatie.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

  • [64]

    [64]

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet de conclusie van de Gateway Review onderschrijft.

Net als de leden van de PvdA-fractie is het kabinet van mening dat goede implementatie van de Omgevingswet cruciaal is zodat burgers, bedrijven en publieke partners weten waar ze aan toe zijn en geborgd moet zijn dat processen goed lopen. Zoals ook in de beleidsreactie is te lezen, onderschrijft het kabinet de conclusies van de Gateway Review dat aanvullende maatregelen nodig zijn om een succesvolle implementatie van het DSO mogelijk te maken. In die beleidsreactie31 wordt aangegeven welke aanvullende maatregelen daartoe genomen worden.

  • [65]

    De leden van de PvdA-fractie vragen naar de gebeurtenissen die van invloed waren op het besluit tot uitstel van de inwerkingtreding.

Op deze achtergronden is ingegaan in de antwoorden op vragen [8/9/10/11] van de leden van de PVV-fractie.

  • [66]

    Daarnaast vragen deze leden van de PvdA-fractie of de minister een nieuwe implementatiedatum kan overleggen nu de voorgenomen datum niet haalbaar blijkt.

De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum van inwerkingtreding te komen.

  • [67]

    De leden van de PvdA-fractie vragen of de minister kan aangeven of de vertraging die de implementatie van de Omgevingswet oploopt negatieve effecten heeft op het uitvoeren van werkzaamheden door partijen die afhankelijk zijn van deze nieuwe wet. Gevraagd wordt of de minister erkent dat het wrang zou zijn dat door de problemen omtrent de wet er in deze moeilijke tijden meer onduidelijkheid kan ontstaan voor betrokken partijen. Deze leden vragen verder om inzicht te verschaffen in hoeverre bestaande procedures die op zijn gegaan in de Omgevingswet hinder kunnen ondervinden van de vertraging en of de vertraging de uitvoering van projecten door burgers, bedrijven of andere partijen belemmert.

Het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ruim voor de daarvoor voorziene datum van 1 januari 2021 aangekondigd. Daardoor zijn negatieve effecten die met het uitstel samenhangen voorkomen of in ieder geval tot een minimum beperkt. Bij het vaststellen van een nieuwe inwerkingtredingsdatum zal opnieuw goed rekening gehouden worden met de noodzaak dat zowel overheden als burgers, bedrijven en andere partijen voldoende tijd hebben om zich hierop voor te bereiden. Voor de voorbereiding van nieuwe projecten en de daarvoor benodigde procedure van besluitvorming zal het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen negatieve gevolgen hebben. Concrete (bouw)projecten kunnen onverminderd met de huidige vergunningprocedures op grond van onder meer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet natuurbescherming en de Waterwet worden gefaciliteerd. Ook kunnen op grond van de Wet ruimtelijke ordening nog bestemmingsplanprocedures worden gestart.

31 Kamerstukken II 2019/20, 33 118, nr. 139

Op grond van het overgangsrecht worden alle procedures voor bestemmingsplannen die zijn gestart voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet en alle aanvragen om een vergunning die voor dat tijdstip zijn ingediend, conform oud recht afgerond. Dat geldt ook voor de situatie waarin tijdens die procedures de Omgevingswet in werking treedt. Op lopende procedures heeft de Omgevingswet geen invloed. Die procedures zullen dus ook niet opgaan in de Omgevingswet, maar worden geheel conform oud recht afgerond. Als een dergelijke procedure leidt tot het verlenen van een vergunning, gaat die op het moment van onherroepelijk worden gelden als een omgevingsvergunning die is verleend op grond van de Omgevingswet. Hetzelfde geldt voor een vergunning die bij inwerkingtreding van de Omgevingswet al onherroepelijk is. Zo blijven bestaande vergunningen ook onder het nieuwe recht onverminderd geldig en kunnen de daarmee vergunde activiteiten onverminderd worden uitgevoerd. Een soortgelijke constructie geldt voor alle bestemmingsplannen, die van rechtswege deel gaan uitmaken van het omgevingsplan zoals dat bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht wordt. Het overgangsrecht zorgt er daarmee voor dat bestaande rechten, zoals die voortvloeien uit vergunningen en bestemmingsplannen, ongewijzigd blijven bestaan.

Bestemmingsplannen kunnen nog tot de laatste dag voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet in procedure worden gebracht. Tegelijkertijd geldt dat al vooruitlopend op die inwerkingtreding procedures voor het vaststellen van een omgevingsplan kunnen worden gestart. Zo kan de complete voorbereiding, participatie, terinzagelegging en de besluitvorming van een omgevingsplan al voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet plaatsvinden. Die kunnen dan spoedig na inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht worden.

De regering erkent dat het wrang zou zijn dat er door onduidelijkheden als gevolg van het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet problemen zouden ontstaan bij overheden, burgers, bedrijven en andere partijen. Er wordt daarom alles aan gedaan om die problemen te voorkomen, onder meer door ruim van tevoren de nieuwe inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet aan te kondigen, zodat eenieder die daarmee moet werken zich er voldoende op kan voorbereiden. Zoals hiervoor geschetst biedt verder het in de Invoeringswet Omgevingswet opgenomen overgangsrecht een flexibel stelsel waarmee voor alle partijen die zich bezighouden met de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van projecten een soepele overgang naar het nieuwe recht is gewaarborgd.

  • [68]

    Deze leden vragen of de minister kan aangeven of het uitstellen van de implementatie budgettaire consequenties heeft en hoe de minister zorgt dat financiële tegenvallers niet bij de lagere overheden terecht komen.

Deze vraag is eerder beantwoord in samenhang met vragen [27/33/34/35] van de leden van de D66-fractie en de GroenLinks-fractie. Het uitstellen van de implementatie zal bij de betrokken overheden tot extra kosten leiden. De invoeringskosten maken wel deel uit van het onderzoek naar het integrale financiële beeld van de stelselherziening die Rijk en koepels laten uitvoeren. Voorafgaand aan het debat over het ontwerp van het inwerkingtredings-KB zal het parlement worden geïnformeerd over de stand van zaken in het onderzoek naar het integrale financiële beeld. In het najaar komen de definitieve resultaten hiervan beschikbaar.

  • [69]

    De leden van de PvdA-fractie vragen of de minister duidelijk wil communiceren naar alle betrokken partijen wat de voorgenomen stappen zijn ter implementatie van de Omgevingswet. De implementatie van de Omgevingswet is een flinke opgave. Het is belangrijk om overheden te helpen door de bomen het bos te zien. Daarom is er sinds 2015 een implementatieprogramma waarin Overheden volop worden ondersteund bij de implementatie. Het Programma ADS en de koepels hebben voor de verschillende overheden roadmaps opgesteld om de verschillende stappen in de implementatie inzichtelijk te maken. Deze roadmaps zijn aan de overheden toegestuurd, en zijn ook steeds onderwerp van gesprek in bijeenkomsten.

Daarnaast is medio vorig jaar een lijst opgesteld met punten voor alle overheden waaraan ze tenminste moeten voldoen bij inwerkingtreding. Dat is voor iedere overheidslaag net even anders. Deze minimumlijst is met de overheden gedeeld, en ook met de Kamer. De VNG heeft voor de gemeenten deze minimumlijst verder uitgewerkt, zodat duidelijk is wat deze minimum vereisten vanuit de wet voor de werkprocessen van gemeenten betekenen. Ook de Gateway Review geeft belang aan van heldere communicatie over de tijdlijnen voor de implementatie, specifiek voor het DSO. Dat gaat bijvoorbeeld over helderheid wat wanneer beschikbaar komt van het DSO. Daar is opvolging aan gegeven: er is een roadmap DSO opgesteld, die gedeeld is met alle implementerende overheden en hun softwareleveranciers. Het is belangrijk dat we alle betrokken partijen gedurende de implementatie zo goed mogelijk de weg wijzen.

Vragen van de leden van de PvdD-fractie

  • [70]

    De leden van de PvdD-fractie vragen of de minister kan aangeven waarom zij in haar brief expliciet stelt dat het “niet gaat over de vraag of het stelsel inwerking treedt, maar wanneer.” Dit wordt zo gesteld omdat er nog steeds brede steun wordt gezien voor de Omgevingswet in het land en bij de bestuurlijke partners.

  • [71]

    Deze leden vragen of het klopt dat de beslissing over het wel of niet in werking laten treden van de Omgevingswet een beslissing is die niet genomen kan worden zonder de goedkeuring van de Staten-Generaal.

Een voorstel voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum wordt opgenomen in het ontwerp van het inwerkingtredings-KB dat bij beide Kamers zal worden voorgehangen. Aan de hand daarvan kan het debat over de inwerkingtreding worden gevoerd. Zonder instemming van beide Kamers kan de Omgevingswet niet in werking treden.

  • [72]

    De leden van de PvdD-fractie vragen of zonder de coronacrisis de invoeringsdatum op verantwoorde wijze gehaald zou zijn en of de minister daar een zo goed mogelijke inschatting van kan maken.

Bij vergelijkbare vragen van de leden van de GroenLinks-fractie [31] is hierop geantwoord.

[73/74]

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen op grond waarvan de minister in februari van dit jaar de Eerste Kamer nog voorhield dat er voldoende vertrouwen was dat de invoeringsdatum haalbaar was. Ze vragen naar de Quick scan die bij de ambtelijke top van het ministerie van Binnenlandse zaken zou liggen waaruit zou blijken dat de beoogde invoeringsdatum niet haalbaar zou zijn. Zij vragen waarom de Kamer niet over deze scan is geïnformeerd.

Deze vragen zijn eerder beantwoord in samenhang met vergelijkbare vragen van de leden van de PVV- fractie [8/9/10/11].

  • [75]

    De leden van de PvdD-fractie vragen of de besluitvorming in de Eerste Kamer over de Invoeringswet heeft plaatsgevonden op basis van alle beschikbare kennis.

De regering bevestigt dat de relevante kennis met de Kamer is gedeeld die nodig was voor de behandeling van het voorstel voor de Invoeringswet. De leden vragen voorts of de inwerkingtreding legitiem is. Het debat over de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet zal met beide Kamers worden gevoerd bij de voorhang van het ontwerp van het inwerkingtredings-KB. Het debat zal worden gevoerd aan de hand van de dan beschikbare en meest actuele informatie.

  • [76]

    De leden van de PvdD fractie vragen tot wanneer uitstel is te verwachten en of de minister van BZK de Kamer kan informeren over de uitkomsten van het overleg met de bestuurlijke partners.

De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een voorstel voor een nieuwe datum van inwerkingtreding te komen. Over de uitkomsten van dat overleg en de vastgestelde nieuwe datum zal ik u informeren.

  • [77]

    De leden van de Partij van de Dieren-fractie vragen of in de Quick scan wordt gesproken over een uitstel van enkele jaren. Zij vragen of een mogelijke invoering zorgvuldig moet gebeuren. Zij geven aan het wenselijk te vinden het tijdpad op de bovengrens te richten en niet op de ondergrens.

De auteur van de Quick scan kwam tot een inschatting dat bij continuering van de werkwijze van dat moment die werd gehanteerd voor de STOP-TPOD standaard en de LVBB de inwerkingtreding van de Omgevingswet pas op 2023 mogelijk zou zijn. Zoals in eerdere antwoorden op vragen [8/9/10/11] van leden van de PVV-fractie is beschreven, zijn er in januari maatregelen genomen die ertoe geleid hebben dat de STOP-TPOD standaard begin april is opgeleverd. Op dit moment is overleg gaande met bestuurlijke partners om tot een nieuw voorstel voor een inwerkingtredingsdatum te komen. Daarbij wordt gekeken naar de mate van stabiliteit van de wetgeving, de voortgang op het DSO en voortgang van de implementatie bij de bevoegde gezagen. De uitdaging is daarbij om tot voorstel voor een inwerkingtredingsdatum te komen die voldoende tijd geeft om de implementatie van het DSO en de voorbereiding op de komst van de Omgevingswet in te vullen maar ook de energie vast te houden die er nu is rondom de Omgevingswet. Zoals in het antwoord op de vorige vraag al is aangegeven is de verwachting is dat u hier in de tweede helft van mei over wordt geïnformeerd.

  • [78]

    De leden van de PvdD-fractie vragen of de minister het eens is met de uitspraak van Lieuwe Koopmans, dat het DSO het zoveelste ICT-project van de overheid is die mislukt en waar niemand regie over voert.

Het beeld dat de heer Koopmans schetst herken ik niet. Nu reeds is te zien dat het loket werkt en dat er iedere maand werkende software wordt opgeleverd. Ketentesten laten ook zien dat het werkt. Het is een illusie dat bij een groot project als dit alles goed gaat. We zijn daar ook transparant over; we hebben u eerder bericht over de STOP-TPOD standaard en houden u maandelijks op de hoogte van de voortgang. Gelukkig gaat er ook veel goed; zie wat er inmiddels allemaal staat. Het ministerie van BZK voert daar de regie op. Want ook in een stelsel met ketenverantwoordelijkheden ligt die regie bij 1 partij. Tegelijkertijd werken we aan het stelsel in intensieve samenwerking met de bevoegd gezagen die hiermee moeten gaan werken.

  • [79]

    De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering zich herkent de uitspraak van de heer Koopmans in het NRC: “Ik spreek die ambtenaren al jaren en hoor de minister in de Kamer, maar die ambtenaren zijn de baas. En zij gaan de minister echt niet vertellen dat haar eigen ministerie de zaken niet op orde heeft.”

Dit is geen herkenbaar beeld. Op de wijze waarop informatiewisselingen hebben plaatsgevonden en waarop gehandeld is rondom de ontwikkeling van de STOP-TPOD standaard is bij eerdere vragen [8/9/10/11] van leden van de PVV-fractie ingegaan.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

  • [80]

    De leden van de SGP-fractie ontvingen het signaal dat softwarebouwers aangeven dat cruciale onderdelen van het systeem nog niet beschikbaar zijn en dat het testen van software nog maanden gaat duren. Ze vragen of de minister dit signaal herkent en wat de stand van zaken is met betrekking tot de ontwikkeling van de benodigde software.

Het klopt dat er nog een wezenlijk onderdeel van het DSO nog niet helemaal af is. Dat heeft alles te maken met de al eerder gemelde vertraging van de totstandkoming van de STOP-TPOD standaard (zie antwoorden op eerdere vragen van de leden van de PVV-fractie [8/9/10/11]).

Hierdoor is de landelijke voorziening van het DSO later dan gepland gereed voor het kunnen bekend maken en beschikbaar stellen van omgevingswetbesluiten, zoals omgevingsverordeningen en omgevingsplannen. De STOP-TPOD standaard versie 1.0 is op 3 april opgeleverd en gepubliceerd en wordt dit kwartaal in de software van DSO-LV ingebouwd. De plansystemen van aansluitende overheden, zoals provincies, gemeenten en waterschappen, moeten hieraan worden aangepast. Veel softwareleveranciers van plansystemen hebben bovendien gewacht op deze laatste versie van de standaard. Dit kwam doordat met name voor gemeenten eerder nog een cruciaal onderdeel ontbrak, namelijk het kunnen muteren van omgevingsplannen. Hier wordt nauw overleg met de softwareleveranciers over gevoerd. De software voor het aansluiten op de andere onderdelen van het stelsel (zaaksystemen en regelbeheersystemen) is al beschikbaar, maar voor wat betreft het aanpassen van plansystemen aan de nieuwe landelijke voorziening gaat het inderdaad nog een aantal maanden duren. Dus ja, ik herken dit beeld. Mede naar aanleiding van de inbreng van de software leveranciers is tot uitstel overgegaan.

  • [81]

    De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een interne evaluatie heeft gemaakt van knelpunten voor invoering van de Omgevingswet. De leden van de SGP-fractie horen graag of er nog knelpunten zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de samenwerking tussen verschillende Rijksdiensten en ministeries, die niet genoemd worden in de onderhavige Kamerbrief, maar die wel relevant zijn met het oog op een goed verloop van het vervolgtraject.

De leden refereren hier aan de eerder genoemde Quick scan waarover het NRC schreef. In antwoord op vragen [8/9/10/11] van de leden van de PVV-fractie is al ingegaan op de inhoud van deze Quick scan en maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen. De samenwerking is naar aanleiding van die maatregelen verbeterd. Op dit moment zie ik dan ook geen knelpunten in de samenwerking tussen de diensten.

  • [82]

    De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze het gebruiksgemak van het DSO voor kleine MKB-ondernemers getoetst gaat worden.

Het belang van de toetsing van het gebruiksgemak wordt gedeeld met de leden van de SGP- fractie. Naar aanleiding van de motie van de leden Bisschop en Ronnes over een MKB-toets zijn met MKB-Nederland en VNO-NCW afspraken gemaakt over het oefenen met het DSO op basis van een praktijkcasus. Inzichtelijkheid en gebruiksgemak staan daarin centraal. De casus wordt momenteel voorbereid met enkele ondernemers uit de MKB-hoek. Daarna zal ook op grotere schaal met MKB-bedrijven worden geoefend. In antwoord op een vergelijkbare vraag

[5] van de leden van de VVD-fractie wordt hier nader op ingegaan.

Bijlage:

Samenvatting verkenning migratie landelijke voorzieningen

Artikel delen