Er worden geen regels meer opgenomen over de gemeentelijke regie – bijvoorbeeld over woningbouwcategorieën en inrichtingseisen – bij de inrichting van gebieden. Die regie is namelijk al mogelijk op grond van hoofdstuk 4 van de Omgevingswet. Een andere belangrijke wijziging is dat in de regeling niet meer wordt vastgelegd hoe de verdeling van de te verhalen kosten moet worden bepaald. In de regeling worden hierover doelvoorschriften opgenomen. Gemeenten krijgen daardoor meer beleidsvrijheid. Dat sluit goed aan bij het ‘Decentraal, tenzij’-principe van de Omgevingswet. Bovendien wordt de regeling zo ook geschikt voor uitnodigingsplanologie en organische gebiedsontwikkeling. Hierbij zijn de kosten van tevoren immers moeilijk in te schatten.