Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Voortgang fosfaatreductieplan 2017

Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) informeert de Tweede Kamer over de voortgang van het fosfaatreductieplan 2017 en de afspraken die hij op 24 mei 2017 heeft gemaakt met de betrokken partijen (NZO, LTO, NMV, NAJK, Nevedi en de Rabobank) over het kortingspercentage voor de derde periode in de Regeling fosfaatreductieplan 2017 en over het jongveegetal.

26 mei 2017

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over de voortgang van het fosfaatreductieplan 2017 en de afspraken die ik 24 mei jl. met de betrokken sectorpartijen (NZO, LTO, NMV, NAJK, Nevedi en de Rabobank) heb gemaakt over het kortingspercentage voor de derde periode in de Regeling fosfaatreductieplan 2017 en over het jongveegetal.

Voortgang fosfaatreductieplan 2017

Het doel van het fosfaatreductieplan 2017 is om de fosfaatproductie dit jaar weer in overeenstemming te brengen met het fosfaatproductieplafond zoals dat is opgenomen in de derogatiebeschikking. Op basis van voorlopige cijfers gaan we ervan uit dat de fosfaatproductie in 2017 met 6,6 miljoen kilogram moet worden verminderd ten opzichte van de productie in 2016. Het fosfaatreductieplan 2017 bevat een marge en beoogt een reductie van 8,2 miljoen kilogram te realiseren (Kamerstuk 33037, nr. 189).

De drie maatregelen in het fosfaatreductieplan 2017 het voerspoor melkveehouderij, de subsidieregeling beëindiging melkveehouderij en de Regeling fosfaatreductieplan 2017 zijn tot op heden te samen effectiever dan waar in de oorspronkelijke prognose rekening mee werd gehouden. Het gestelde doel, de reductieopgave van 8,2 miljoen kilogram fosfaat, is dan ook binnen bereik.

Kortingspercentage

Dit betekent echter niet dat we er al zijn. Samen met de sectorpartijen constateer ik dat het essentieel is vast te houden aan de reductieopgave van 8,2 miljoen kilogram fosfaat. Immers, we beschikken pas in juni over definitieve cijfers van het CBS over de fosfaatproductie in 2016 en we moeten rekening houden met eventuele tegenvallers die het resultaat negatief kunnen beïnvloeden. Hierover heb ik uw Kamer eerder ook geïnformeerd (Kamerstuk 33037, nr. 202).

Vanwege de overtuigende resultaten van het fosfaatreductieplan 2017 tot nu toe heb ik samen met de betrokken sectorpartijen kunnen vaststellen dat het niet nodig is om het kortingspercentage in de derde periode (juli/augustus) van de regeling fosfaatreductieplan 2017 te verhogen tot 20%, het percentage zoals dat in de regeling maximaal was voorzien. Rekening houdend met de mee- en tegenvallers zoals die op dit moment zijn te voorzien, heb ik in overleg met de sectorpartijen bepaald hoe hoog het kortingspercentage wel moet zijn om het gestelde doel te realiseren. Op basis daarvan stel ik het kortingspercentage voor de derde periode vast op 12%. We willen de melkveehouders maximale duidelijkheid geven over de inspanning die nog van hen wordt gevraagd en die nodig is om het fosfaatreductiedoel te realiseren. Daarom spreken wij de ambitie uit om dit percentage ook te hanteren in de vierde periode en vijfde periode. Mochten de monitoringsgegevens daar aanleiding toe geven, zal het kortingspercentage later dit jaar echter moeten worden bijgesteld.

Jongveegetal

Een tweede onderwerp waar ik met de betrokken sectorpartijen over heb gesproken is het jongveegetal in de fosfaatreductieregeling. Zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld, hebben de partijen mij aangegeven het effect van het jongveegetal zoals dat nu in de regeling is opgenomen te hebben onderschat (Kamerstuk 330 37, nr. 203). De partijen hebben mij een voorstel gedaan voor een alternatieve invulling van het jongveegetal.

Het voorstel van de sectorpartijen behelst het buiten werking stellen van het jongveegetal voor bedrijven die alleen vrouwelijk jongvee (ouder dan 35 dagen dat nog niet heeft gekalfd) afvoeren voor export, slacht of na sterfte. Deze bedrijven mogen vrouwelijke kalveren tot een leeftijd van 35 dagen afzetten naar bedrijven met een Nederlands UBN. Daarmee is de afzet van deze kalveren naar de vleeskalverhouderij blijvend mogelijk. Voor bedrijven die vrouwelijke dieren ouder dan 35 dagen willen afzetten in Nederland (bijvoorbeeld voor jongveeopfok) blijft het jongveegetal gelden.

Omdat de alternatieve invulling van het jongveegetal de afvoer van jongvee van melkproducerende bedrijven naar niet-melkproducerende bedrijven mogelijk maakt, wordt de fosfaatreductieregeling minder effectief. Dit zogenaamde weglekeffect is door de Wageningen Economic Research (WEcR) in beeld gebracht en meegewogen in de vaststelling van het kortingspercentage voor de derde periode van de regeling.

Bestendiging resultaten

Zoals aangegeven zijn de sectorpartijen en ik optimistisch over de mogelijkheden om de doelstelling van het fosfaatreductieplan 2017 te bereiken. Het is van belang dat het resultaat voor de rest van 2017 wordt bestendigd. Het fosfaatreductieplan 2017 voorziet hierin en we hebben afgesproken te bezien of versterking nodig en mogelijk is, zoals bijvoorbeeld via het realiseren van extra reductie in het voerspoor.

Op basis van de monitoringsresultaten, lijkt het realiseren van het doel van het fosfaatreductieplan binnen bereik te zijn. Dat is goed nieuws voor de Nederlandse melkveehouderij. Met de sectorpartijen heb ik er vertrouwen in dat we op de goede weg zijn om de fosfaatproductie dit jaar weer in overeenstemming te brengen met het fosfaatproductieplafond zoals dat is opgenomen in de derogatiebeschikking. Koershouden en niet verslappen is het devies. Dit is essentieel om in een gunstige uitgangspositie te komen om met de Europese Commissie het gesprek aan te kunnen gaan over een nieuwe derogatie. En daarmee om de kansen voor het behoud van een toekomstbestendige en duurzame melkveehouderijsector te vergroten.

Artikel delen