Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Tweede openstelling Subsidieregeling beëindiging melkveehouderij

Na een succesvolle eerste openstelling van de stoppersregeling is in mei een tweede en laatste openstelling voorzien, zo schrijft staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) in een brief aan de Tweede Kamer. Boeren kunnen 730 euro subsidie per koe krijgen wanneer zij helemaal stoppen met hun bedrijf. De regeling zal worden opengesteld van 8 tot en met 14 mei. Verwacht wordt dat de subsidieregeling in totaal maximaal 1,5 miljoen kilo fosfaatreductie oplevert, in plaats van de beoogde doelstelling van 2,5 miljoen kilo. Dit zal elders binnen het fosfaatreductieplan worden gecompenseerd. De Kamer wordt hierover op korte termijn nader geïnformeerd, naar aanleiding van de eerste kwartaalrapportage van het fosfaatreductieplan.

26 april 2017

In mijn brief van 2 maart jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 192) heb ik aangegeven dat ik een volgende openstelling van de subsidieregeling beëindiging melkveehouderij zal uitwerken na de succesvolle eerste ronde. Na overleg met het bedrijfsleven zal de regeling voor de laatste keer worden opengesteld van 8 tot en met 14 mei 2017. De regeling is vandaag gepubliceerd. Voor deze openstelling is 5 miljoen beschikbaar uit de resterende middelen van de in totaal 42 miljoen crisismiddelen uit de tweede Europese nationale envelop die voor deze subsidieregeling waren gereserveerd. De premie per melkkoe is voor deze openstelling vastgesteld op 730. Bij de vaststelling van de hoogte van de premie is, evenals in de eerste openstelling, rekening gehouden met de afname van de financiële opbrengsten van het melkveebedrijf en de vermindering van de kosten als gevolg van de afvoer van het melkvee op het bedrijf in de resterende periode in 2017.

De subsidieregeling is voor de tweede openstelling inhoudelijk op een aantal punten gewijzigd. In de tweede openstelling wordt het toegestaan om drachtige koeien als fok- en gebruiksvee te exporteren vanuit zogenoemde quarantainestallen onder de voorwaarde dat er een geldig exportcertificaat hiervoor is afgegeven door de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA). Export van fok- en gebruiksvee blijft ingevolge de Europese Transportrichtlijn niet toegestaan vanaf het moment dat de runderen niet op de bestemming zijn voordat de drachtigheidsperiode voor meer dan 90% is verstreken tot één week na het afkalven. Door export van deze hoogwaardige melkkoeien mogelijk te maken wordt voorkomen dat deze koeien na het afkalven afgevoerd moeten worden voor de slacht. Waar export van fok- en gebruiksvee wel mogelijk wordt gemaakt bij een dracht van langer dan 5,5 maand, wordt nog steeds voorkomen dat runderen die langer dan 5,5 maand drachtig zijn worden geslacht, ook in het buitenland.

In de tweede openstelling is het vanuit overwegingen van handhaving alleen toegestaan runderen, die minder dan 5,5 maanden drachtig zijn, van een stoppend melkveebedrijf naar een buitenlandse slachterij te exporteren indien dat rechtstreeks vanaf het melkveebedrijf en onder regulier toezicht van de NVWA plaatsvindt. Export van slachtrunderen die afkomstig zijn van een deelnemend melkveebedrijf vanaf verzamelcentra is niet toegestaan omdat de controle op het drachtigheidsstadium van de runderen in deze centra in de praktijk niet uitvoerbaar is. Tenslotte wordt de referentiedatum voor het aantal stuks melkvee en jongvee dat onder de subsidieregeling valt gewijzigd in het aantal dieren dat op de dag van publicatie van de openstelling in de Staatscourant (vandaag) op het bedrijf aanwezig is. Hiermee wordt ongewenste anticipatie op de subsidieregeling voorkomen.

Naast de na deze tweede openstelling bestede 42 miljoen uit de Europese nationale envelop resteert uit het oorspronkelijke budget van 50 miljoen nog 8 miljoen. Daarnaast heeft het bedrijfsleven aangegeven bereid te zijn 10 miljoen extra beschikbaar te stellen. Voor die in totaal 18 miljoen middelen, die niet onder de Europese nationale envelop vallen en daarmee niet onder soepele steunvoorwaarden, is gezocht naar een aparte grondslag in de Europese staatssteunkaders. In gezamenlijk overleg met het zuivelbedrijfsleven, Rabobank en Nevedi hebben we vastgesteld dat een staatssteunmaatregel gebaseerd op een tijdelijke crisismaatregel geen geloofwaardige en begaanbare weg is. Hierbij is van belang dat niet objectief onderbouwd kan worden dat er op dit moment sprake is van een economische crisissituatie in de Nederlandse melkveehouderij. Sinds medio 2016 is sprake van een herstel van de melkprijs op de zuivelmarkt en is er sprake van een gunstige ontwikkeling van de kostprijs ten opzichte van voorgaande jaren. Veel melkveebedrijven hebben problemen met de liquiditeitspositie, maar hiervoor is een beëindigingssubsidie niet het geschikte instrument. Verder is onze gezamenlijke inschatting dat de belangstelling voor de regeling beperkt zal zijn vanwege de beperkte maximale steun van ca. 15.000 per bedrijf die bij een extra openstelling mogelijk zou zijn. Hierdoor is de proportionaliteit van een dergelijke staatssteunmaatregel moeilijk te onderbouwen.

Ik heb met het bedrijfsleven daarnaast een staatssteunmaatregel op basis van gehele of gedeeltelijke beëindiging van de productiecapaciteit onderzocht. De belangrijkste bezwaren van deze staatssteunmaatregel zijn dat de melkinstallatie moet worden vernietigd en dat de productiecapaciteit voor de melkveehouderij definitief en onomkeerbaar moet worden beëindigd. Dit geldt niet alleen voor de melkveestallen maar ook voor gronden die thans in gebruik zijn voor de melkveehouderij. Een dergelijke voorwaarde maakt deelname aan een regeling niet aantrekkelijk. Met het bedrijfsleven heb ik geconcludeerd dat deze staatssteunmaatregel ook geen begaanbare weg is.

Het besluit af te zien van een steunmelding en notificatie van een staatssteunmaatregel heeft tot gevolg dat de beoogde doelstelling van de subsidieregeling beëindiging melkveehouderij (2,5 miljoen kilogram fosfaat) niet zal worden gehaald. Bij het volledig uitputten van de budgetplafonds van de eerste en tweede openstelling kan de fosfaatproductie met maximaal 1,5 miljoen kilogram worden gereduceerd. Het restant zal op een andere wijze binnen het fosfaatreductiepakket moeten worden gecompenseerd. Ik zal uw Kamer op korte termijn nader informeren over de stand van zaken en de eerste kwartaalrapportage van het totale maatregelenpakket fosfaatreductie.

Artikel delen

KENNISPARTNER

Pieter Kuypers

Kuypers, Pieter