Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief beantwoording nadere vragen evaluatie Natuurpact

Staatssecretaris van Dam (EZ) stuurt de Eerste Kamer een reactie op de evaluatie van het Natuurpact door het Planbureau van de Leefomgeving.

24 mei 2017

Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op de nadere vragen van uw vaste commissie voor Economische Zaken van 21 april 2017, naar aanleiding van mijn antwoordbrief van 31 maart 2017 aan uw Kamer over de evaluatie van het Natuurpact door het Planbureau van de Leefomgeving.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie constateren dat u in uw brief schrijft dat u in overleg treedt met de provincies over het tekortschietend doelbereik in de realisatie van Natura 2000 en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Onder verwijzing naar de analyse van het PBL zegt u: De provincies nemen hiervoor het initiatief. Tevens schrijft u: (...) dat de internationaal afgesproken doelen in het kader van de VHR- richtlijnen verplichtingen zijn die Nederland dient na te komen. Ligt het niet voor de hand, zo vragen deze leden, dat u zelf het initiatief neemt, gelet op uw systeemverantwoordelijkheid? Zo ja bent u voornemens hier zelf regie op te voeren qua voortgang en oplossing van de gebleken knelpunten?

Vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid voor het natuurbeleid heb ik met de provincies de afspraak gemaakt om gezamenlijk een uitwerking te maken van de aanbevelingen van het PBL. Aangezien het gaat over de uitvoering van het Natuurpact - waarin decentralisatieafspraken tussen Rijk en provincies zijn vastgelegd - ligt het voor de hand dat provincies het voortouw nemen voor het proces om te komen tot een gezamenlijk plan van aanpak. De taakverdeling tussen Rijk en provincies maakt onderdeel uit van het overleg dat ik thans met de provincies voer over de uitwerking van de aanbevelingen.

Deze leden merken eveneens op dat u aangeeft dat er internationaal geen einddatum is vastgelegd voor de verplichtingen inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn. De goede milieu- en water-condities die voorwaardelijk zijn aan het scheppen van de juiste leefomstandigheden voor de bedoelde biodiversiteit zijn, onder andere, wel gebonden aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water, die Nederland tot 2027 ruimte biedt om hieraan te voldoen. Dit is ook het referentiekader waaraan het PBL vasthoudt. Bent u het eens met deze constatering, vragen de leden van de PvdA-fractie? Zo niet, wat is uwopvatting ten aanzien van de bereikte doelrealisatie (qua omvang en qua milieu- en watercondities) van het Natuurnetwerk Nederland in 2028?

Het PBL is bij de ex ante evaluatie uitgegaan van het jaar 2027 omdat dit de tijdhorizon is voor de realisatie van de ambities van het Natuurpact. In deze periode willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Bij het sluiten van het Natuurpact is de periode tot en met 2027 ook gekozen omdat deze aansluit op de einddatum van de Kaderrichtlijn Water. Dit vergroot de mogelijkheden om maximale synergie te bereiken tussen natuur- en watermaatregelen.

GroenLinks

Op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie waarom u op geen enkele wijze inhoudelijk ingaat op de evaluatie en de kritische kanttekeningen van het PBL antwoordt u dat u eerst met de provincies tot een gezamenlijk plan wil komen voor de uitvoering van de aanbevelingen van het PBL. Het initiatief voor een gesprek hierover ligt bij de provincies, zo stelt u. Dit antwoord verbaast deze leden opnieuw. Het Rijk draagt immers de verantwoordelijkheid om de internationale verplichtingen van de Vogel- en Habitat richtlijn na te komen. Deze leden constateren dat met het huidige beleid deze plannen niet worden gerealiseerd. Immers, huidige plannen en beleid leiden tot een doelbereik van maximaal 65% in 2027, zodoende ontbreekt nog 35%. Deze leden zijn blij dat u bevestigt dat Nederland de internationale verplichtingen in het kader van de VHR- richtlijnen dient na te komen, maar vervolgens missen zij actie van u op dit punt. Om het volledige doel waar Nederland aan moet voldoen te realiseren, zijn extra beleid en financiële middelen nodig. Het PBL geeft aan dat de 35% die nog mist vooral buiten het Natuurnetwerk zal moeten worden gerealiseerd. Eveneens zal daarvoor de landbouw moeten verduurzamen, en het GLB moeten vergroenen. Bent u het met deze leden eens dat verduurzaming van de landbouw in eerste instantie rijksbeleid betreft? Welke extra maatregelen voorziet u nog op dit punt? Bent u het met deze leden eens dat er extra financiële middelen nodig zijn om investeringen buiten het Natuurnetwerk en in verduurzaming van de landbouw mogelijk te maken? Welke voorstellen doet u hiertoe?

Voor de verduurzaming van de landbouw is het rijksbeleid een belangrijke factor. Echter ook andere partijen hebben hier invloed op. Bijvoorbeeld de provincies hebben mogelijkheden om verduurzaming van de landbouw te stimuleren. Ik acht het daarom wenselijk hierin bij de uitwerking van de aanbevelingen van het PBL samen op te trekken.

In mijn brief van 31 maart jl. aan uw Kamer heb ik reeds aangegeven dat ik voor de zomer in een brief aan de Tweede Kamer zal aangeven welke scenarios ik zie voor de verdere ontwikkeling van natuurinclusieve landbouw en welke consequenties dit heeft.

In uw brief schrijft u dat we op de goede weg zijn. Deze leden kunnen dit niet rijmen met de kritische evaluatie van het PBL, waarin diverse zorgen worden geuit en belemmeringen benoemd voor het realiseren van het Natuurnetwerk, en het via het Natuurpact beoogde doelbereik van 65% in 2027. Belemmeringen zoals het niet meewerken van grondeigenaren en tekortkomingen in agrarische zelfrealisatie omdat het moeilijk is de fysieke ingrepen ecologisch goed uit te voeren. Ziet u een rol voor uzelf weggelegd om bij te dragen aan het oplossen van deze problemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke rol wilt u op u nemen?

Zoals ik in mijn brief van 31 maart jl. aan uw Kamer heb aangegeven, ben ik inderdaad van mening dat we op de goede weg zijn, omdat als gevolg van het huidige en voorgenomen natuur-, water- en stikstofbronbeleid de verwachting is dat de biodiversiteit gaat toenemen en daarmee sprake is van een trendbreuk. Dit laat onverlet dat er nog veel inspanningen uitgevoerd zullen moeten worden en belemmeringen weggenomen om de te verwachten 65% doelbereik (en meer) voor landnatuur te kunnen halen. Zoals ik in het antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie heb aangegeven, ben ik daarover in gesprek met de provincies.

Deze leden merken op dat u de conclusie over het tekort in het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid onderschrijft, maar geen maatregelen toezegt. U verwijst naar het gesprek dat er gaat komen met de provincies en het plan van aanpak. Bent u het eens met deze leden dat versterking van deze maatschappelijke betrokkenheid om extra investering vraagt? Bent u bereid hiervoor financiële middelen te zoeken?

Zoals ik in mijn brief van 31 maart jl. reeds aangaf, is de vermaatschappelijking van het natuurbeleid onder meer tot uiting gekomen via green deals en andere maatschappelijke initiatieven. Het PBL heeft geconstateerd dat de ambities op het vlak van maatschappelijke betrokkenheid niet zijn uitgewerkt in concrete doelen en beleidsstrategieën. Met de provincies ben ik in gesprek over de verdere vormgeving hiervan. Op de uitkomsten van dat gesprek kan ik niet vooruitlopen.

In uw brief van 31 maart 2017 verwijst u, voor een vraag naar maatregelen om de forse afname van weidevogels in Nederland tegen te gaan, naar een brief die u op 17 maart naar de Tweede Kamer stuurde, als antwoord op de motie-Grashoff- Leenders. U erkent in deze brief aan de Tweede Kamer de urgentie en schrijft dat er snel extra maatregelen nodig zijn. Deze leden vragen wanneer u met extra maatregelen en geld voor het redden van de weidevogels komt.

De uitvoering van de motie van Grashoff/Leenders over een nationaal plan van aanpak voor weidevogels is onlangs door de Tweede Kamer controversieel verklaard (34 707, nr. 1). Op 2 november 2016 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop ik binnen de mogelijkheden van de begroting inzet op verbetering van het weidevogelbeheer (33 576, nr. 92). Aanvullend hierop heb ik u op 17 maart 2017, ter uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (33 450 XIII, nr.98), een aantal scenarios gezonden. In elk scenario heb ik concrete doelen voor weidevogels geformuleerd en aangegeven welke extra maatregelen en financiering noodzakelijk zijn om deze doelen te realiseren. Het is aan het nieuwe kabinet om te besluiten over extra inzet ten behoeve van de weidevogels.

Artikel delen