Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De eerste uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over PAS

Op 1 juli 2015 wijzigde de Natuurbeschermingswet 1998. Op die datum werd het Programma voor de Aanpak van Stikstof in die wet opgenomen. Bij het verlenen van vergunningen voor projecten of andere handelingen of bij het opstellen van plannen moet beoordeeld worden of niet ook een natuurbeschermingsvergunning nodig is. Dat was voor 1 juli 2015 ook al zo, maar sinds die datum moet de beoordeling en verlening van vergunningen volgens de regels van het programma verlopen. Bijna een jaar later druppelt de eerste rechtspraak van de Afdeling binnen. Wat leert die ons.

J.H.B. (Erik) Averdijk 20 juni 2016

Het programma voor de aanpak van stikstof (PAS) is opgesteld om te voorkomen dat de depositie van stikstof op Natura 2000 gebieden verder toeneemt. Van de ongeveer 160 Natura 2000 gebieden in Nederland zijn er 118 overbelast. De stikstofdepositie op deze gebieden moet omlaag. Met het PAS probeert de regering dat te bereiken. Hoe het PAS precies werkt wordt in deze bijdrage niet uitgelegd. Daarvoor wordt verwezen naar een andere bijdrage. Deze bijdrage gaat over de vraag hoe de Afdeling oordeelt over de eerste zaken waarin het PAS een rol speelde. Uit die uitspraken volgt dat het PAS bij de vaststelling van bestemmingsplannen nog voor de nodige problemen zorgt.

Bestemmingsplan

Heeft een bestemmingsplan mogelijk een significant negatief effect op een Natura 2000 gebied, dan moet een passende beoordeling en plan-mer worden gemaakt. In slechts enkele gevallen bestaat een uitzondering op die verplichting. Voor een vast te stellen bestemmingsplan moet in kaart worden gebracht wat de feitelijke depositie in de referentiesituatie is. Dat is de depositie van de bestaande legale situatie ten tijde van de vaststelling. Alle stikstofemmissies en depositie van de feitelijke en legale activiteiten zijn het ijkpunt. Illegale activiteiten of niet-benutte ontwikkelingen horen daar niet bij. Vervolgens moet worden berekend wat de effecten van het vast te stellen plan zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met de feitelijke werkzaamheden als gevolg van de uitvoering van het plan, alle afwijkings- en verruimingsmogelijkheden en de nieuwe ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Daar vallen ook illegale activiteiten die worden gelegaliseerd onder alsook de niet-benutte ontwikkelingsmogelijkheden. Wordt dit niet of onvoldoende onderzocht, dan loopt het plan risico te sneuvelen.

In een uitspraak van de Afdeling over een bestemmingsplan in Glane nam de gemeente de toegestane stikstofdepositie uit de Nbw-vergunning op in een bestemmingsplanvoorschrift. Daarbij werd niet het aantal en de soort dieren opgenomen en ook niet het kenmerk en de datum van de vergunning. Het bestemmingsplan laat dus alleen een stikstofdepositie toe. Hierdoor zou de vergunninghouder ook andere dieren en andere aantallen kunnen houden dan is vergund. Het plan ging onderuit.

Het bestemmingsplan voor de aanleg van een weg in Ede voorziet in een prioritair project. In termen van het PAS betekent dat dat er voor dit project ontwikkelingsruimte is toegekend. De gemeenteraad verwijst daarom voor de passende beoordeling naar de passende beoordeling die voor het PAS zelf is gemaakt. De voorzitter van de Afdeling schorst het bestemmingsplan, omdat de gemeenteraad er niet zonder meer vanuit mag gaan dat deze ontwikkelingsruimte ook aan het project zou worden toegekend.

De gemeenteraad van Zijpe doet hetzelfde voor de Kustzone Petten. Dit is geen prioritair project. Ook nu had de gemeenteraad niet zomaar naar het PAS mogen verwijzen en wordt het bestemmingsplan geschorst.

Als deze twee uitspraken van de voorzitter van de Afdeling in ogenschouw worden genomen, dan lijkt het erop dat de Afdeling mogelijk van mening is dat een bestemmingsplan pas kan worden vastgesteld op het moment dat de vereiste ontwikkelingsruimte is toegekend of is verzekerd. Dat is echter niet altijd mogelijk, omdat het PAS niet voorziet in een Nbw-vergunning voor de vaststelling van een bestemmingsplan. Die vergunning kan pas worden verleend als voor de in het bestemmingsplan afzonderlijk opgenomen projecten of andere handelingen een Nbw-vergunning wordt aangevraagd en blijkt dat er nog ontwikkelingsruimte is. Dit kan leiden tot een patstelling. Het gebruik maken van de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan biedt mogelijk een oplossing. Aan het einde van 2016 behandelt de Afdeling deze zaken inhoudelijk. Dan zal ook meer over het PAS duidelijk worden.

Melding

Het PAS kent een systeem van vergunningplichtige, meldingsplichtige en vergunningvrije projecten. Voor projecten met een depositie van minder dan 1,0 mol/ha/jr. geldt een meldingsplicht. De voorzitter van de Afdeling heeft in een uitspraak uitgemaakt dat de acceptatie van een melding die op grond van het PAS wordt gedaan geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is.

Vergunningvrij

Projecten of andere handelingen met een depositie onder 0,05 mol/ha/jr. zijn vergunningvrij. Een veehouder die voor een uitbreiding een vergunning vroeg zag die geweigerd, omdat het PAS inmiddels inwerking was getreden en het project een vergunningvrije depositie kende van minder dan 1,0 mol/ha/jr. De Afdeling was het daarmee eens.

ECLI:NL:RVS:2014:3763

(bestemmingsplan Buitengebied Asten)

ECLI:NL:RVS:2016:1362

(bestemmingsplan vleesstierenhouderij)

ECLI:NL:RVS:2016:1230

(bestemmingsplan Ede, Parklaan)

ECLI:NL:RVS:2016:1229

(bestemmingsplan Kustzone Petten)

ECLI:NL:RVS:2016:3491

(melkveehouderij Geesteren)

ECLI:NL:RVS:2016:538

(pluimveehouder Noord-Brabant)

Artikel delen