Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBLIM:2017:8580

1 september 2017

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/237240 / KG ZA 17-328

Motivering van het vonnis in kort geding van 11 augustus 2017

in de zaak van

de publiekrechtelijke rechtspersoon DE PROVINCIE LIMBURG,

zetelend te Maastricht,

eiseres in conventie, verweerster in reconventie,

advocaat mr. B.S. ten Kate,

tegen

[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 1] ,

2. [gedaagde in conventie sub 2],

beiden wonend te [woonplaats]

gedaagden in conventie,

gedaagde sub 1 tevens eiser in voorwaardelijke reconventie,

hierna gezamenlijk in het mannelijk enkelvoud aangeduid als: [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ,

advocaat mr. R.Ph.E.M. Cratsborn.

De procedure

1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 30 juni 2017, met producties,

  • de brief van 4 juli 2017 van de Provincie, met productie,

  • de voorwaardelijke eis in reconventie d.d. 9 juli 2017, met producties,

  • het verzoek van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] tot wraking van de behandelend rechter van 10 juli 2017,

  • de beslissing van de wrakingskamer van 21 juli 2017 (met kenmerk 237973 / HARK 17-159), waarbij de wraking niet is gehonoreerd,

  • de brief van 24 juli 2017, met aanpassing van de voorwaardelijke reconventionele vordering, met producties, ter vervanging van de eerdere voorwaardelijke eis in reconventie,

  • het verzoek van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] tot wraking van de behandelend rechter van 25 juli 2017,

  • de beslissing van de wrakingskamer van 8 augustus 2017 (met kenmerk 238690 / HARK 17-174), waarbij de wraking niet is gehonoreerd en waarbij is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de procedure niet meer in behandeling zal worden genomen,

  • de wijziging van eis van 9 augustus 2017,

  • de mondelinge behandeling van 10 augustus 2017 met de pleitnota’s van beide partijen.

Ten slotte is vonnis bepaald op 11 augustus 2017, waarbij is bepaald dat de motivering op een later moment wordt aangevuld.

2. Het geschil

De Provincie vordert na wijziging van eis, samengevat, om:

I. gedaagden te veroordelen om de sub 4 van de dagvaarding genoemde perceelgedeelten met de hunnen en al het hunne binnen 1 uur na betekening van het vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en deze perceelgedeelten aan de Provincie in gebruik te geven en te dulden dat deze perceelgedeelten door de Provincie voorafgaand aan de inschijving van het vonnis van de rechtbank d.d. 8 februari 2017 worden gebruikt ter uitvoering van het werk waarvoor onteigend is en na gereedkomen van het werk in gebruik worden genomen.

II. primair: de Provincie te machtigen om, zo gedaagden daarmee in gebreke mochten blijven, de ontruiming zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm, en te gelasten dat de kosten ter uitvoering van deze machtiging ten laste komen van gedaagden,

subsidiair: te bepalen dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom van € 5.000,- verschuldigd zullen zijn voor iedere dag, een gedeelte van een dag als een gehele dag te rekenen, dat zij in gebreke zijn met het volledig voldoen aan het sub I gevorderde.

2.2.De Provincie legt aan de vordering ten grondslag dat zij spoedeisend belang heeft bij en recht heeft op de gevraagde voorzieningen, omdat het vonnis van8 februari 2017, waarbij gronden van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] zijn onteiegnd, onherroepelijk is geworden, en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] op oneigelijke gronden en misbruik makend van (proces)recht en bevoegdheden uitstel forceert van de descente, waarvan het proces-verbaal noodzakelijk is voor de inschrijving van het onteigeningsvonnis en derhalve voor de eigendomsoverdracht van het onteigende. Bij het werk ten behoeve waarvan onteigend wordt, bestaat een groot maatschappelijk belang. Door het uitstel komt de planning ervan, met name de werkzaamheden ten behoeve van de verlegging van de gasleiding door de Gasunie in het gedrang. Als de Gasunie niet vóór oktober 2017 haar werkzaamheden kan afronden, loopt het werk forse vertraging op waardoor schade ontstaat en het werk niet volgens plan kan worden opgeleverd.

2.3. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] vordert in voorwaardelijke reconventie, voor het geval dat enige vordering van de Provincie geheel of gedeeltelijk zal worden toegewezen, samengevat, dat de voorzieningenrechter, de Provincie:

a. a) zal verbieden om middellijk of onmiddellijk actie te (doen) ondernemen ter zake de eigendommen van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] behorend tot kasteel Reijmersbeek c.q. de daartoe blijkens de akte van 1809 behorende gronden aan te tasten, te betreden of ter zake actie anderszins te (doen) ondernemen tot in hoogste instantie onherroepelijk zal zijn beslist omtrent de competentie van de Nederlandse rechter ter zake deze eigendommen alsook omtrent de inhoud en strekking van zijn rechten ter zake deze eigendommen,

b) zal veroordelen tot vrijwaring van iedere middellijke en/of onmiddellijke aantasting, betreding, actie of anderszins zijdens, in opdracht van of door toedoen van de Provincie en/of door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] niet aan de Provincie en/of haar opdrachtnemers toegelaten aantasting, betreding of actie anderszins van kasteel Reijmersbeek en daartoe blijkens de akte van 1809 behorende gronden c.q. de te onteigenen eigendommen van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] behorend tot Reijmersbeek c.q. daartoe blijkens de akte van 1809 behorende gronden,

c) zal veroordelen om, alvorens enige actie ter zake de eigendommen van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] behorend tot kasteel Reijmersbeek te ondernemen, volledig moet zijn voldaan aan de voor de realisering en ingebruikneming van het project “Buitenring” ter plaatse geldende voorwaarden zoals gesteld in A) de Nbw vergunning, B) de uitspraak van de Raad van State ter zake de Reijmersbekerweg 28 en C) het onteigeningsvonnis van 8 februari 2017,

d) zal veroordelen tot betaling van een dwangsom ad € 50.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de Provincie handelt in strijd met de veroordelingen sub a) en/of sub b) en/of sub c).

2.4. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] legt aan de vordering ten grondslag dat zolang niet onherroepelijk is beslist op het tegen het onteigeningsvonnis van 8 februari 2017 ingestelde hoger beroep, waarbij een beslissing moet worden gegeven over de rechten die voortvloeien uit de akte van 1809, het landgoed Reijmersbeek gevrijwaard dient te blijven van elke inbreuk door derden. Daarnaast legt [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] aan de vordering ten grondslag dat de Provincie eerst dient te voldoen aan een aantal uit de wet en de uitspraken van de Raad van State en de rechtbank voortvloeiende verplichtingen. Omdat zij dat nu niet doet, handelt de Provincie onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] .

2.5.De partijen voeren over en weer verweer.

De beoordeling

in conventie

De spoedeisendheid en de wijziging van eis.

3.1.De planning van de Provincie hield vanzelfsprekend rekening met de vermoedelijke termijn van een cassatieberoep tegen het vonnis van 8 februari 2017. Omdat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] uiteindelijk geen gebruik heeft gemaakt van het rechtsmiddel dat de Onteigeningswet hem biedt, heeft de Provincie haar planning van het werk mogen en kunnen aanpassen en aldus kunnen vervroegen. Omdat de werkzaamheden tot het verleggen van de drukleiding door de Gasunie gebonden zijn aan het stookseizoen, dat van oktober tot april loopt, en dit het eerste werk is dat verricht zal moeten worden alvorens de daadwerkelijke aanlegwerkzaamheden aan het snelwegtracée kunnen aanvangen, en het eerder opleveren van de snelweg in het algemeen belang is, is alleen daarom al het spoedeisend belang gegeven.

Met de, schriftelijke en tijdig kenbaar gemaakte, eiswijziging wordt beoogd om binnen 1 uur na betekening van het vonnis tot tenuitvoerlegging ervan over te kunnen gaan in plaats van na de aanvankelijk gevorderde termijn van 2 dagen na betekening.

De Provincie heeft met verdere pogingen om uitstel te bewerkstelligen van de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in haar planning geen rekening hoeven en maar deels rekening kunnen houden. De spoedeisendheid is door de proceshouding van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] alleen maar urgenter geworden. Hij heeft ook geen kenbaar bezwaar noch verweer tegen de eiswijzing gevoerd. De eiswijziging zal dan ook worden toegestaan

De onherroepelijkheid van het vonnis van 8 februari 2017.

3.3.Artikel 52 Onteigeningswet luidt als volgt:

1. Tegen het vonnis wordt geen hooger beroep toegelaten.

2. De voorziening in cassatie moet binnen twee weken na de uitspraak plaats hebben.

3. Zij geschiedt door eene verklaring ter griffie der regtbank, die het vonnis heeft gewezen.

Artikel 53 lid 1 Onteigeningswet luidt voor zover relevant:

Deze verklaring wordt binnen zes weken na afloop van de in het vorige artikel genoemde termijn van twee weken met een uiteenzetting van de gronden waarop het cassatieberoep berust, bij of aan de tegenpartij bezorgd of betekend en gaat vergezeld van een oproepingsbericht. […].

Artikel 54l lid 1 Onteigeningswet

Tegen het vonnis, waarbij overeenkomstig artikel 54i de onteigening is uitgesproken of waarbij nadien een voorschot is vastgesteld, staat het rechtsmiddel open van beroep in cassatie. De artikelen 52 en 53 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de in artikel 53, eerste lid, genoemde termijn slechts twee weken bedraagt.

Het vonnis van 8 februari 2017 is gewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 54i Ow. Krachtens artikel 54l lid 1 Ow is artikel 52 Ow van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor betekening van de cassatieverklaring slechts twee weken bedraagt. Omdat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft nagelaten zijn cassatieverklaring samen met de cassatiedagvaarding met de in aanmerking nemen van de termijn van twee weken te betekenen aan de Provincie, moet de voorzieningenrechter ervan uitgaan dat het vonnis in kracht van gewijsde is en derhalve onherroepelijk is, zoals overigens ook volgt uit de door de griffier van de rechtbank afgegeven verklaring van 5 april 2017.

Omdat er een adequaat rechtsmiddel heeft opengestaan tegen het vonnis van 8 februari 2017, hoeft er niet alleen geen rekening meer mee te worden gehouden dat de fundamentele rechten of rechtsbeginselen waarvan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gewag maakt in het kader van het door hem ingestelde hoger beroep van 8 mei 2017 tegen dat vonnis, zullen leiden tot - de door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] verwachte - doorbreking van het appelverbod, laat staan een toewijzing van de vordering. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] had immers in cassatie alle mogelijke middelen en zeker de door hem omschreven (beweerdelijk fundamentele) grieven kunnen instellen tegen het vonnis.

Het beroep heeft ook en in weerwil van het ontbreken van een uitvoerbaar bij voorraad verklaring geen schorsende werking. Het geëigende rechtsmiddel, waar schorsende werking van zou zijn uitgegaan, is immers ongebruikt gebleven. Het zou tegen het systeem van de wet en in strijd met de rechtszekerheid zijn als dergelijke aspecten van het instellen van een rechtsmiddel zouden kunnen “herleven” enkel door het instellen van een ander rechtsmiddel.

3.5.Voor zover [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt dat hij op grond van een akte uit het begin van de 19e eeuw rechten kan doen gelden of dat de voorzieningenrechter niet bevoegd zou zijn om kennis te nemen van het geschil terzake de vervroegde ingebruikname van de hem nog in eigendom toebehorende percelen, wijst de voorzieningenrechter dat van de hand. Niet alleen is deze stelling niet verder onderbouwd, maar ook had deze kwestie in cassatie aan de orde gesteld kunnen worden, nu in het vonnis van 8 februari 2017 er kennelijk een [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] onwelgevallige beslissing op is genomen.

De belangenafweging.

De vordering van de Provincie strekt ertoe dat zij vooruitlopend op de uitvoering van een onherroepelijk onteigeningsvonnis de beschikking krijgt over gronden, omschreven in de dagvaarding en productie 19, die aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in eigendom toebehoren.

Voor de daadwerkelijke eigendomsoverdracht en levering daarvan is inschrijving van het vonnis tot onteigening en het proces-verbaal van descente nodig. Alleen de descente moet nog plaatsvinden. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft de descente van 20 juni 2017, nadat een uitstelverzoek van hem was afgewezen, verhinderd door het wraken van de rechter-commissaris. De descente staat nu gepland op 29 augustus 2017. De eigendom zal bij het doorgaan van die descente normaliter pas half september/begin oktober 2017 kunnen overgaan. De Provincie stelt - samengevat - dat de werkzaamheden van de Gasunie buiten het stookseizoen moeten plaatsvinden, dat dat bij een normale procedure, waarin de descente in juni 2017 dus gewoon was doorgegaan, prima nog dit jaar had gekund, omdat zij de eigendom dan tijdig zou hebben verkregen, maar dat zij door de aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] te wijten vertraging die eigendom nog niet heeft verkregen en dat nu een vervroegd - vóór de eigendomsovergang - gebruik van de gronden noodzakelijk is ter voorkoming van hoge maatschappelijke kosten. Zolang de gasdrukleiding niet is verlegd, kan niet worden aangevangen met de aanleg van het op de gronden van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] geplande werk. Door de aanleg van de aansluiting op de A76 zal de doorstroming van het verkeer worden bevorderd en zal de leefbaarheid in zeven gemeenten, worden vergroot. Het gaat daarbij om de verkeersveiligheid (minder en betere aansluitingen zorgen voor doorstroming, minder afremmen en optrekken) en de verbetering van lucht- en geluidskwaliteit. Daarnaast zullen door een vervroegde uitvoering besparingen kunnen worden gerealiseerd.

3.7. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt bevreesd te zijn voor schade aan het landgoed Reijmersbeek, dat zo hij stelt van hoge culturele en monumentale waarde is. Hij stelt – kort weergegeven – dat er geen enkele waarborg is dat de situatie niet wordt verstoord. Niet alleen vreest hij voor het in het ongerede raken van allerlei voorzieningen, maar ook dat een juiste taxatie door de verstoring niet meer mogelijk is. Voorts vreest hij dat door de uit te voeren werkzaamheden de natuurlijke omstandigheden, zoals bodemhoogte en watervoorziening, tot schade aan het landgoed en de aanwezige gebouwen leiden. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt ook dat hij zijn pachters door het vervroegd gebruik van de gronden voor de uitvoering van het werk, niet het pachtgenot kan verschaffen waartoe zij gerechtigd zijn.

Op grond van het dossier en het ter zitting besprokene blijkt dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] zelf zijn gronden niet in gebruik heeft en is voldoende aannemelijk dat de Provincie met de betreffende pachters reeds een regeling heeft getroffen.

Daarnaast is ter zitting uitdrukkelijk toegezegd dat de Provincie als eerste activiteit de toestand van de percelen uitgebreid zal documenteren en dat de natuurwaarden zullen worden opgenomen, een en ander dus vóórdat de Gasunie met haar werk aanvangt. Daarnaast is ter zitting door de vertegenwoordiger van de Gasunie gemotiveerd, aan de hand van een duidelijke plattegrond, uitgelegd dat het werk voor de gasdrukleiding minimale impact zal hebben: er hoeven geen bomen te worden gerooid, er hoeven geen opstallen (schuur, ligstal e.d.) te worden afgebroken, en daar waar zaken “in de weg staan” zullen deze worden opgelicht en na het leggen van de leiding weer in de oude toestand worden teruggebracht.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat tegenover de belangen die de Provincie benoemt en die allen zonder meer als gerechtvaardigd moeten worden beschouwd, voorop staat het recht van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] om in beginsel over zijn eigendom te kunnen beschikken zoals het hem goeddunkt. Dat recht is evenwel (al lang niet meer) absoluut, omdat hij die rechten nog maar beperkt kan uitoefenen. De onteigening is immers onafwendbaar – de eigendomsoverdracht zal op korte termijn worden gerealiseerd - en met de pachters heeft de Provincie reeds een overeenkomst gesloten. Verder gebruikt [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] de percelen zelf feitelijk niet en beoogt hij dat ook niet.

Ten aanzien van het belang van het landgoed Reijmersbeek als geheel en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ’ vrees dat schade zal worden toegebracht die niet verdisconteerd is of zal worden in de schadeloosstelling, overweegt de voorzieningenrechter dat deze enkele vrees geen beschermwaardig belang vormt in de context van de vervroegde ingebruikname. Niet alleen is onvoldoende geconcretiseerd dat en welke schade met welke omvang zich zal voordoen, maar ook is onvoldoende onderbouwd dat een vooropname door de Provincie onvoldoende waarborg zou zijn. De Provincie heeft ter zitting toegezegd dat zij vóór daadwerkelijke ingebruikname een adequate beschrijving en inventarisatie zal opstellen, terwijl aannemelijk is dat de werkzaamheden van de Gasunie tot een relatief geringe verstoring zullen leiden. Een dergelijke vastlegging en inventarisatie is overigens ook in haar eigen belang, gelet op de aankomende descente en de mogelijke consequenties als later een en ander niet meer is te reconstrueren in het kader van een eventuele aansprakelijkstelling. Het spreekt immers voor zich en het dient ook uitgangspunt te zijn dat de gevolgen van de vervroegde ingebruikneming, die niet al zijn verdisconteerd, voor rekening en risico de Provincie zullen zijn. Ter zitting is dit overigens ook uitdrukkelijk opgemerkt door de Provincie. Bovendien zullen de daadwerkelijke aanlegwerkzaamheden van de weg ook niet eerder kunnen aanvangen dan nádat de werkzaamheden ten behoeve van de gasleiding zijn voltooid. Ter zitting is duidelijk geworden dat het werk door de Gasunie (pas) wordt opgeleverd op 27 september 2017. Gelet op de geplande descente op 29 augustus 2017 die (ook) noodzakelijk is voor de inschrijving van het vonnis en de daadwerkelijke eigendomsoverdracht, is de vrees voor verstoring, althans voor de onmogelijkheid van een adequate opname, ook niet navolgbaar. Met de Provincie is de voorzieningenrechter van oordeel dat de Onteigeningswet een kader met voldoende waarborgen biedt om [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ’ visie op de schadeloosstelling aan de orde te stellen.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het belang van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] bij het voortgezet ongestoord eigendom niet opweegt tegen het belang van de Provincie bij het vervroegde ingebruikneming daarvan. Gevorderd is ook dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] moet overgaan tot ontruiming, hetgeen aanzienlijk belastender is dan het alleen dulden, maar ter zitting is gebleken dat er geen ontruiming nodig is omdat er niets valt te ontruimen..

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen, als in het dictum.

3.11. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in conventie hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de Provincie. De kosten worden tot op heden begroot op:

  • exploot van dagvaarding € 101,11

  • griffierecht € 618,00

  • salaris advocaat € 816,00

totaal € 1.535,11.

De rente zal worden toegewezen als in het dictum bepaald.

in reconventie

3.12.De voorzieningenrechter wijst de vordering onder a en c af onder verwijzing naar de overwegingen en de beslissing in conventie.

3.13.De vordering onder b dient te worden afgewezen om de enkele reden dat deze declaratoir van aard is en daarvoor in kort geding geen plaats is.

3.14. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van de Provincie. De kosten worden tot op heden begroot op € 816,00.

De beslissing

De voorzieningenrechter

in conventie

4.1.veroordeelt gedaagden om de sub 4 van de dagvaarding genoemde perceelgedeelten, zoals nauwkeurig weergegeven in productie 19, met de hunnen en al het hunne binnen één uur na betekening van dit vonnis ontruimd te houden en deze perceelgedeelten aan de Provincie in gebruik te geven en te dulden dat deze perceelgedeelten door de Provincie voorafgaand aan de inschijving van het vonnis van de rechtbank d.d. 8 februari 2017 worden gebruikt ter uitvoering van het werk waarvoor onteigend is en na gereedkomen van het werk in gebruik worden genomen.

4.2.bepaalt dat gedaagden een dwangsom van € 5.000,00 verschuldigd zullen zijn voor elke dag, een gedeelte van een dag als een gehele dag te rekenen, dat zij in gebreke zijn met het volledig voldoen aan onder 5.1,. met een maximum van € 300.000,00,

4.3.veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 1.535,11, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de 15e dag na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening,

4.4.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

4.5.wijst het meer of anders gevorderde af,

in reconventie

4.6.wijst de vorderingen af,

4.7.veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in de kosten van het geding, aan de zijde van de Provincie tot op heden begroot op € 816,00,

4.8.verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en in het openbaar uitgesproken.n

type: EvB

Artikel delen